94
1-4. Antidiefstalsysteem
∗
Alarm
Het alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een
inbraakpoging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
● Een vergrendeld portier of vergrendelde achterklep wordt op een
andere manier ontgrendeld of geopend dan met de instapfunctie of
de afstandsbediening. (De portieren zullen automatisch opnieuw
worden vergrendeld.)
● Als de motorkap wordt geopend.
● Indien aanwezig, signaleert de inbraaksensor een beweging in de
auto. (Iemand dringt de auto binnen.)
Inschakelen van het alarmsysteem
Sluit de portieren en de achterklep
en vergrendel alle portieren met
de instapfunctie of de afstandsbe-
diening. Na 30 seconden wordt
het systeem automatisch inge-
schakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra
het controlelampje niet meer con-
stant brandt maar knippert.
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gedeacti-
veerd.
● Ontgrendel de portieren met de instapfunctie of de afstandsbedie-
ning.
● Schakel het hybridesysteem in. (Het alarm wordt na enkele secon-
den gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
∗
: Indien aanwezig