WAARSCHUWING
■
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
●
Plaats een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje alleen op de voor-
stoel als het niet anders kan. Als er een
zitje waarin het kind met het gezicht in
de rijrichting zit op de voorpassagiers-
stoel wordt geplaatst, moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren worden
geschoven. Als dat niet gedaan wordt,
kan er ernstig letsel ontstaan als de air-
bags geactiveerd worden.
●
Laat een kind niet met het hoofd of een
ander lichaamsdeel tegen het portier
leunen of tegen dat deel van de stoel,
de voor- of achterstijlen of de dakzijrails
leunen waarin de side airbags of de cur-
tain airbags zijn ondergebracht, ook niet
als het kind in een baby- of kinderzitje
zit. Anders kan het kind ernstig letsel
oplopen als bij een aanrijding de side
airbags of de curtain airbags worden
geactiveerd.
●
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen.
●
Gebruik een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de grootte van
het kind en plaats dit op de achterstoel.
●
Als het kinderzitje niet goed gemon-
teerd kan worden omdat de bestuur-
dersstoel in de weg zit, moet het
kinderzitje rechts achterin (auto's met
linkse besturing) of links achterin (auto's
met rechtse besturing) worden gemon-
teerd. (→Blz. 64, 72)
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
61
1