394
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Zoemer
Wanneer een obstakel wordt gesignaleerd, klinkt de zoemer.
● Wanneer u een obstakel nadert, klinkt de zoemer met steeds kor-
tere tussenpozen. Wanneer het obstakel zeer dichtbij is, klinkt de
zoemer niet langer met tussenpozen (korte piepsignalen), maar
continu (lang piepsignaal).
• De afstand tot het obstakel dat door de hoeksensor voor is gesig-
naleerd, is ongeveer 35 cm of minder
• De afstand tot het obstakel dat door de zijsensor voor of de zij-
sensor achter is gesignaleerd, is ongeveer 30 cm of minder
• De afstand tot het obstakel dat door de sensor voor is gesigna-
leerd, is ongeveer 35 cm of minder
• De afstand tot het obstakel dat door de hoeksensor achter is
gesignaleerd, is ongeveer 35 cm of minder
• De afstand tot het obstakel dat door de sensor achter is gesigna-
leerd, is ongeveer 35 cm of minder
● Wanneer een obstakel door meerdere sensoren tegelijkertijd wordt
gesignaleerd, klinkt de zoemer overeenkomstig de kortste afstand
tot het obstakel.
● Wanneer er gelijktijdig obstakels aan de voor- en achterzijde van de
auto worden gesignaleerd, klinken er afzonderlijk zoemers met ver-
schillende zoempatronen overeenkomstig de afstand tot elk obsta-
kel.
Het volume en de timing van de zoemer kan worden gewijzigd.
(→Blz. 672)