15.11 Grenzen
gebruikt is voor het configureren van een limiet, de limiet niet automatisch bijge-
werkt wordt. Als de functie gewijzigd is, wordt dit aangegeven door een pictogram
a
om de limiet bij te werken met de huidige ori¨ e ntatie van de functie. Het pictogram
is.
Veiligheidsmodus Gebruik het vervolgkeuzemenu rechts van het scherm Eigenschappen
gereedschapsgrens om de veiligheidsmodus voor de gereedschapsori¨ e ntatiegrens
te selecteren. De beschikbare opties zijn:
De geselecteerde veiligheidsmodus wordt door een pictogram weergegeven in de
overeenkomstige weergave in het scherm Veiligheidsgrenzen. Als de veilig-
heidsmodus is ingesteld op Uitgeschakeld wordt er geen pictogram weergege-
ven.
Effect Uitvoering van het programma wordt afgebroken wanneer de afwijking
van de gereedschapsori¨ e ntatie op het punt staat de ingevoerde maximum afwij-
king minus de tolerantie te overschrijden (zie 15.3), als het doorgaat te bewegen
langs het voorspelde traject. Merk op dat het minteken weergegeven bij de toleran-
tiewaarde slechts daar is om aan te geven dat de tolerantie wordt afgetrokken van
de werkelijke ingevoerde waarde. Het veiligheidssysteem zal een categorie 0-stop
uitvoeren indien de afwijking van de gereedschapsori¨ e ntatie de limiet overschrijdt
(zonder tolerantie).
Versie 3.1
(rev. 18026)
dat over de functiekiezer geplaatst wordt. Klik op de knop
wordt ook weergegeven als de geselecteerde functie uit de installatie verwijderd
Uitgeschakeld
Normaal
Verminderd
Normaal &Verminderd
Gereedschapsgrens is nooit actief.
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus
Normaal is, is de gereedschapsgrens actief.
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus Ver-
minderd is, is de gereedschapsgrens actief.
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus
Normaal of Verminder is, is de gereedschapsgrens
actief.
II-107
naast de kiezer
CB3