32
1-1. Voor een veilig gebruik
Veilig rijden
Om veilig te kunnen rijden, moet u de stoel in de juiste positie
zetten en de spiegels afstellen voordat u gaat rijden.
De juiste houding achter het stuur
Pas de hoek van de rugleuning
1
zo aan dat u rechtop zit en niet
voorover hoeft te leunen om te
kunnen sturen. (→Blz. 211)
Pas de zitting zo aan dat u de
2
pedalen helemaal kunt intrap-
pen en dat uw armen licht
gebogen zijn bij de ellebogen
wanneer u het stuurwiel vast-
houdt. (→Blz. 211)
Vergrendel de hoofdsteun met het midden zo dicht mogelijk bij de
3
bovenkant van uw oren. (→Blz. 216)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste wijze. (→Blz. 34)
4
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen. (→Blz. 34)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
(→Blz. 54)
Afstellen van de spiegels
Zorg ervoor dat u goed achteruit kunt kijken door de binnen- en bui-
tenspiegels op de juiste wijze af te stellen. (→Blz. 221, 223)