Pagina 2
Overzicht Zoeken op afbeelding Veiligheid Zorg ervoor dat u deze leest en beveiliging Het aflezen van de meters en tellers, het interpreteren Instrumenten- van de verschillende waarschuwingslampjes en paneel indicatoren, enz. Bediening van Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen elk onderdeel vóór het rijden, enz.
Pagina 3
INHOUDSOPGAVE Ter informatie .........8 Instrumentenpaneel Over deze handleiding ....12 Zoekmethoden ......13 Overzicht ........14 Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel ..102 Veiligheid en beveiliging Waarschuwingslampjes en controlelampjes..111 Hoofdscherm..... 118 1-1. Voor een veilig gebruik Multi-informatiedisplay ..127 Voordat u gaat rijden ...30 Head-up display ....159 Veilig rijden ......32 Energiemonitor/ Veiligheidsgordels....34...
Pagina 4
Openen van de tankdop..292 Stuurwiel ......219 4-5. Gebruik van de Binnenspiegel ....221 ondersteunende systemen Buitenspiegels ....223 Toyota Safety Sense..297 3-5. Openen en sluiten van de PCS (Pre-Crash Safety- ruiten en het schuifdak systeem) ......306 Elektrisch bedienbare LDA (Lane Departure ruiten........226...
Pagina 5
INHOUDSOPGAVE 5-4. Gebruik van de overige Voorzieningen in het voorzieningen in het interieur interieur Overige voorzieningen 5-1. Gebruik van de in het interieur ....493 airconditioning en de • Zonnekleppen ....493 achterruitverwarming • Make-upspiegels... 493 Automatische • Accessoire- airconditioning ....466 aansluitingen494 Stoelverwarming ....477 •...
Pagina 6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud 7-2. Stappen die genomen moeten worden in een Voorzorgsmaatregelen noodgeval bij zelf uit te voeren onderhoud en controles...517 Als uw auto moet worden gesleept ......580 Motorkap......520 Als u denkt dat er iets Plaatsen van een mis is.......
Pagina 7
Alfabetische index ......686 Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een multimedia- systeem de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor meer informatie over de onderstaande uitrusting. • Navigatiesysteem • Audio-/videosysteem • Handsfree-systeem • Toyota Parking Assist Monitor (voor mobiele telefoon)
Pagina 9
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe- ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Pagina 10
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige. Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-...
Pagina 11
Vernietigen van uw Toyota De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemica- liën. Wanneer uw auto wordt vernietigd terwijl de airbags en/of de gordel- spanners nog intact zijn, kan tijdens de vernietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het airbagsysteem en de gor-...
Pagina 12
WAARSCHUWING ■ Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaar- digheid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördi- natie, waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Pagina 13
Over deze handleiding WAARSCHUWING: Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in ernstig letsel wanneer de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen. OPMERKING: Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in schade of storingen aan de auto of de uitrusting wanneer de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen.
Pagina 14
Zoekmethoden Zoeken op naam ■ • Alfabetische index ... Blz. 686 Zoeken op montagepositie ■ • Overzicht ....Blz. 14 Zoeken symptoom ■ geluid • Wat moet u doen als... (Problemen oplossen) ........ Blz. 682 Zoeken op titel ■ • Inhoudsopgave.... Blz. 2...
Pagina 15
Overzicht Overzicht ■ Exterieur Portieren........Blz. 181 Vergrendelen/ontgrendelen .
Pagina 16
Overzicht Ruitenwissers ........Blz. 286 Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter... . . Blz. 461 Voorzorgsmaatregelen bij wassen in een wasstraat (auto's met ruitenwissers met regensensor) .
Pagina 17
Overzicht ■ Dashboard (auto's met linkse besturing) Startknop ........Blz. 259 Starten van het hybridesysteem/wijzigen van de modi .
Pagina 30
Veiligheid en beveiliging 1-1. Voor een veilig gebruik Voordat u gaat rijden ...30 Veilig rijden ......32 Veiligheidsgordels....34 SRS-airbags ......39 Belangrijke voorschriften in verband met uitlaatgassen .....50 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Aan/uit-schakelaar airbag ..51 Rijden met kinderen in de auto......53 Baby- en kinderzitjes ...54 1-3.
Pagina 31
1-1. Voor een veilig gebruik Voordat u gaat rijden Vloermat Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de juiste wijze op de vloerbedekking. Steek de klemhaken (clips) in de ringen in de vloermat.
Pagina 32
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst ● Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer- matten. ● Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Pagina 33
1-1. Voor een veilig gebruik Veilig rijden Om veilig te kunnen rijden, moet u de stoel in de juiste positie zetten en de spiegels afstellen voordat u gaat rijden. De juiste houding achter het stuur Pas de hoek van de rugleuning zo aan dat u rechtop zit en niet voorover hoeft te leunen om te kunnen sturen.
Pagina 34
1-1. Voor een veilig gebruik WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden. Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen. ●...
Pagina 35
1-1. Voor een veilig gebruik Veiligheidsgordels Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veilig- heidsgordel dragen. Juist gebruik van de veiligheidsgordels ● Trek de schoudergordel zo ver naar buiten dat de gordel goed tegen de schouder aan ligt en niet van de schouder af glijdt of tegen de nek aan ligt.
Pagina 36
1-1. Voor een veilig gebruik Afstellen van de hoogte van het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel (voorstoelen) Duw het schouderbevestigings- Ontgrendelknop punt omlaag terwijl u de ont- grendelknop indrukt. Duw het schouderbevestigings- punt omhoog. Zet het bovenste bevestigingspunt in de gewenste positie en laat het los als u een klik hoort.
Pagina 37
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als de tweede persoon een kind is. ● Toyota beveelt aan dat kinderen op de achterstoel plaatsnemen en altijd op de juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het baby- of kin- derzitje.
Pagina 38
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt en moet worden vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-...
Pagina 39
Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet gedraaid is. Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa- rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun- dige als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Pagina 40
1-1. Voor een veilig gebruik SRS-airbags De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij aanrijdingen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken samen met de veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken. ◆...
Pagina 41
1-1. Voor een veilig gebruik Onderdelen van het SRS-airbagsysteem Sensoren frontale aanrijding Side airbags Waarschuwingslampje SRS en Curtain airbags controlelampje PASSENGER Sensoren aanrijding opzij AIR BAG (achter) Aan/uit-schakelaar airbag Positiesensor bestuurders- Voorpassagiersairbag stoel Sensoren aanrijding opzij (voor) Bestuurdersairbag Sensoren aanrijding opzij (voor- Knie-airbag bestuurder portier) Airbag-ECU...
Pagina 42
Gebruik de veilig- heidsgordels nooit voor baby's of kleine kinderen, maar zet hen goed vast in een baby- of kinderzitje. Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kinde- ren op de achterstoelen plaatsnemen en op de juiste wijze vastzitten. Ach-...
Pagina 43
1-1. Voor een veilig gebruik WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen airbags ● Ga niet op het puntje van de stoel zitten en leun niet op het dashboard. ● Laat een kind niet op de voorpassa- giersstoel staan of bij een voorpassa- gier op schoot zitten. ●...
Pagina 44
1-1. Voor een veilig gebruik WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags ● Bevestig niets aan en laat niets rusten tegen componenten als het dashboard, de bestuurdersairbag of het onderste deel van het dashboard aan bestuur- derszijde. Dergelijke voorwerpen kunnen als een projectiel worden gelanceerd als de bestuurdersairbag, de voorpassagiers- airbag en de knie-airbags worden geac- tiveerd.
Pagina 45
Als de delen van de auto waarin airbags ondergebracht zijn, zoals het stuurwielkussen en de bekleding van de voor- en achterstijlen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een erkende Toyota-dea- ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 46
1-1. Voor een veilig gebruik ■ Als de SRS-airbags worden geactiveerd ● U kunt lichte schaafplekken, brandwonden, kneuzingen, e.d. oplopen als gevolg van de zeer hoge snelheid waarmee de SRS-airbags worden geacti- veerd door hete gassen. ● Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij. ●...
Pagina 47
1-1. Voor een veilig gebruik ■ Omstandigheden waarbij de SRS-airbags geactiveerd kunnen worden, anders dan bij een aanrijding De airbags voor, de side airbags en de curtain airbags kunnen ook geacti- veerd worden bij zware stoten tegen de onderkant van de auto. Zie de afbeel- ding voor een aantal voorbeelden.
Pagina 48
1-1. Voor een veilig gebruik ■ Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de curtain airbags mogelijk niet geactiveerd worden De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrij- dingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waar- bij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
Pagina 49
In de volgende gevallen kan controle en/of reparatie van de auto nodig zijn. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel- ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 50
1-1. Voor een veilig gebruik ● Bij krassen, scheuren of andere bescha- digingen in het deel van de voor- en ach- terstijl en de daklijstbekleding met de curtain airbags.
Pagina 51
Als u uitlaatgassen ruikt in de auto, zelfs als de achterklep gesloten is, moet u de zijruiten openzetten en de auto zo snel mogelijk laten nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 52
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Aan/uit-schakelaar airbag Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgescha- keld. Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel gebruikt wordt. Controlelampje PASSENGER AIR BAG Het controlelampje ON gaat bran- den als het airbagsysteem is inge- schakeld (alleen als het contact AAN staat).
Pagina 53
Informatie over controlelampje PASSENGER AIR BAG Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 54
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Rijden met kinderen in de auto Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als er kinderen in de auto aanwezig zijn. Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
Pagina 55
● Wij raden het gebruik van een origineel baby- of kinderzitje van Toyota aan, aangezien deze in het gebruik veiliger is in deze auto. De originele baby- of kinderzitjes van Toyota zijn speciaal gemaakt voor auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij een Toyota- dealer.
Pagina 56
● Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat past bij het gewicht en de lengte van het kind en dat op de achterstoel is geplaatst. In ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als zij op de achterstoelen op de juiste wijze vast- zitten dan als zij op de voorstoel zitten.
Pagina 57
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Baby- en kinderzitjes Plaats het beschikbare baby- of kinderzitje in de auto nadat u de vol- gende zaken hebt gecontroleerd. Normen voor baby- en kinderzitjes ■ Gebruik een baby- of kinderzitje dat voldoet aan de ECE R44 - of 1, 2 ECE R129...
Pagina 58
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Gewichtsgroep (alleen ECE R44) ■ Deze gewichtsgroeptabel is nodig bij het controleren van de geschiktheid van de baby- en kinderzitjes. Controleer de geschikt- heid van baby- en kinderzitjes overeenkomstig de tabel. (→Blz. 62, 70). Het baby- of kinderzitje dat voldoet aan de ECE R44-norm is opge- deeld in 5 groepen op basis van het gewicht van het kind.
Pagina 59
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Plaatsingsmethodes baby- of kinderzitje ■ Controleer aan de hand van de bij het baby- of kinderzitje bijgeslo- ten handleiding de plaatsing van het zitje. Blad- Plaatsingsmethode zijde Bevestiging met Blz. 62 veiligheidsgordels Bevestiging met ISOfix-bevestigings- Blz. 69 systeem Bevestiging met bevestigings-...
Pagina 60
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Bij gebruik van een baby- of kinderzitje Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst op de voorpas- ■ sagiersstoel Plaats voor de veiligheid van het kind een baby- of kinderzitje op een achterstoel. Als het plaatsen van een zitje op de voorpassa- giersstoel onvermijdelijk is, stel dan de stoel als volgt af en plaats het baby- of kinderzitje.
Pagina 61
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen WAARSCHUWING ■ Bij gebruik van een baby- of kinderzitje Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel als de aan/uit- schakelaar voor de airbag in stand ON...
Pagina 62
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen WAARSCHUWING ■ Bij gebruik van een baby- of kinderzitje ● Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje alleen op de voor- stoel als het niet anders kan. Als er een zitje waarin het kind met het gezicht in de rijrichting zit op de voorpassagiers- stoel wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden...
Pagina 63
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Baby- of kinderzitje vastgezet met een veiligheidsgordel ◆ Controleren van mogelijke plaatsingsposities en gewichts- groep voor baby- of kinderzitjes met veiligheidsgordel. Controleer de desbetreffende [gewichtsgroep] aan de hand van het gewicht van het kind (→Blz. 57) (Voorbeeld 1) Bij een gewicht van 12 kg, [gewichtsgroep 0+] (Voorbeeld 2) Bij een gewicht van 15 kg, [gewichtsgroep I] Controleer en selecteer de juiste plaatsingspositie voor het baby-...
Pagina 64
Tegen de rijrichting 1, 2 TOYOTA DUO+ 9 - 18 kg In de rij- richting geplaatst 1, 2 TOYOTA KIDFIX XP SICT II, III 1, 2 1, 2 (Kan op de ISOFIX- 15 - 36 kg bevestigingen wor- den gemonteerd.) Verklaring van lettercodes in de bovenstaande tabel: X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
Pagina 65
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen : Zet de rugleuning zo veel mogelijk rechtop. Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan. : Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of kinderzitje hindert.
Pagina 66
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ● Indien bij het plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kinderzitje er een opening aanwezig is tussen het kin- derzitje en de rugleuning, stel de rugleuning dan af totdat het zitje en de rugleuning goed contact maken. schouderbevesti- gingspunt van de veiligheids- gordel...
Pagina 67
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ● Wanneer een TOYOTA KIDFIX XP SICT wordt gebruikt, past u de ISOfix-koppelingen en de hoofdsteun als volgt aan: Vergrendel de ISOfix-kop- pelingen in de tweede ver- grendelstand vanaf volledig uitgetrokken stand. Zet de hoofdsteun in de...
Pagina 68
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Voer veiligheidsgordel door het baby- of kinderzitje en steek de gesp in de gor- delsluiting. Controleer of de gordel niet gedraaid is. Maak veiligheidsgordel goed vast aan het baby- of kinder- zitje aan de hand van de bij- gesloten handleiding.
Pagina 69
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige: blokkeerclip voor baby- of kinderzitje (onderdeelnr.
Pagina 70
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Baby- of kinderzitje vastgezet met een ISOfix-bevestigings- systeem ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby- of kinderzitje) ■ Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn lage bevestigings- punten aanwezig. (Merktekens geven aan waar de bevesti- gingspunten zich in de stoelen bevinden.) Controleren van de gewichtsgroep en grootteklasse voor ECE ■...
Pagina 71
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Tabel m.b.t. geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes ■ (baby- of kinderzitje vastgezet met ISOfix (ECE R44)) ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “grootteklassen”. Overeenkomstig deze “grootteklassen” mag u het zitje gebruiken op de in de onderstaande tabel aangegeven zitposi- tie.
Pagina 72
Passa- Buitenste Middelste giersstoel Reiswieg — Minder dan 10 kg TOYOTA MINI TOYOTA MIDI Minder dan 13 kg — TOYOTA MIDI 9 - 18 kg TOYOTA DUO+ TOYOTA MIDI TOYOTA MIDI Verklaring van lettercodes in de bovenstaande tabel: Zitpositie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
Pagina 73
● Verstel bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de achter- stoelen de voorstoel zodanig dat deze niet in aanraking komt met het kind of het baby- of kinderzitje. ● Wanneer een TOYOTA MINI- of TOYOTA MIDI-zitje wordt gebruikt, past u de steunpoot en de ISOfix-koppelingen als volgt aan: Vergrendel de ISOfix-kop- pelingen bij nr.
Pagina 74
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Tabel m.b.t. geschiktheid i-Size baby- en kinderzitjes vastgezet ■ met ISOfix (ECE R129) Als uw baby- of kinderzitje een “i-Size” zitje is, kunt u het plaatsen op de in de onderstaande tabel aangegeven posities i-U. De categorie van baby- of kinderzitjes staat in de handleiding van het baby- of kinderzitje.
Pagina 75
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby- of ■ kinderzitje) Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten handleiding. Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de plaatsing van het baby- of kinderzitje hindert. Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
Pagina 76
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Gebruik van een bevestigingssteun (bovenste gordel) Bevestigingssteunen (bovenste gordel) ■ De buitenste zitplaatsen achter Bovenste gordel zijn voorzien van bevestigings- steunen. Gebruik de bevestigingssteu- nen bij het vastmaken van de bovenste gordel. Bevestigingssteunen Bovenste gordel vastmaken aan de bevestigingssteun ■...
Pagina 77
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Bevestig de bovenste gordel stevig en controleer of de gordel niet gedraaid is.
Pagina 78
1-3. Hybridesysteem Kenmerken hybridesysteem Uw auto is een hybridevoertuig. De eigenschappen van uw auto zijn anders dan die van conventionele auto's. Zorg ervoor dat u de eigenschappen van uw auto goed leert kennen en gebruik de functies voorzichtig. Bij het hybridesysteem werken een benzinemotor en een elek- tromotor (tractiemotor) samen, afhankelijk van de rijomstandig- heden, om het brandstofverbruik en de uitstoot van uitlaatgas- sen te verminderen.
Pagina 79
1-3. Hybridesysteem ◆ Bij stilstand/tijdens wegrijden Wanneer de auto stilstaat, wordt de benzinemotor uitgeschakeld*. Bij het wegrijden wordt de auto aangedreven door de elektromotor (tractiemotor). Bij het rijden met lage snelheid of bij het afrijden van een flauwe helling wordt de benzinemotor uitgeschakeld* en wordt de elektromotor (tractiemotor) ingeschakeld.
Pagina 80
30 minuten of 16 km met de auto wordt gereden. Als het batterijpakket (tractiebatterij) volledig ontladen raakt en u het hybridesysteem niet meer kunt starten, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 81
De benzinemotor stopt mogelijk niet, ook niet als de auto door het batterijpak- ket (tractiebatterij) wordt aangedreven. Als dit een paar dagen aanhoudt, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 82
1-3. Hybridesysteem Voorzorgsmaatregelen hybridesysteem Wees voorzichtig met het hybridesysteem, aangezien dit een hoogspanningssysteem (max. ongeveer 600 V) is en onderdelen bevat die extreem heet worden als het hybridesysteem in wer- king is. Volg de aanwijzingen op de waarschuwingslabels op. De afbeelding dient slechts ter illustratie en wijkt mogelijk af van de werkelijkheid.
Pagina 83
Neem voor het herstarten van het hybridesys- teem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 84
Mogelijk start het hybridesysteem niet. Probeer in dit geval het systeem opnieuw te starten. Neem als het controlelampje READY niet gaat branden contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 85
1-3. Hybridesysteem WAARSCHUWING ■ Voorschriften voor het omgaan met hoogspanning Deze auto heeft zowel hoogspanningssystemen (wissel- en gelijkspanning) als een 12V-systeem. Beide hoogspanningssystemen (wissel- en gelijk- spanning) zijn zeer gevaarlijk en kunnen zeer ernstig letsel, ernstige brand- wonden en elektrische schokken veroorzaken. ●...
Pagina 86
1-3. Hybridesysteem WAARSCHUWING ■ Waarschuwingen voor het geval de auto bij een ongeval betrokken raakt Neem de volgende voorschriften in acht om de kans op ernstig letsel te beperken: ● Duw of sleep uw auto indien mogelijk van de weg, activeer de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P en schakel het hybridesysteem uit.
Pagina 87
Wanneer uw auto moet worden afgevoerd, dient het batterijpakket te worden afgevoerd door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als het batte- rijpakket niet op de juiste manier wordt afgevoerd, kan dit elektrische...
Pagina 88
Als “Maintenance Required for Hybrid Battery Cooling Parts at Your Dealer” (onderhoud bij dealer vereist voor koelonderdelen batterijpakket) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven, zit het filter mogelijk verstopt. Laat het filter reinigen of vervangen door een erkende Toyota-dealer of her- steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 89
1-4. Antidiefstalsysteem Startblokkering De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transpon- derchips die voorkomen dat het hybridesysteem gestart kan worden met een sleutel die niet in een eerder stadium is geregis- treerd in de computer van de auto. Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Pagina 90
1-4. Antidiefstalsysteem ■ Verklaring voor de startblokkering...
Pagina 93
1-4. Antidiefstalsysteem OPMERKING ■ Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan de juiste werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
Pagina 94
1-4. Antidiefstalsysteem ∗ Supervergrendeling Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgren- delen van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk te maken. Auto's die met dit systeem zijn uit- gerust, zijn voorzien van labels op de ruiten van de beide voorportie- ren.
Pagina 95
1-4. Antidiefstalsysteem ∗ Alarm Het alarm Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een inbraakpoging wordt gedetecteerd. Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de volgende omstandigheden geactiveerd: ● Een vergrendeld portier of vergrendelde achterklep wordt op een andere manier ontgrendeld of geopend dan met de instapfunctie of de afstandsbediening.
Pagina 96
1-4. Antidiefstalsysteem ■ Onderhoud van het systeem De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem. ■ Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergrende- Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en dief- stal te voorkomen. ●...
Pagina 97
1-4. Antidiefstalsysteem ■ Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling In de volgende gevallen worden, afhankelijk van de situatie, de portieren automatisch vergrendeld om potentiële indringers buiten de auto te houden: ● Wanneer een in de auto achtergebleven persoon het portier ontgrendelt en het alarm wordt geactiveerd.
Pagina 98
1-4. Antidiefstalsysteem Inbraaksensor (indien aanwezig) De inbraaksensor signaleert indringers of een beweging in de auto. Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een opti- male beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gega- randeerd. Inschakelen van de inbraaksensor ■...
Pagina 99
1-4. Antidiefstalsysteem ■ Als de melding waarin u wordt gevraagd of u de inbraaksensor wilt uit- schakelen niet wordt weergegeven De melding wordt mogelijk niet weergegeven als er een andere melding wordt weergegeven. Zet in dat geval het contact AAN, volg de instructies op het display en zet het contact weer UIT.
Pagina 100
Spuit geen luchtverfrisser of andere producten rechtstreeks in de openingen van de sensoren. ● Als u andere accessoires installeert dan originele Toyota-onderdelen of wanneer u voorwerpen achterlaat tussen de bestuurdersstoel en de stoel van de voorpassagier, werkt de inbraaksensor mogelijk minder goed.
Pagina 102
Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel ...102 Waarschuwingslampjes en controlelampjes ..111 Hoofdscherm .....118 Multi-informatiedisplay ..127 Head-up display....159 Energiemonitor/ verbruiksscherm ....165...
Pagina 103
2. Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel Het grote instrumentenpaneel is voorzien van 2 LCD-schermen waarop informatie, zoals de voertuigconditie, de rijstatus en het brandstofverbruik, wordt weergegeven. Lay-out instrumentenpaneel De eenheden die op het display zijn aangegeven, kunnen per model/type verschillend zijn. Hoofdscherm (→Blz. 118) Op het hoofdscherm wordt basisinformatie met betrekking tot het rijden weer- gegeven, zoals de rijsnelheid en de resterende hoeveelheid brandstof.
Pagina 104
2. Instrumentenpaneel Waarschuwingslampjes en controlelampjes (→Blz. 111) De waarschuwingslampjes en controlelampjes gaan branden of knipperen om problemen met de auto aan te geven of de bedrijfsstatus van systemen in de auto weer te geven. Klok (→Blz. 108) Handelingen met betrekking tot het instrumentenpaneel De bedieningstoetsen voor het instrumentenpaneel op het stuurwiel kunnen worden gebruikt om tussen de verschillende schermen te schakelen en om de instellingen van functies die worden weergege-...
Pagina 105
2. Instrumentenpaneel Regelbare instrumentenverlichting Auto's met linkse besturing Als op de toetsen wordt gedrukt, verandert de verlichting van het instrumentenpaneel als volgt. De te selecteren helderheid van het instrumentenpaneel hangt af van het al dan niet branden van de achterlichten en de helderheid van het omge- vingslicht.
Pagina 106
2. Instrumentenpaneel Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumen- tenpaneel om de helderheid van de verlichting van het instrumen- tenpaneel aan te passen. Donkerder Helderder Druk als het aanpassen is voltooid om terug te keren naar het vorige scherm. Informatie automatisch weergegeven Bepaalde informatie wordt automatisch weergegeven overeenkomstig de bediening van de startknop, de voertuigconditie, enz.
Pagina 107
2. Instrumentenpaneel Na het tanken (indien aanwezig) ■ Als na het tanken het contact AAN wordt gezet, wordt het instelscherm voor de benzine- prijs* weergegeven multi-informatiedisplay. Stel na het tanken de benzine- prijs altijd zo in, dat de functie “Eco Savings” (eco-besparing) (→Blz.
Pagina 108
2. Instrumentenpaneel Als het contact UIT wordt gezet (auto's met inbraaksensor) ■ Het selectiescherm voor het in-/ uitschakelen van de inbraaksen- sor wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay. (→Blz. 97) Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld ■ Vanaf het moment dat het hybridesysteem wordt gestart totdat het wordt uitgeschakeld, worden de verstreken tijd, de afgelegde afstand, het gemiddelde brandstofverbruik en de Eco Score (→Blz.
Pagina 109
2. Instrumentenpaneel Klok afstellen U kunt de tijd instellen via het scherm (→Blz. 152) van het multi- informatiedisplay. Instellen van de tijd ■ Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumen- tenpaneel op het scherm en selecteer Druk op om de cursor weer te geven. Druk op van de bedieningstoetsen van het...
Pagina 110
2. Instrumentenpaneel ■ Tellers en display worden verlicht als Het contact AAN staat. ■ Instellen van de helderheid van het instrumentenpaneel (→Blz. 104) ● De te selecteren helderheid van het instrumentenpaneel hangt af van het al dan niet branden van de achterlichten en de helderheid van het omgevings- licht, zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Pagina 111
2. Instrumentenpaneel ■ LCD-scherm Op het scherm kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit ver- schijnsel is kenmerkend voor LCD-schermen en u kunt het scherm zonder problemen blijven gebruiken. ■ Pop-updisplay Bij sommige functies, zoals de rijmodusselectieschakelaar of de airconditio- ning, is de weergave van pop-updisplays op het multi-informatiedisplay gekoppeld aan de bediening.
Pagina 112
2. Instrumentenpaneel Waarschuwingslampjes en controlelampjes De waarschuwingslampjes en controlelampjes informeren de bestuurder over de status van de diverse systemen in de auto. Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes brandend afgebeeld.
Pagina 113
2. Instrumentenpaneel Waarschuwingslampjes Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de systemen van de auto. Waarschuwingslampjes Bladzijde Waarschuwingslampje remsysteem (rood) Blz. 587 Waarschuwingslampje remsysteem (geel) Blz. 587 Laadstroomcontrolelampje Blz. 587 Waarschuwingslampje lage oliedruk Blz. 588 Motorcontrolelampje Blz. 588 Waarschuwingslampje SRS Blz.
Pagina 114
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uit- gaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 116
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uit- gaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 117
Wanneer de BSM-indicatoren in de buitenspiegels niet gaan branden of niet uitgaan, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Als dit gebeurt, laat de auto dan controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-...
Pagina 118
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige als dit gebeurt.
Pagina 119
2. Instrumentenpaneel Hoofdscherm Op het hoofdscherm wordt basisinformatie weergegeven, zoals de rijsnelheid en de resterende hoeveelheid brandstof. U kunt de weergegeven informatie aan de persoonlijke voorkeur aanpas- sen. Informatie op display (auto's zonder RSA [Road Sign Assist] en snelheidsbegrenzer) Enkelvoudig scherm Split screen : Raadpleeg Blz.
Pagina 120
2. Instrumentenpaneel Snelheidsmeter Geeft de rijsnelheid weer Brandstofmeter Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is Buitentemperatuur Geeft de buitentemperatuur aan binnen het bereik -40°C tot 50°C. De temperatuurweergave knippert gedurende ongeveer 10 seconden wanneer de buitentemperatuur tot ongeveer 3°C (37°F) of lager daalt, en stopt vervolgens met knipperen.
Pagina 121
2. Instrumentenpaneel Informatie op display (auto's met RSA [Road Sign Assist] en/of snelheidsbegrenzer) De eenheden die op het display zijn aangegeven, kunnen per model/type verschillend zijn.
Pagina 122
2. Instrumentenpaneel Snelheidsmeter Geeft de rijsnelheid weer Brandstofmeter Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is Buitentemperatuur Geeft de buitentemperatuur aan binnen het bereik -40°C tot 50°C. De temperatuurweergave knippert wanneer de buitentemperatuur onge- veer 3°C (37°F) of lager is en wordt weer normaal wanneer de temperatuur 5°C (41°F) of hoger wordt.
Pagina 123
2. Instrumentenpaneel Schakelen tussen de weergave van de kilometerstand en de weergave van het gemiddelde brandstofverbruik Telkens wanneer wordt ingedrukt, wijzigt de weergave van de kilometerstand en het brandstofverbruik in de volgende volgorde van 1 t/m 6. Weergave kilometerstand Weergave gemiddeld brand- stofverbruik Nadat 1 t/m 6 zijn weergegeven, wordt 1 weer weergegeven.
Pagina 124
2. Instrumentenpaneel Weergave gemiddeld Weergave kilometerstand brandstofverbruik Gemiddeld brandstofverbruik ODO (kilometerteller) sinds laatste reset Totale kilometerstand Gemiddeld brandstofverbruik sinds laatste reset Gemiddeld brandstofverbruik TRIP A (dagteller A) TRIP A Kilometerstand sinds laatste Gemiddeld brandstofverbruik reset sinds TRIP A is gereset Gemiddeld brandstofverbruik TRIP B (dagteller B) TRIP B...
Pagina 125
2. Instrumentenpaneel Wijzigen van de weergavemodus (auto's zonder RSA [Road Sign Assist] en snelheidsbegrenzer) Voor het hoofdscherm kan gekozen worden tussen het enkelvoudige scherm en het split screen. Als het split screen wordt geselecteerd, kunnen naast de inhoud van het enkelvoudige scherm verschillende soorten informatie op een subscherm worden weergegeven.
Pagina 126
2. Instrumentenpaneel Druk op van de bedieningstoetsen instrumentenpaneel en selec- teer het subscherm. Als het subscherm is geselecteerd, wordt weergegeven op het subscherm. Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumen- tenpaneel om het weer te geven item te selecteren. Een van de volgende 3 items kan worden weergegeven.
Pagina 127
● Wanneer - of E wordt weergegeven, is het systeem mogelijk defect. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 128
2. Instrumentenpaneel Multi-informatiedisplay Verschillende soorten informatie met betrekking tot de auto kun- nen worden weergegeven, inclusief de bedrijfsstatus van elk systeem en gegevens met betrekking tot milieubewust rijden. Tevens kunnen de instellingen van elk systeem worden aange- past aan de persoonlijke voorkeur. Informatie op display Informatie met betrekking tot alle iconen aan de bovenzijde van het...
Pagina 129
2. Instrumentenpaneel Menu-ico- Inhoud Bladzijde Rij-informatie De energiemonitor die de bedrijfsstatus van het hybridesysteem of andere informatie Blz. 129 toont, zoals het brandstofverbruik, wordt weergegeven. Aan audiosysteem gekoppelde weergave De instellingen van het audiosysteem kunnen Blz. 146 worden gewijzigd. Instelscherm airconditioning De instellingen van de airconditioning kunnen Blz.
Pagina 130
2. Instrumentenpaneel Basishandelingen Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumen- tenpaneel en selecteer het icoon van het gewenste item. Het geselecteerde icoon licht op en er wordt overgeschakeld op het infor- matiescherm. Als split screen is geselecteerd voor het hoofdscherm of de RSA (Road Sign Assist) en de snelheidsbegrenzer zijn uitgeschakeld, kan het sub-...
Pagina 131
2. Instrumentenpaneel ◆ Energiemonitor De energiemonitor kan worden gebruikt om de rijstatus van de auto, de bedrijfsstatus van het hybridesysteem en de energierege- neratiestatus te controleren. Als er energie stroomt, verschijnt er een pijl en beweegt er een hel- der lichtpunt om de richting van de energiestroom te laten zien. Als er geen energie stroomt, wordt het heldere lichtpunt niet weergege- ven.
Pagina 132
2. Instrumentenpaneel ■ Status batterijpakket (tractiebatterij) ● De weergave is onderverdeeld in 8 niveaus, afhankelijk van de ladingstoe- stand van het batterijpakket (tractiebatterij). Laag Hoog ● De status van het batterijpakket (tractiebatterij) wordt ook weergegeven op het volgende scherm, maar de informatie op het display is hetzelfde. •...
Pagina 133
2. Instrumentenpaneel ◆ Hybridesysteemindicator Het display verandert overeenkomstig de bediening van het gaspe- daal en geeft de huidige rijstatus en de energieregeneratiestatus weer. De hybridesysteemindicator kan worden weergegeven op het sub- scherm van het hoofdscherm (→Blz. 125) en op het head-up display (indien aanwezig) (→Blz.
Pagina 134
2. Instrumentenpaneel 2, 3 Controlelampje EV-modus Het controlelampje EV-modus gaat branden wanneer de auto alleen door de elektromotor (tractiemotor) wordt aangedreven of de benzine- motor niet draait. Status batterijpakket (tractiebatterij) →Blz. 131 Eco Score →Blz. 134 ● Door de naald tijdens het rijden in het ECO-gebied te houden, rijdt u milieuvriendelijker.
Pagina 135
2. Instrumentenpaneel Eco Score ■ De rijstatus voor de volgende 3 situaties wordt geëvalueerd op 5 niveaus: soepel accelereren bij wegrijden (Eco-Start), rijden zonder plotseling accelereren (Eco-Cruise) en soepel stoppen (Eco-Stop). Elke keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht, wordt een score weergegeven op basis van een perfecte score van 100 punten.
Pagina 136
2. Instrumentenpaneel ■ Als de werking van alle functies stopt ● In de volgende situaties stopt de werking van de hybridesysteemindicator. • Het controlelampje READY brandt niet. • De selectiehendel staat niet in stand D of B. ● In de volgende situaties stopt de werking van de Eco Score en de “ECO Accelerator Guidance”...
Pagina 137
2. Instrumentenpaneel ◆ “Fuel Consumption Record” (overzicht brandstofverbruik) De verandering van het gemiddelde brandstofverbruik na het star- ten van het hybridesysteem kan elke 5 minuten of elke 1 km (0,6 mijl) of 1 mijl (1,6 km) rijden worden gecontroleerd. Ook kan de geschiedenis van het gemiddelde brandstofverbruik voor elke maand gecontroleerd worden door over te schakelen op de “Monthly”...
Pagina 138
2. Instrumentenpaneel Soorten “Fuel Consumption Record” (overzicht brandstofver- ■ bruik) Als de eenheid is ingesteld op km/h Weergave tab Geregistreerde inhoud Geregistreerd bereik Gemiddeld brandstofver- 5 min De afgelopen 30 minuten bruik per 5 minuten Gemiddeld brandstofver- De laatste 15 km (9,3 mijl) 1 km bruik per 1 km (0,6 mijl) rij- rijden...
Pagina 139
2. Instrumentenpaneel Als de eenheid is ingesteld op MPH (indien aanwezig) Weergave tab Geregistreerde inhoud Geregistreerd bereik Gemiddeld brandstofver- 5 min De afgelopen 30 minuten bruik per 5 minuten Gemiddeld brandstofver- De laatste 15 mijl (24,1 km) 1 miles (mijl) bruik per 1 mijl (1,6 km) rij- rijden Gemiddeld brandstofver-...
Pagina 140
2. Instrumentenpaneel Wijzigen van het scherm met de geschiedenis van het brand- ■ stofverbruik Druk terwijl het scherm “Fuel Consumption Record” (overzicht brandstofverbruik) wordt weergegeven op De weergave van de tab wordt geselecteerd en de informatie op het dis- play kan worden gewijzigd. Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumen- tenpaneel om de informatie op het display te wijzigen.
Pagina 141
2. Instrumentenpaneel ◆ “Drive monitor” (rijmonitor) Geeft informatie weer, zoals de verstreken tijd en de gemiddelde rij- snelheid, die zijn gekoppeld aan de huidige weergave van de kilo- meterstand. (→Blz. 122) Huidige informatie op het dis- play De weergegeven informatie laat zien op welke geregistreerde afstand de op dat moment weer- gegeven inhoud is gebaseerd.
Pagina 142
2. Instrumentenpaneel ◆ “Eco Savings” (eco-besparing) (indien aanwezig) Informatie over de “Gasoline Price” (benzineprijs) en informatie over de “COMP. Consumption” (vergelijking verbruik) wordt geregi- streerd in de “Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voor- keursinstellingen instrumentenpaneel) (→Blz. 155), waardoor het mogelijk is 2 soorten informatie met betrekking tot het benzinever- bruik weer te geven.
Pagina 143
2. Instrumentenpaneel Lezen van het display ■ Weergave “SAVINGS” Weergave “FUEL COST” (besparing) (brandstofkosten) De eenheden die op het display zijn aangegeven, kunnen per model/type verschillend zijn. Afgelegde afstand dagteller Schatting van brandstofbesparing voor weergegeven afgelegde afstand Schatting van de benodigde uitgaven voor brandstof om de op dat moment weergegeven afstand af te leggen Schatting van de uitgaven voor brandstof om de op dat moment weergegeven afstand af te leggen (uw auto)
Pagina 144
2. Instrumentenpaneel Controle van het overzicht per maand ■ De weergave op het display kan worden gewijzigd naar “TRIP” (dagteller) of “Monthly” (maandelijks) door op te drukken terwijl de weergave van de tab is geselecteerd en vervolgens op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel te druk- ken.
Pagina 145
2. Instrumentenpaneel ◆ “Eco-Diary” (eco-logboek) De geschiedenis van de afgelegde afstand en het gemiddelde brandstofverbruik kan per dag (“Daily”) of per maand (“Monthly) worden weergegeven in een tabel. Lezen van het display ■ Weergave “Daily” (dagelijks) Weergave “Monthly” (maandelijks) Registratie van de dag/maand Datum/maand van opgeslagen informatie Totale afgelegde afstand voor de dag/maand Gemiddeld brandstofverbruik voor de dag/maand...
Pagina 146
2. Instrumentenpaneel Bekijken van de geschiedenis ■ Op alle schermen kunnen opgeslagen overzichten voor de vol- gende perioden worden weergegeven door op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel te drukken. Weergegeven informa- Weergegeven scherm Opgeslagen informatie Maximaal 32 rapporten “Daily” (dagelijks) (8 schermen) 4 rapporten Maximaal 24 rapporten...
Pagina 147
2. Instrumentenpaneel Aan audiosysteem gekoppelde weergave De informatie over de op dat moment geselecteerde audiobron wordt weergegeven. De afbeelding dient slechts als voorbeeld en wijkt mogelijk af van het werkelijke scherm. Druk om de audiobron te wijzigen om het audiobronkeuze- scherm weer te geven, druk op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel en...
Pagina 148
2. Instrumentenpaneel Instelscherm airconditioning De instellingen van de airconditioning kunnen worden gecontroleerd op het scherm en worden gewijzigd met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel. Druk op het instelscherm van de airconditioning op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel om de informatie op het display te wijzigen.
Pagina 149
2. Instrumentenpaneel Item Instellingen Eco Score →Blz. 149 (score airco) Ingestelde Verandert overeenkomstig de bediening van de temperatuur bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel Buitenlucht- modus en recirculatie- (buitenluchtmodus) (recirculatiemodus) modus Aanjagersnel- 1 - 7 heid CLIMATE PREFERENCE NORMAL FAST (snel) (klimaatvoor- (normaal) keur) On (Driver...
Pagina 150
2. Instrumentenpaneel Eco Score (score airco) ■ De huidige gebruiksstatus van de airconditioning wordt geëvalu- eerd op 5 niveaus om te bepalen of hij milieubewust gebruikt wordt. De evaluatie verandert overeenkomstig de gebruiksstatus van de airconditioning. Als het contact uit wordt gezet, worden de huidige totale rijscore en het advies met betrekking tot het gebruik van...
Pagina 151
2. Instrumentenpaneel ■ Eco Score (score airco) ● De status van de instellingen van de volgende functies van de airconditio- ning komt tot uitdrukking in de score. • Ingestelde temperatuur • Instellen van de aanjagersnelheid • Buitenluchtmodus en recirculatiemodus • Toets A/C •...
Pagina 152
2. Instrumentenpaneel Informatie ondersteunend systemen De bedrijfsstatus van ondersteu- nende systemen, zoals de LDA (Lane Departure Alert met stuur- regeling) (indien aanwezig) en het Dynamic Radar Cruise Control- systeem (indien aanwezig) en waarschuwingen worden weerge- geven. Raadpleeg de bladzijde over de desbetreffende functie voor meer informatie over de ondersteunende systemen.
Pagina 153
2. Instrumentenpaneel Weergave instellingen Informatie met betrekking tot de werking van de ondersteunende systemen en instellingen van de weergave op het instrumentenpaneel kunnen worden gewijzigd. Om ondersteunende systemen, zoals het Pre-Crash Safety-systeem (PCS) (indien aanwezig) en de Blind Spot Monitor (indien aanwezig) in en uit te schakelen hoeft u alleen op te drukken.
Pagina 154
Wijzigt het waarschuwingstijdstip van het Middle Pre-Crash Safety-systeem (PCS). (gemiddeld) (→Blz. 310) Near (dichtbij) On (aan) Schakelt de Toyota Parking Assist-sensor in en uit. (→Blz. 390) Off (uit) On (aan) Schakelt het intelligente sonarsysteem in en uit. (→Blz. 404) Off (uit) On (aan) Schakelt de Blind Spot Monitor in en uit.
Pagina 155
2. Instrumentenpaneel Item Instellingen Resultaat van instelling km/h Wijzigt de eenheid voor de snelheid die wordt weergegeven op het scherm. Meter brightness Wijzigt de helderheid van de verlichting van (helderheid het instrumentenpaneel. (→Blz. 104) instrumenten- paneel) Clock setting Instellen van de klok. (→Blz. 108) (klokinstellin- gen) Zet de minuten op “00”.
Pagina 156
2. Instrumentenpaneel “Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstel- ■ lingen instrumentenpaneel) ( Item Instellingen Resultaat van instelling Simple/Split Simple (enkelvoudig) Screen Wijzigt de weergavemodus van (enkelvoudig het hoofdscherm. Split scherm/split (→Blz. 124) screen) Screen OFF Yes (ja) Schakelt het multi-informatie- (scherm display in en uit. No (nee) UIT) ECO Accelera-...
Pagina 157
2. Instrumentenpaneel Item Instellingen Resultaat van instelling Instrument Panel Light (aan) (verlichting instrumenten- Off (uit) paneel) Gasoline Price (aan) (benzine- prijs) Off (uit) Climate settings (aan) (klimaatinstel- Pop-up Display Schakelt het pop-updisplay Off (uit) lingen) On/Off (pop- van het geselecteerde item op updisplay aan/ het multi-informatiedisplay in Cruise Control...
Pagina 158
2. Instrumentenpaneel Item Instellingen Resultaat van instelling Monthly Fuel Yes (ja) Wist gegevens van “Fuel Con- Consumption sumption Record (Monthly)” (maandelijks (overzicht brandstofverbruik brandstofver- (nee) (maandelijks)). (→Blz. 136) bruik) Eco Savings Yes (ja) Wist gegevens van “Eco (Monthly) Savings (Monthly)” (eco- (eco-bespa- besparing (maandelijks)).
Pagina 159
2. Instrumentenpaneel ■ Kalenderinstellingen ● De informatie in de kalenderinstellingen is gekoppeld aan de geregistreerde informatie voor “Fuel Consumption Record (Monthly)” (overzicht brandstofver- bruik (maandelijks)) (→Blz. 136) en “Eco-Diary” (eco-logboek) (→Blz. 144). Als de kalenderdatum wordt gewijzigd, wordt elke registratie als volgt verwerkt: Registratie “Fuel Con- sumption Record Registratie “Eco-Diary”...
Pagina 160
2. Instrumentenpaneel ∗ Head-up display Het head-up display kan de huidige rijsnelheid en de hybride- systeemindicator vóór de bestuurder weergeven. Het kan ook verschillende soorten informatie weergeven om de bestuurder te helpen. Bedieningstoetsen en informatie op display De eenheden die op het display zijn aangegeven, kunnen per model/type verschillend zijn.
Pagina 161
2. Instrumentenpaneel Toets HUD (head-up display) De toets HUD kan worden gebruikt om het head-up display in en uit te schakelen en de weergave op het display te wijzigen. Als het head-up display is uitgeschakeld ■ Door op de toets HUD te druk- ken wordt het head-up display ingeschakeld en de weergave gestart.
Pagina 162
2. Instrumentenpaneel Afstellen van positie en helderheid display Om de zichtbaarheid van het head-up display te verbeteren, kunnen de positie en de helderheid van het display worden afgesteld. Weergeven van het afstelscherm op het multi-informatiedisplay. Als het head-up display is ingeschakeld: Selecteer op het scherm van het multi-informatie-...
Pagina 163
2. Instrumentenpaneel Hulpdisplay Hulpdisplays van de ondersteunende systemen ■ Hulpdisplays zijn gekoppeld aan de werking van de volgende systemen en worden gebruikt om bepaalde informatie die wordt getoond op het multi-informatiedisplay op het head-up display weer te geven. Systeem Weergegeven informatie PCS (Pre-Crash Safety-systeem) Pre-Crash-waarschuwing (→Blz.
Pagina 164
2. Instrumentenpaneel ■ Inschakelen/uitschakelen van het head-up display Als het head-up display wordt uitgeschakeld met de toets HUD, wordt het niet weergegeven totdat het head-up display weer wordt ingeschakeld met de toets HUD. (De werking van het head-up display is niet gekoppeld aan het contact.) ■...
Pagina 165
2. Instrumentenpaneel OPMERKING ■ Beschadiging van onderdelen voorkomen ● Plaats geen bekers of blikjes drinken in Projector display de buurt van de projector van het head- up display. Als de projector nat wordt, kunnen er elektrische storingen ont- staan. ● Plaats geen voorwerpen op de projector van het head-up display en plak er ook geen stickers op.
Pagina 166
2. Instrumentenpaneel Energiemonitor/verbruiksscherm U kunt de status van de auto zien op het multi-informatiedisplay en op het scherm van het audiosysteem. ◆ Multi-informatiedisplay →Blz. 127 ◆ Scherm audiosysteem Geeft het scherm “Energy monitor” (energiemonitor), “Trip informa- tion” (reisinformatie) of “Past record” (historische gegevens) weer. Type A ...
Pagina 167
2. Instrumentenpaneel Energiemonitor Type A Scherm audiosysteem Wanneer de auto wordt aange- dreven door de elektromotor (tractiemotor) Wanneer de auto wordt aange- dreven door de benzinemotor en de elektromotor (tractie- motor) Wanneer de auto wordt aange- dreven door de benzinemotor...
Pagina 168
2. Instrumentenpaneel Scherm audiosysteem Wanneer het batterijpakket (tractiebatterij) wordt opgeladen Wanneer er geen energie- overdracht plaatsvindt Laag Status batterijpakket (tractiebatterij) De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen licht afwijken van de werkelijke situaties.
Pagina 169
2. Instrumentenpaneel Type B Als het scherm “Reisinformatie” of “Eerdere gegevens” wordt weerge- geven, selecteert u “Energie”. Scherm audiosysteem Wanneer de auto wordt aange- dreven door de elektromotor (tractiemotor) Wanneer de auto wordt aange- dreven door de benzinemotor en de elektromotor (tractie- motor) Wanneer de auto wordt aange- dreven door de benzinemotor...
Pagina 170
2. Instrumentenpaneel Scherm audiosysteem Wanneer het batterijpakket (tractiebatterij) wordt opgeladen Wanneer er geen energie- overdracht plaatsvindt Laag Status batterijpakket (tractiebatterij) De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen licht afwijken van de werkelijke situaties.
Pagina 171
2. Instrumentenpaneel Brandstofverbruik Reisinformatie ■ Type A Gemiddelde rijsnelheid Actieradius Brandstofverbruik per minuut, over de afgelopen periode Actueel brandstofverbruik De reisinformatie resetten Verstreken tijd De geregenereerde energie gedurende de laatste 15 minuten Eén symbool staat voor 30 Wh. Er worden maximaal 5 symbolen getoond. Scherm “Energiemonitor”...
Pagina 172
2. Instrumentenpaneel Type B Als het scherm “Reisinformatie” niet verschijnt, kies dan “Reisinfor- matie”. De reisinformatie resetten Brandstofverbruik minuut, over de afgelopen periode Actueel brandstofverbruik De geregenereerde energie gedurende de laatste 15 minu- Eén symbool staat voor 30 Wh. Er worden maximaal 5 symbolen getoond.
Pagina 173
2. Instrumentenpaneel Historische gegevens ■ Type A Het beste gemeten brand- stofverbruik Het vorige gemeten brand- stofverbruik Actueel brandstofverbruik Vorige data resetten Vorige data bijwerken Scherm “Energiemonitor” weergeven Scherm “Reisinformatie” weergeven Type B Kies “Historische gegevens” als het scherm “Historische gegevens” niet wordt weergegeven.
Pagina 174
2. Instrumentenpaneel ■ De gegevens resetten ● Als u “Wissen” kiest op het scherm “Reisinformatie”, worden de reisinforma- tiegegevens gereset. ● Als u “Wissen” kiest op het scherm “Historische gegevens”, worden alle his- torische gegevens gereset. ■ De historische gegevens bijwerken Als u “Updaten”...
Pagina 176
Bediening van elk onderdeel 3-1. Informatie over sleutels Sleutels ......176 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Portieren ......181 Achterklep......186 Smart entry-systeem met startknop....191 3-3. Verstellen van de stoelen Voorstoelen......211 Achterstoelen.....213 Hoofdsteunen ....216 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels Stuurwiel ......219 Binnenspiegel ....221 Buitenspiegels ....223...
Pagina 177
Ontgrendelen van alle portieren (→Blz. 181) Openen van de zijruiten en het schuifdak (indien aanwezig) (→Blz. 181) : Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 178
(→Blz. 640) ■ Als u uw mechanische sleutels verliest Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan een nieuwe mechanische sleutel maken met behulp van de andere originele mechanische sleutel en het sleutelnummer op uw plaatje met sleutelnummer.
Pagina 179
3-1. Informatie over sleutels ■ Leegraken batterij elektronische sleutel ● De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar. ● Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto en wordt er een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld.
Pagina 180
■ Bevestiging van het aantal geregistreerde sleutels Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■ Als “A New Key has been Registered Contact Your Dealer for Details” (Er is een nieuwe sleutel geregistreerd.
Pagina 181
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanzienlijk groter dat de auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni- sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-...
Pagina 182
Ontgrendelen van alle portie- Ingedrukt houden om de zijruiten en het schuifdak (indien aanwezig) te openen. Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aange- past door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 183
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Feedbacksignalen De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver- grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal) ■ Beveiligingsfunctie Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch wordt vergrendeld.
Pagina 184
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de portieren ◆ Schakelaars centrale vergrendeling Vergrendelen van alle portie- Ontgrendelen van alle portie- ◆ Vergrendelknoppen binnenzijde portier Vergrendelen van het portier Ontgrendelen van het portier Zelfs als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld staan, kunnen het bestuurdersportier...
Pagina 185
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Kinderslot achterportier Het portier kan niet vanaf de bin- nenzijde van de auto worden geopend wanneer het kinderslot is geactiveerd. Ontgrendelen Vergrendelen Hierdoor wordt voorkomen dat kin- deren per ongeluk de achterportie- ren openen.
Pagina 186
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren WAARSCHUWING ■ Voorkomen van ongevallen Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van deze voorschriften kan ertoe leiden dat er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt, waar- door ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 187
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Achterklep De achterklep kan als volgt worden ontgrendeld/vergrendeld en geopend/gesloten. ◆ Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen schakelen. Vergrendelen van alle portie- Controleer of het portier goed vergrendeld is.
Pagina 188
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Sluiten van de achterklep Laat de achterklep zakken met behulp van de achterklepgreep en druk de achterklep van buitenaf naar beneden om deze te sluiten. Let op dat de achterklep bij het sluiten ervan met de handgreep niet opzij wordt getrokken.
Pagina 189
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Voordat u gaat rijden ● Controleer of de achterklep volledig gesloten is. Als de achterklep niet vol- ledig is gesloten, kan deze tijdens het rijden onverwacht opengaan, objec- ten raken en kunnen er voorwerpen of bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Pagina 190
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar onderdeel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen plotseling dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken wanneer u accessoires op de achterklep wilt monteren.
Pagina 191
● Raak de binnenpoot van de gasdemper nooit aan met handschoenen of andere stoffen voorwerpen. ● Bevestig alleen originele Toyota-acces- soires aan de achterdeur. ● Plaats nooit uw handen op de gasdemper en oefen er geen zijdelingse krachten op uit.
Pagina 192
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Smart entry-systeem met startknop De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben. ●...
Pagina 193
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gesignaleerd) Vergrendelen of ontgrendelen van de portieren Het systeem werkt als de elektroni- sche sleutel zich binnen 0,7 m van de portiergreep van het bestuurders- portier, de portiergreep van het voor- passagiersportier of de schakelaar...
Pagina 194
See Owner’s Manual” (Storing in Smart entry-systeem met start- knop; raadpleeg handleiding) wordt weergegeven Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con- troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 195
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden Het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de start- blokkering maken gebruik van zwakke radiogolven. In de volgende situaties kunnen storingen optreden in de communicatie tussen de elektronische sleu- tel en de auto, waardoor het Smart entry-systeem met startknop, de afstands- bediening en de startblokkering mogelijk niet goed werken: (Oplossingen: →Blz.
Pagina 196
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Aanwijzing voor de instapfunctie ● Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist: • De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of buitenportier- greep, te dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergren- deld of ontgrendeld.
Pagina 197
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ● Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep wordt nat tijdens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten de auto.
Pagina 198
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop...
Pagina 199
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 200
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 201
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 202
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 203
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 204
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 205
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 206
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 207
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 208
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 209
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 210
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 211
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der- gelijke medische apparatuur. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.
Pagina 212
3-3. Verstellen van de stoelen Voorstoelen Procedure voor het verstellen Hendel stoelpositieverstelling Hendel rugleuningverstelling Hendel hoogteverstelling (bestuurderszijde) Schakelaar lendensteunverstel- ling (bestuurderszijde) ■ Wanneer de stoel wordt versteld Let er bij het verstellen van de stoel op dat de hoofdsteun het dak niet raakt.
Pagina 213
3-3. Verstellen van de stoelen WAARSCHUWING ■ Wanneer de positie van de stoel wordt versteld ● Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove- rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel zouden kunnen oplopen.
Pagina 214
3-3. Verstellen van de stoelen Achterstoelen De delen van de rugleuning kunnen worden neergeklapt. Voordat u de rugleuning neerklapt Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand P. (→Blz. 269) Zet de voorstoel en de rugleuning in de gewenste positie.
Pagina 215
3-3. Verstellen van de stoelen Rugleuningen neerklappen Trek de ontgrendelingshendel van de rugleuning naar u toe en klap de rugleuning neer. De rugleuningen achter terugzetten in de oorspronkelijke positie Voer, om te voorkomen dat de vei- ligheidsgordel bekneld raakt, de gordel door de gordelgeleider en zet dan de rugleuning rechtop zodat deze goed wordt vergren-...
Pagina 216
3-3. Verstellen van de stoelen WAARSCHUWING ■ Nadat de rugleuning weer is opgeklapt Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Controleer of de rugleuning goed ver- grendeld is door de rugleuning voor- zichtig naar voren en naar achteren te drukken.
Pagina 217
3-3. Verstellen van de stoelen Hoofdsteunen Alle zitplaatsen zijn voorzien van een hoofdsteun. Voorstoelen Omhoog Trek de hoofdsteun omhoog. Omlaag Duw de hoofdsteun omlaag en houd daarbij de ontgrendelknop ingedrukt. Ontgrendelknop Achterstoelen Buitenste zitplaatsen achter ■ Omhoog Trek de hoofdsteun omhoog. Omlaag Duw de hoofdsteun omlaag en houd daarbij de ontgrendelknop...
Pagina 218
3-3. Verstellen van de stoelen ■ Verwijderen van de hoofdsteunen Trek de hoofdsteun omhoog en houd daarbij de ontgrendelknop ingedrukt. Ontgrendelknop ■ Plaatsen van de hoofdsteunen Breng de hoofdsteun in lijn met de beves- tigingsgaten en schuif hem omlaag tot hij in de vergrendeling klikt.
Pagina 219
3-3. Verstellen van de stoelen WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaat- regelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ●...
Pagina 220
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels Stuurwiel Procedure voor het verstellen Houd het stuurwiel vast en druk de hendel omlaag. Zet het stuurwiel in de ideale positie door het in horizontale en verticale richting te bewe- gen. Trek na de verstelling de hendel omhoog om het stuurwiel te bor- gen.
Pagina 221
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden. Anders kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroor- zaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. ■...
Pagina 222
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels Binnenspiegel De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de bestuurder voldoende zicht naar achteren heeft. Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel (auto's met bin- nenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand) De hoogte van de binnenspiegel kan worden afgestemd op uw hou- ding achter het stuur.
Pagina 223
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver- keer. De modus voor de automatische antiverblindingsstand wijzigen Aan/uit Wanneer de automatische antiver- blindingsstand ingeschakeld,...
Pagina 224
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels Buitenspiegels Procedure voor het verstellen Draai de schakelaar om een buitenspiegel te selecteren. Links Rechts Bedien de schakelaar om de spiegel te verstellen. Omhoog Rechts Omlaag Links Inklappen en terugklappen van de spiegels Wegklappen van de spiegels Terugklappen spiegels Als de schakelaar van de elek-...
Pagina 225
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels ■ De spiegelhoek kan worden versteld wanneer Het contact in stand ACC of AAN staat. ■ Als de spiegels beslagen zijn De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming. Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwar- ming ingeschakeld.
Pagina 226
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels WAARSCHUWING ■ Belangrijke punten tijdens het rijden Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 227
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak Elektrisch bedienbare ruiten Openen en sluiten De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met behulp van de schakelaars. Door de schakelaar te bedienen bewegen de zijruiten als volgt: Sluiten One-touch sluiten Openen...
Pagina 228
Als de zijruit in de tegengestelde richting beweegt en niet volledig kan wor- den gesloten of geopend, laat dan de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 229
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met behulp van de afstandsbediening. (→Blz. 181) Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■ Waarschuwingsfunctie elektrisch bedienbare ruit open...
Pagina 230
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel. ■ Sluiten van de ruiten ● De bestuurder is verantwoordelijk voor de bediening van de elektrisch bedien- bare ruiten, ook voor die van de passagiers.
Pagina 231
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak Schuifdak Het schuifdak kan met behulp van de schakelaars in de dakcon- sole open en dicht geschoven worden en naar boven en bene- den worden gekanteld. Openen en sluiten Opent het schuifdak Het schuifdak stopt iets voordat het volledig geopend is om windgeruis te beperken.
Pagina 232
(→Blz. 640) ● Het schuifdak kan worden geopend en gesloten met behulp van de afstandsbediening. (→Blz. 181) Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 233
Als het schuifdak ook na het op de juiste wijze uitvoeren van bovenstaande procedure niet volledig sluit, laat dan uw auto controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 234
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel. ■ Openen van het schuifdak ● Laat geen van de inzittenden tijdens het rijden zijn/haar hand of hoofd bui- ten de auto uit steken.
Pagina 235
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak...
Pagina 236
Rijden 4-1. Voordat u gaat rijden 4-5. Gebruik van de ondersteunende Rijden met de auto ....236 systemen Lading en bagage....247 Toyota Safety Sense ..297 Rijden met een PCS (Pre-Crash Safety- aanhangwagen ....249 systeem) ......306 4-2. Rijprocedures LDA (Lane Departure Startknop ......259 Alert met stuurregeling) ...320...
Pagina 237
4-1. Voordat u gaat rijden Rijden met de auto Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures: Starten van het hybridesysteem →Blz. 259 Rijden Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D. (→Blz. 268) Controleer of de schakelstandindicator D aangeeft. Deactiveer de parkeerrem.
Pagina 238
4-1. Voordat u gaat rijden Wegrijden op een helling Zet met het rempedaal ingetrapt de auto goed op de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D. Laat het rempedaal opkomen en trap het gaspedaal geleidelijk in. Deactiveer de parkeerrem. ■...
Pagina 239
TRC (→Blz. 453) om de wegrijregeling uit te schakelen, zodat de auto makkelijker wegrijdt in modder of op verse sneeuw. ■ Inrijden van uw nieuwe Toyota Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden met onderstaande aanwijzingen: ●...
Pagina 240
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Bij het starten van de auto Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en het controle- lampje READY brandt.
Pagina 241
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Tijdens het rijden ● Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (schakelstand B in plaats van schakelstand D) om een veilige snelheid te bewaren.
Pagina 242
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Bedienen van de selectiehendel ● Laat de auto niet achteruit rollen als een van de vooruitversnellingen is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selectiehendel in stand R staat.
Pagina 243
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicatoren) Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd worden vervangen.
Pagina 244
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Als de auto geparkeerd is ● Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Pagina 245
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Als u even gaat slapen in de auto Schakel altijd het hybridesysteem uit. Anders zou u per ongeluk de selectie- hendel kunnen verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor een ongeluk veroorzaakt zou kunnen worden of het hybridesysteem over- verhit zou kunnen raken, waardoor brand kan ontstaan.
Pagina 246
4-1. Voordat u gaat rijden OPMERKING ■ Tijdens het rijden ● Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in, anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af. ● Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij- dig in.
Pagina 247
Kortsluiting in elektrische componenten ● Motorschade door onderdompeling in water Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nageke- ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige: ● Remwerking ●...
Pagina 248
4-1. Voordat u gaat rijden Lading en bagage Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laad- vermogen en belading zorgvuldig door. WAARSCHUWING ■ Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte vervoerd worden: ●...
Pagina 249
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING ■ Lading en gewichtsverdeling ● Overlaad uw auto niet. ● Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een slechte gewichtsverdeling kan de bestuurbaarheid of remwerking van de auto nadelig beïnvloeden, met ongevallen of ernstig letsel tot gevolg.
Pagina 250
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en houd u aan de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen. De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden met een aanhangwagen. Raadpleeg voordat u met een aanhangwagen gaat rijden eerst...
Pagina 251
(→Blz. 658) ◆ Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel Toyota adviseert om voor uw auto gebruik te maken van een originele trekhaak/afneembare trekhaak van Toyota. Ook andere geschikte en kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt. Aansluiten aanhangwagenverlichting...
Pagina 252
4-1. Voordat u gaat rijden Informatielabel (typeplaatje) ■ Maximaal toelaatbaar voer- tuiggewicht totale gewicht bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak, auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet met meer dan 100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te overschrijden.
Pagina 253
4-1. Voordat u gaat rijden Montagepositie voor de trekhaak/afneembare trekhaak...
Pagina 254
4-1. Voordat u gaat rijden 517 mm 389 mm 517 mm 381 mm 981 mm 404 mm 650 mm : Auto's met verhoogde wagen- hoogte...
Pagina 255
■ Inrijden Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800 km nadat er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn. ■ Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen ●...
Pagina 256
4-1. Voordat u gaat rijden OPMERKING ■ Als de achterbumperversterking van aluminium is Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met het aluminium. Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte verzwakt wordt en er schade kan ontstaan.
Pagina 257
4-1. Voordat u gaat rijden Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag ■ In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Redu- ceer uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met een zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is. Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van ■...
Pagina 258
4-1. Voordat u gaat rijden Informatie over de transmissie ■ Om maximaal te kunnen profiteren van de motorremwerking en de laadstroom tijdens het afremmen, mag de transmissie niet in stand D staan. Zet de selectiehendel in stand B. Als de motor oververhit raakt ■...
Pagina 259
4-1. Voordat u gaat rijden WAARSCHUWING Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op. Anders kunnen zich ongevallen voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden. ■ Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toege- stane gewichten niet worden overschreden.(→Blz.
Pagina 260
4-2. Rijprocedures Startknop Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische sleutel bij u hebt, wordt het hybridesysteem gestart of de stand van het contact veranderd. Starten van het hybridesysteem Controleer of de parkeerrem is geactiveerd. Trap het rempedaal stevig in. en een melding worden op het multi-informatiedisplay weerge- geven.
Pagina 261
4-2. Rijprocedures Uitschakelen van het hybridesysteem Breng de auto volledig tot stilstand. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 275) selectiehendel stand P. (→Blz. 269) Controleer of de schakelstandindi- cator P aangeeft. (→Blz. 268) Druk de startknop in. Het hybridesysteem stopt. Laat het rempedaal langzaam opkomen en controleer of er niets meer wordt weergegeven op het display in het instrumentenpaneel.
Pagina 262
4-2. Rijprocedures Wijzigen van de standen van het contact De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zon- der het rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt gedrukt.) alarmknipperlichten kunnen worden gebruikt.
Pagina 263
Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld ● De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→Blz. 88) Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ● Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven melding m.b.t. het star- ten en volg de aanwijzingen op.
Pagina 264
4-2. Rijprocedures ■ Weergave instrumentenpaneel Wanneer het contact UIT wordt gezet, zal elke weergave als volgt doven. ● De positie-indicator dooft na ongeveer 2 seconden. ● Het multi-informatiedisplay, de klok, enz. doven na ongeveer 30 seconden. (Elke weergave dooft ook direct als een portier wordt vergrendeld voordat er 30 seconden zijn verstreken.) ■...
Pagina 265
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbeeld als de knop iets blijft hangen, kan de startknop defect zijn. Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 266
4-2. Rijprocedures EV-modus In de EV-modus wordt er elektrisch vermogen geleverd door het batterijpakket (tractiebatterij) en wordt alleen de elektromotor (tractiemotor) gebruikt voor de aandrijving van de auto. Deze modus is geschikt voor het 's nachts of in de vroege mor- gen door woonwijken rijden of het rijden in een parkeergarage, enz.
Pagina 267
4-2. Rijprocedures ■ De EV-modus inschakelen wanneer de benzinemotor koud is Als de benzinemotor nog koud is en het hybridesysteem wordt gestart, wordt na korte tijd automatisch de benzinemotor gestart, zodat deze op tempera- tuur kan komen. In dat geval kan de EV-modus niet worden ingeschakeld. Druk zodra het hybridesysteem is gestart en het controlelampje READY brandt en voordat de benzinemotor start op de schakelaar EV MODE om de EV-modus in te schakelen.
Pagina 268
4-2. Rijprocedures WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Controleer tijdens het rijden in de EV-modus zorgvuldig de omgeving van de auto. Omdat er geen motorgeluiden zijn, merken voetgangers, fietsers of andere verkeersdeelnemers en voertuigen in de omgeving mogelijk niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
Pagina 269
4-2. Rijprocedures Hybridetransmissie Bedienen van de selectiehendel Selectiehendel Bedien de selectiehendel soepel en op de juiste manier. Laat de selectiehendel na het schakelen steeds los, zodat hij kan terugke- ren naar positie Beweeg de selectiehendel bij het schakelen naar stand D of R door de schakelcoulisse.
Pagina 270
4-2. Rijprocedures Doel van de schakelstanden Schakelstand Doel of functie Parkeren van de auto/inschakelen van het hybride- systeem Achteruit Neutraalstand (Toestand waarbij het vermogen niet wordt overge- bracht) Normaal rijden Motorremwerking of sterk afremmen wanneer het gas- pedaal is losgelaten op steile hellingen omlaag, enz. : Gebruik normaal gesproken stand D voor een laag brandstofverbruik en weinig geluid.
Pagina 271
4-2. Rijprocedures ■ Schakelstanden ● Wanneer het contact UIT staat, kan de schakelstand niet worden gewijzigd. ● Wanneer het contact AAN staat (het hybridesysteem werkt niet), kan de schakelstand alleen worden gewijzigd in N. De schakelstand wordt gewij- zigd in N, zelfs wanneer de selectiehendel in stand D of R wordt gezet en gehouden.
Pagina 272
4-2. Rijprocedures ■ Waarschuwingszoemer achteruitrijden Wanneer de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt er een zoemer om de bestuurder te informeren dat de schakelstand R is ingeschakeld. ■ Beperken plotseling wegrijden (wegrijregeling) Wanneer de onderstaande ongewone bediening plaatsvindt, wordt het ver- mogen van het hybridesysteem mogelijk beperkt.
Pagina 273
Selectiehendel en schakelaar stand P ● Verwijder de selectiehendelknop niet en gebruik uitsluitend de originele Toyota selectiehendelknop. Hang ook niets aan de selectiehendel. Hierdoor kan de selectiehendel mogelijk niet in zijn oorspronkelijke positie terugkeren met mogelijk ongevallen tot gevolg wanneer de auto in bewe- ging is.
Pagina 274
P mogelijk. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats met een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer de parkeerrem en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige. ●...
Pagina 275
4-2. Rijprocedures Richtingaanwijzerschakelaar Bedieningsinstructies Rechts afslaan Rijstrookwisseling naar rechts (beweeg de hendel iets in de richting van de pijl en laat hem los) De richtingaanwijzers aan de rech- terzijde zullen drie keer knipperen. Rijstrookwisseling naar links (beweeg de hendel iets in de richting van de pijl en laat hem los) De richtingaanwijzers aan de lin-...
Pagina 276
4-2. Rijprocedures Parkeerrem Bedieningsinstructies Trap, om de parkeerrem te active- ren, het parkeerrempedaal geheel in met uw linkervoet terwijl u met uw rechtervoet het rempedaal ingetrapt houdt. (Door nogmaals op het pedaal te trappen, wordt de parkeerrem gedeactiveerd.) ■ Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem De zoemer klinkt als er met de auto wordt gereden terwijl de parkeerrem is geactiveerd.
Pagina 277
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Lichtschakelaar De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend. Bedieningsinstructies Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in te schakelen: Type A De koplampen, de par- keerlichten voor, dagrijverlichting (→Blz.278) enz.
Pagina 278
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Type B De koplampen, de par- keerlichten voor, dagrijverlichting (→Blz.278), enz. gaan automatisch aan en uit. (Wanneer het contact AAN staat.) De parkeerlichten voor, achterlichten, kente- kenplaat- dash- boardverlichting gaan branden. De koplampen en alle hierboven genoemde lichten (behalve de dagrijverlichting) gaan branden.
Pagina 279
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Follow Me Home-systeem Dankzij dit systeem kunnen de koplampen en de parkeerlichten vóór gedurende 30 seconden worden ingeschakeld wanneer het contact UIT staat. Trek nadat u het contact UIT hebt gezet de hendel naar u toe en laat hem los terwijl de lichtschakelaar in de stand staat.
Pagina 280
Ga naar uw dealer) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen De instellingen (bijv.
Pagina 281
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers OPMERKING ■ Voorkomen van ontlading van de 12V-accu Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Pagina 282
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers ∗ Automatic High Beam-systeem Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge- bouwde camerasensor om de helderheid van bijvoorbeeld de straatverlichting en de verlichting van tegenliggers en voorlig- gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot- licht in of uit.
Pagina 283
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht Dimlicht inschakelen ■ Trek de hendel naar u toe, zodat deze in de oorspronke- lijke stand terugkomt. controlelampje Automatic High Beam-systeem dooft. Duw de hendel van u af om het Automatic High Beam-systeem weer in te schakelen.
Pagina 284
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers ■ Voorwaarden voor het automatisch in- of uitschakelen van het grootlicht ● Als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht automatisch ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde): • De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 40 km/h. •...
Pagina 285
Als “Headlight System Malfunction Visit Your Dealer” (Storing in kop- lampsysteem. Ga naar uw dealer) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 286
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Schakelaar mistlampen De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijomstandigheden, zoals bij regen of mist. Bedieningsinstructies Schakelt de mistlam- pen voor en de mist- achterlichten uit Schakelt de mistlam- pen voor in Schakelt de mistlam- pen voor en achter in Als de schakelaarring los wordt gelaten, keert de ring terug naar de...
Pagina 287
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Ruitenwissers en -sproeiers voor Bedienen van de ruitenwisserhendel De werking van de ruitenwisser wordt geselecteerd door de hendel als volgt te bewegen: Ruitenwissers met intervalafstelling Intervalwerking Lage snelheid Hoge snelheid Enkele slag Het wisinterval kan worden gewijzigd als de intervalstand wordt geselecteerd.
Pagina 288
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Ruitenwissers met regensensor Stand AUTO Lage snelheid Hoge snelheid Enkele slag In de stand AUTO werken de rui- tenwissers automatisch wanneer sensor signaleert regent. De wissnelheid wordt auto- matisch afgestemd op de hoeveel- heid neerslag en de rijsnelheid.
Pagina 289
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers ■ De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als Het contact AAN staat. ■ Wisslag om druppelvorming te voorkomen (auto's met ruitenwissers met regensensor) Na enkele slagen volgt een pauze en maken de wissers nog een slag om de laatste druppels te verwijderen.
Pagina 290
■ Wanneer een sproeier verstopt raakt Neem in dat geval contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige. Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met een naald of iets dergelijks.
Pagina 291
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers Achterruitenwisser en -sproeier Bedienen van de ruitenwisserhendel Draai aan het uiteinde van de hendel om de achterruitenwisser in te scha- kelen en duw de hendel van u af om de achterruitenwisser en -sproeier in te schakelen.
Pagina 292
■ Wanneer een sproeier verstopt raakt Neem in dat geval contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige. Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met een naald of iets dergelijks.
Pagina 293
4-4. Tanken Openen van de tankdop Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen: Voor het tanken ● Sluit alle portieren en ruiten en zet het contact UIT. ● Controleer de brandstofsoort. ■ Brandstofsoorten →Blz. 670 ■ Kleinere vulopening van de brandstoftank voor loodvrije benzine Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een kleinere vulopening.
Pagina 294
4-4. Tanken WAARSCHUWING ■ Bij het tanken Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb- ben. ● Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdopklep een ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te voeren.
Pagina 295
4-4. Tanken OPMERKING ■ Tanken Mors geen brandstof tijdens het tanken. Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van het emissieregelsysteem, of beschadiging van de onderdelen van het brandstofsysteem of van de lak. Openen van de tankdop Druk op de schakelaar voor de tankdopklep om de tankdopklep te openen.
Pagina 296
4-4. Tanken ■ Als de tankdopklep niet geopend kan worden door de schakelaar in de auto in te drukken Open de achterklep en verwijder de afdekkap onder de bagageruimtever- lichting. Trek de hendel naar achteren en con- troleer tankdopklep wordt geopend.
Pagina 297
Als u de dop loslaat, zal hij iets in de andere richting draaien. WAARSCHUWING ■ Vervangen van de tankdop Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er brand ontstaan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden tot ernstig letsel.
Pagina 298
■ Toyota Safety Sense Toyota Safety Sense is ontworpen om te werken met als uitgangspunt dat de bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen de gevolgen van een aanrijding voor de inzittenden en de auto te beperken of de bestuurder te assisteren onder normale rijomstandigheden.
Pagina 299
Het Pre-Crash Safety-systeem slaat geen gesprekken, geluiden of afbeeldingen op. ● Gebruik van gegevens Toyota kan de gegevens die door deze computer worden opgesla- gen, gebruiken om storingen vast te stellen, onderzoek te doen en de kwaliteit van haar producten te verbeteren.
Pagina 300
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Sensoren Twee soorten sensoren, die zich achter de grille en de voorruit bevin- den, signaleren informatie die nodig is voor de werking van de onder- steunende systemen. Radarsensor Camerasensor...
Pagina 301
Stel de radarsensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krach- tige schokken. Laat de auto controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige als de radarsensor, de grille of de voorbumper is blootgesteld aan krachtige schokken.
Pagina 302
• Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun- dige als de binnenzijde van de voorruit waar de camerasensor is geplaatst vuil is.
Pagina 303
● Bevestig geen accessoires die de camerasensor mogelijk hinderen op de motorkap, de grille of de voorbumper. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ● Zorg er als een surfplank of een ander lang voorwerp op het dak moet worden geplaatst voor dat deze de camerasensor niet hindert.
Pagina 304
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Verklaring...
Pagina 305
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen...
Pagina 306
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen...
Pagina 307
: Afhankelijk van de regio waarin de auto is verkocht, is de voetgangerde- tectiefunctie mogelijk niet beschikbaar. Neem voor meer informatie con- tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ◆...
Pagina 308
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ◆ Pre-Crash Brake Assist Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk is, past het een grotere remkracht toe in relatie tot de kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt. ◆ Pre-Crash Brake-systeem Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk is, waarschuwt het de bestuurder.
Pagina 309
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem ● De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd rekening met de omgeving. Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem nooit in plaats van normaal rem- men.
Pagina 310
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Wanneer moet het Pre-Crash Safety-systeem uitgeschakeld worden Schakel in de volgende situaties het systeem uit, omdat het mogelijk niet juist werkt, hetgeen kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan: ●...
Pagina 311
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de instellingen van het Pre-Crash Safety-systeem In-/uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem ■ Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden ingeschakeld/uitge- schakeld via (→Blz. 152) van het multi-informatiedisplay. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het con- tact AAN wordt gezet.
Pagina 312
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Werkingsvoorwaarden De beschikbaarheid van de voetgangerdetectiefunctie is afhankelijk van de regio waarin de auto is verkocht. Regio's Beschikbaarheid functie Regio A De voetgangerdetectiefunctie is beschikbaar Regio B De voetgangerdetectiefunctie is niet beschikbaar Lees het volgende voor meer informatie: Regio A ...
Pagina 313
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet: ● Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een bepaalde tijd niet met de auto is gereden ● Als de selectiehendel in stand R staat ●...
Pagina 314
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Voetgangerdetectiefunctie Het Pre-Crash Safety-systeem signaleert voetgangers op basis van de grootte, het profiel en de beweging van een gesigna- leerd object. Afhankelijk van de helder- heid van het omgevingslicht en de beweging, het postuur en de hoek van het gesignaleerde object wordt een voetgan- ger mogelijk niet gesignaleerd, waardoor het systeem niet goed werkt.
Pagina 315
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een aanrijding is ● In sommige situaties, zoals de onderstaande, oordeelt het systeem mogelijk dat een aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk is en treedt het in werking. •...
Pagina 316
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen • Wanneer wordt gereden op een smalle weg die wordt omgeven door een constructie, zoals in een tunnel of op een ijzeren brug • Als op de weg of naast de weg een metalen object (putdeksel, staalplaat, enz), stoep of uitsteeksel aanwezig is •...
Pagina 317
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen • Als wordt gereden in de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscentrale of andere locatie waar sterke radiogolven of elektro- magnetische velden aanwezig zijn : Afhankelijk van de regio waarin de auto is verkocht, is de voetgangerde- tectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
Pagina 318
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen • Als een voorligger zich niet direct vóór uw auto bevindt • Bij het rijden onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist, sneeuw of een zandstorm • Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. van een voorligger •...
Pagina 319
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt er mogelijk onvoldoende remkracht gegenereerd, waardoor het systeem niet goed werkt: • Als de functies van het remsysteem niet volledig hun werk kunnen doen, zoals wanneer de onderdelen van het remsysteem zeer koud, zeer heet of nat zijn •...
Pagina 320
Als het waarschuwingslampje PCS blijft knipperen of de waarschuwings- melding niet verdwijnt, is er mogelijk een storing aanwezig in het systeem. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of herstel- ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 321
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen LDA (Lane Departure Alert met stuur- regeling) Overzicht van functies Als wordt gereden op autowegen en snelwegen met witte (gele) lijnen waarschuwt deze functie de bestuurder als de auto de rijstrook dreigt te verlaten en helpt hij om de auto in de rijstrook te houden door het stuurwiel te bedienen.
Pagina 322
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Functies die zijn opgenomen in het LDA-systeem ◆ Werking Lane Departure Alert Wanneer het systeem vaststelt dat de auto de rijstrook dreigt te verlaten, wordt een waarschu- wing weergegeven op het multi- informatiedisplay en klinkt de waarschuwingszoemer om de bestuurder te waarschuwen.
Pagina 323
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ◆ Waarschuwing voor slingeren Wanneer de auto slingert of meerdere malen de rijstrook dreigt te verlaten, klinkt de waarschuwingszoemer wordt een melding weergege- ven op het multi-informatiedis- play om de bestuurder te waarschuwen.
Pagina 324
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Voordat u het LDA-systeem gebruikt Vertrouw niet uitsluitend op het LDA-systeem. De LDA is geen systeem dat de auto automatisch bestuurt of de hoeveelheid aandacht die moet worden besteed aan het gebied voor de auto beperkt. De bestuurder dient altijd vol- ledige verantwoordelijkheid te nemen voor een veilig rijgedrag door de omgeving steeds goed in de gaten te houden en het stuurwiel te bedien om de rijlijn te corrigeren.
Pagina 325
● Breng geen wijzigingen aan de wielophanging, enz. aan. Als de wielop- hanging moet worden vervangen, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa- lificeerde en uitgeruste deskundige. ● Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer ook geen accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
Pagina 326
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Weergave op het instrumentenpaneel Controlelampje LDA Gaat branden wanneer het LDA- systeem is ingeschakeld. Controlelampje stuurregeling en display werking van onder- steuning stuurwielbediening Wanneer de stuurassistentie van de stuurregelingsfunctie in wer- king is, gaat het controlelampje branden en wordt het display van de werking op het multi-informatie- display ingeschakeld.
Pagina 327
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Voorwaarden voor werking van de functies ● Werking Lane Departure Alert Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt vol- daan. • De LDA is ingeschakeld. • De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger. •...
Pagina 328
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Tijdelijk uitschakelen van functies Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt een functie mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt de werking van de functie automatisch hervat. (→Blz.
Pagina 329
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de functies mogelijk niet goed werken In de volgende situaties signaleert de camerasensor witte (gele) lijnen moge- lijk niet en werken verschillende functies mogelijk niet normaal. ● Er zijn schaduwen op de weg die parallel lopen aan de witte (gele) lijnen of deze bedekken.
Pagina 330
Details/handelingen Het systeem werkt mogelijk niet goed. “Lane Departure Alert → Laat de auto nakijken door een Malfunction erkende Toyota-dealer of hersteller/ Visit Your Dealer” reparateur of een andere naar beho- (Storing in Lane Departure Alert. ren gekwalificeerde en uitgeruste Ga naar uw dealer) deskundige.
Pagina 331
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Waarschuwingsmelding Details/handelingen “Lane Departure Alert Het LDA-systeem kan niet worden Unavailable gebruikt omdat de rijsnelheid onge- Below Approx 50km/h” veer 50 km/h of lager is. (Lane Departure Alert niet → Rijd met een snelheid van ongeveer beschikbaar bij snelheid onder 50 km/h of hoger.
Pagina 332
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ∗ RSA (Road Sign Assist) Overzicht van de functie De RSA herkent bepaalde ver- Camerasensor keersborden door gebruik maken van de camerasensor en voorziet de bestuurder via het multi-informatiedisplay van infor- matie. Als het systeem vaststelt dat de snelheidslimiet wordt overschreden, of wanneer er bijvoorbeeld verboden acties ten opzichte van de her- kende verkeersborden worden uitgevoerd, wordt de bestuurder m.b.v.
Pagina 333
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van instellingen van de RSA De RSA kan worden ingeschakeld/uitgeschakeld via het scherm (→Blz. 152) van het multi-informatiedisplay. Weergave op het multi-informatiedisplay Nadat een verkeersbord door de camerasensor is herkend, wordt het op het multi-informatiedisplay weergegeven wanneer de auto het ver- keersbord passeert.
Pagina 334
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Soorten herkende verkeersborden De volgende soorten verkeersborden, inclusief elektronische ver- keersborden en knipperende verkeersborden, worden herkend. Soort Multi-informatiedisplay Begin/einde snelheidslimiet Snelheidslimiet met aanvullend Regen teken (Gelijktijdig met snelheidslimiet weergegeven) Oprit/afrit (Voorbeeld display) Er is een aanvul- lend teken (Inhoud wordt niet herkend)
Pagina 335
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Waarschuwingsscherm In de volgende situaties waarschuwt het RSA-systeem de bestuurder m.b.v. een waarschuwingsdisplay. ● Wanneer de rijsnelheid de drempelwaarde voor de snelheidswaar- schuwing in relatie tot de maximumsnelheid op het op het multi- informatiedisplay weergegeven verkeersbord overschrijdt, veran- dert de kleur van het verkeersbord.
Pagina 336
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt op een verkeersbord dat com- patibel is met het systeem. ● Er wordt met de auto in een land gereden waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
Pagina 337
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Dynamic Radar Cruise Control met volledig ∗ snelheidsbereik Overzicht van functies Wanneer de afstandsregelmodus is ingeschakeld, accelereert, dece- lereert en stopt de auto automatisch overeenkomstig de veranderin- gen in snelheid van de voorligger, zelfs wanneer het gaspedaal niet wordt ingetrapt.
Pagina 338
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Voordat u de Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheids- bereik gebruikt Voor veilig rijden is alleen de bestuurder verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen op het systeem en rijd voorzichtig door altijd goed op de omgeving te letten.
Pagina 339
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Onbedoeld activeren van de Dynamic Radar Cruise Control met volle- dig snelheidsbereik voorkomen Schakel de Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt. ■...
Pagina 340
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Rijden in de afstandsregelmodus In deze modus registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handha- ven.
Pagina 341
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid Wanneer er geen voorliggers zijn De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de toets voor de tussenafstand te bedienen.
Pagina 342
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus) Druk op de toets ON-OFF om de cruise control in te schake- len. Het controlelampje van de Dyna- mic Radar Cruise Control gaat branden en er wordt een melding weergegeven op het multi-informa- tiedisplay.
Pagina 343
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de ingestelde snelheid Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste snelheid wordt weergegeven. Verhogen van de snelheid (Behalve wanneer de auto door het systeem is stilgezet tijdens de afstandsregeling) Verlagen van de snelheid Fijnafstelling: Beweeg de hendel...
Pagina 344
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de tussenafstand (afstandsregelmodus) Door de schakelaar in te drukken wordt de tussenafstand als volgt gewijzigd: Symbool Lang voorligger Gemiddeld Kort De tussenafstand wordt automa- tisch op lang ingesteld als het con- tact AAN wordt gezet. Als er een auto voor u rijdt, wordt het symbool voor een voorligger ook weergegeven.
Pagina 345
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Hervatten van het rijden met de volgregeling als de auto is stilge- zet door het systeem (afstandsregelmodus) Druk de hendel omhoog als uw voorligger begint te rijden. Het volgen van uw voorligger wordt ook hervat als u het gaspe- daal intrapt wanneer uw voorlig- ger begint te rijden.
Pagina 346
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Naderingswaarschuwing (afstandsregelmodus) Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch decelereren door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het scherm gaan knipperen en zoemer klinken bestuurder te waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een andere bestuurder vóór u invoegt terwijl u een voorligger...
Pagina 347
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Selecteren van de constante-snelheidsregelmodus Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een ingestelde snelheid rijden, zonder de tussenafstand te regelen. Selecteer deze modus alleen wanneer de afstandsregel- modus niet goed werkt als gevolg van een vuile radarsensor. Houd bij uitgeschakelde cruise control de toets ON-OFF gedu- rende ten minste 1,5 seconden...
Pagina 348
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-...
Pagina 349
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 350
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.) ● Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden ● Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signalering door de sensor hindert ● Als de achterzijde van de auto ver inge- zakt is (omdat er zware lading in de bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
Pagina 351
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed werkt Bedien het rempedaal (of het gaspedaal, afhankelijk van de situatie) indien nodig in de volgende situaties, omdat de radarsensor voorliggers misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 352
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ∗ Dynamic Radar Cruise Control-systeem Overzicht van functies Wanneer de afstandsregelmodus is ingeschakeld, accelereert en decelereert de auto automatisch overeenkomstig de veranderingen in snelheid van de voorligger, zelfs wanneer het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de constante-snelheidsregelmodus rijdt de auto met een constante snelheid.
Pagina 353
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control Voor veilig rijden is alleen de bestuurder verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen op het systeem en rijd voorzichtig door altijd goed op de omgeving te letten.
Pagina 354
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties. Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld, waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 355
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Rijden in de afstandsregelmodus In deze modus registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handha- ven.
Pagina 356
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid Wanneer er geen voorliggers zijn De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsrege- ling te bedienen.
Pagina 357
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus) Druk op de toets ON-OFF om de cruise control in te schake- len. Het controlelampje van de Dyna- mic Radar Cruise Control gaat branden en er wordt een melding weergegeven multi- informatiedisplay.
Pagina 358
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de ingestelde snelheid Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste snelheid wordt weergegeven. Verhogen van de snelheid Verlagen van de snelheid Fijnafstelling: Beweeg de hendel kort in de gewenste richting. Ruime afstelling: Houd de hendel omhoog of omlaag om de snelheid te wijzigen en laat hem los als de...
Pagina 359
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de tussenafstand (afstandsregelmodus) Door de schakelaar in te drukken wordt de tussenafstand als volgt gewijzigd: Symbool Lang voorligger Gemiddeld Kort De tussenafstand wordt automa- tisch op lang ingesteld als het con- tact AAN wordt gezet. Als er een auto voor u rijdt, wordt het symbool voor een voorligger ook weergegeven.
Pagina 360
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling Als u de hendel naar u toe trekt, wordt de snelheidsregeling uit- geschakeld. De snelheidsregeling wordt even- eens uitgeschakeld als het rempe- daal wordt ingetrapt. Door de hendel omhoog te drukken, wordt de cruise con- trol hervat en wordt de opgesla- gen snelheid ingesteld.
Pagina 361
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Selecteren van de constante-snelheidsregelmodus Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een ingestelde snelheid rijden, zonder de tussenafstand te regelen. Selecteer deze modus alleen wanneer de afstandsregel- modus niet goed werkt als gevolg van een vuile radarsensor. Houd bij uitgeschakelde cruise control de toets ON-OFF gedu- rende ten minste 1,5 seconden...
Pagina 362
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-...
Pagina 363
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 364
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.) ● Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden ● Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signalering door de sensor hindert ● Als de achterzijde van de auto ver inge- zakt is (omdat er zware lading in de bagage-...
Pagina 365
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed werkt Bedien het rempedaal (of het gaspedaal, afhankelijk van de situatie) indien nodig in de volgende situaties, omdat de radarsensor voorliggers misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 366
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Cruise control Overzicht van functies Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehou- den zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt. Gebruik de cruise control op autowegen en snelwegen. Controlelampjes Cruise control-schakelaar Ingestelde snelheid Instellen van de rijsnelheid...
Pagina 367
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Accelereer of decelereer naar de gewenste snelheid (hoger dan ongeveer 40 km/h) en druk de hendel naar beneden om de snelheid in te stellen. Het controlelampje cruise control SET gaat branden. De rijsnelheid op het moment dat de hendel wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid.
Pagina 368
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de ingestelde snelheid Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste snelheid wordt bereikt. Verhogen van de snelheid Verlagen van de snelheid Fijnafstelling: Beweeg de hendel kort in de gewenste richting. Ruime afstelling: Houd de hendel in de gewenste richting gedrukt.
Pagina 369
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het cruise control-systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 370
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt. ■ Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Pagina 371
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Rijmodusselectieschakelaar Afhankelijk van de rijomstandigheden kan een van de 3 rijmodi worden geselecteerd. Rijmodi Druk herhaaldelijk op de toets tot het systeem de gewenste rijmodus inschakelt. Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, verandert de rijmodus in onderstaande volgorde en gaan de controlelampjes ECO MODE en PWR MODE dienovereenkomstig aan en uit.
Pagina 372
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Normale modus Geschikt voor normaal rijden. Wanneer de normale modus is geselecteerd, doven de controlelampjes ECO MODE en PWR MODE. POWER-modus Geschikt voor wanneer wendbaarheid en een uitstekende reactie op het gaspedaal gewenst zijn, bijvoorbeeld bij het rijden in berg- achtige gebieden.
Pagina 373
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ∗ Snelheidsbegrenzer Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de cruise control-schakelaar. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de ingestelde snel- heid overschrijdt. Instellen van de rijsnelheid Druk op de knop om de snelheids- begrenzer in te schakelen.
Pagina 374
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de ingestelde snelheid Verhogen van de snelheid Verlagen van de snelheid Houd de hendel vast tot de gewenste snelheid bereikt is. Voor een kleine wijziging van de ingestelde snelheid druk u de hen- del lichtjes omhoog of omlaag en laat u hem vervolgens los.
Pagina 375
AAN en stel vervolgens de snelheidsbegrenzer in. Als de snelheidsbegrenzer niet kan worden ingesteld, is er mogelijk een storing aanwezig in het sys- teem. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige, ook al kan er normaal met de auto worden gereden.
Pagina 376
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ∗ BSM (Blind Spot Monitor) Overzicht van de Blind Spot Monitor De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies; ● De Blind Spot Monitor-functie Helpt de bestuurder bij het maken van de beslissing wanneer van rijstrook te wisselen ●...
Pagina 377
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Het scherm en de indicator Blind Spot Monitor aan/uit De Blind Spot Monitor-functie en de Rear Crossing Traffic Alert-functie (indien aanwezig) kunnen in en uit worden geschakeld via het multi-infor- matiedisplay. (→Blz. 152) Auto's zonder Rear Crossing Traffic Alert-functie: Wanneer de functie is ingeschakeld, gaat het controlelampje BSM in het instrumentenpaneel branden.
Pagina 378
(Storing in Blind Spot Monitor-systeem). Ga naar uw dealer) op het multi- informatiedisplay wordt weergegeven Er zit mogelijk een storing in de sensor of de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 379
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Behalve in Israël en Oekraïne verkochte auto's ...
Pagina 380
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen...
Pagina 381
Als een sensor ook maar iets wordt verplaatst, werkt het systeem mogelijk niet goed meer en worden auto's mogelijk niet meer correct gesignaleerd. Laat in de volgende gevallen uw auto nakijken door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 382
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen De Blind Spot Monitor-functie De Blind Spot Monitor-functie maakt gebruik van radarsensoren om auto's te signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden in het gebied dat niet in de buitenspiegel is te zien (de dode hoek) en brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicator in de buitenspiegel.
Pagina 383
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd rekening met de omgeving. De Blind Spot Monitor-functie is een aanvullend systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een auto in de dode hoek.
Pagina 384
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor-functie mogelijk niet goed werkt ● In de volgende gevallen signaleert de Blind Spot Monitor-functie auto's mogelijk niet correct: • Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan hevige schokken •...
Pagina 385
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● In de volgende gevallen is de kans dat de Blind Spot Monitor-functie onno- dig een auto en/of object signaleert groter: • Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan hevige schokken •...
Pagina 386
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen De Rear Crossing Traffic Alert-functie (indien aanwezig) De Rear Crossing Traffic Alert werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Hij kan andere auto's signaleren die van rechts of links achter naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere auto's: de indicatoren in de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
Pagina 387
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen De detectiegebieden van de Rear Crossing Traffic Alert-functie Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor- den gesignaleerd. Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd heeft, kan de zoemer een waarschuwing geven voor snellere auto's die verder weg zijn.
Pagina 388
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie een auto niet signaleert De Rear Crossing Traffic Alert-functie is niet ontworpen om de volgende typen voertuigen en/of objecten te signaleren: ● Voertuigen die van direct achter de auto naderen ●...
Pagina 389
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie mogelijk niet goed werkt ● In de volgende gevallen signaleert de Rear Crossing Traffic Alert-functie auto's mogelijk niet correct: • Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan hevige schokken •...
Pagina 390
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen • Als de sensoren een voertuig niet kunnen signaleren als gevolg van obstakels ● In de volgende gevallen is de kans dat de Rear Crossing Traffic Alert-functie onnodig een auto en/of object signaleert groter: •...
Pagina 391
Wanneer ON (aan) wordt geselec- teerd, gaat het controlelampje van de Toyota Parking Assist-sensor branden. Wanneer OFF (uit) wordt geselecteerd, wordt de Toyota Parking Assist- sensor pas weer ingeschakeld wanneer ON (aan) wordt geselecteerd via het scherm op het multi-informatiedisplay. (Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld, zelfs niet wanneer het hybridesysteem opnieuw wordt gestart.)
Pagina 392
• De displays van de werking van de zijsensor voor en zijsensor achter worden niet weergegeven tot de gebieden aan de zijkant volledig zijn gescand. Scherm multimediasysteem en navigatiesysteem ■ Wanneer de Toyota Parking Assist Monitor wordt weerge- geven: Bij signalering van een obstakel...
Pagina 393
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel Weergave afstand ■ Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen. Globale afstand tot obstakel Hulpdisplay (met inge- Hoeksensoren Hoeksensoren Normaal schakeld voor, binnenste achter, binnen- display Intelligent sensoren voor ste sensoren Parking...
Pagina 394
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Binnenste sensoren voor Zijsensoren achter Hoeksensoren voor Hoeksensoren achter Sensoren voorzijde Binnenste sensoren achter : De afbeeldingen wijken, afhankelijk van de signaleringsstatus, mogelijk af van de getoonde afbeeldingen. (→Blz. 391) : Multi-informatiedisplay : Scherm multimediasysteem of navigatiesysteem...
Pagina 395
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Zoemer Wanneer een obstakel wordt gesignaleerd, klinkt de zoemer. ● Wanneer u een obstakel nadert, klinkt de zoemer met steeds kor- tere tussenpozen. Wanneer het obstakel zeer dichtbij is, klinkt de zoemer niet langer met tussenpozen (korte piepsignalen), maar continu (lang piepsignaal).
Pagina 396
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Detectiebereik van de sensoren Ongeveer 100 cm Ongeveer 150 cm Ongeveer 60 cm Ongeveer 100 cm • Het detectiebereik is rechts in de afbeelding aangegeven. De sensor zal het obstakel echter niet signaleren wanneer dit zich te dichtbij bevindt.
Pagina 397
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Werkingsvoorwaarden Het contact wordt AAN gezet ● Hoeksensoren voor: • De selectiehendel staat niet in stand P • De rijsnelheid is ongeveer 10 km/h of lager ● Zijsensoren voor/zijsensoren achter: • De selectiehendel staat niet in stand P •...
Pagina 398
Als “Parking Assist Malfunction” (storing Parking Assist) wordt weerge- geven op het multi-informatiedisplay Afhankelijk van de storing in de sensor, werkt het apparaat mogelijk niet nor- maal. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 399
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Als de Toyota Parking Assist-sensor in gebruik is Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ongevallen te voorko- men. ● Overschrijd de snelheidslimiet van 10 km/h niet. ● Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Con- troleer tijdens het voor- of achteruitrijden of de omgeving (vooral naast de auto) veilig is en rijd langzaam.
Pagina 400
Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt. ● Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat. ● Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel- ophanging) is gemonteerd. ● Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije omgeving.
Pagina 401
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Zijsensoren In de onderstaande situaties werkt het sonarsysteem mogelijk niet goed, waardoor een ongeval kan ontstaan. Rijd met de nodige voorzichtigheid. ● Obstakels worden mogelijk niet aan de zijkanten gesignaleerd tot er kort met de auto is gereden en de scan van de zijkanten is voltooid (→Blz.
Pagina 402
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige. ● Het display van de Toyota Parking Assist-sensor knippert en er klinkt een piepsignaal als er geen obstakel wordt gesignaleerd. ● Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of wordt bloot- gesteld aan een krachtige schok.
Pagina 403
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ∗ Intelligent sonarsysteem Wanneer zich mogelijk een aanrijding met een obstakel zal voor- doen bij het parkeren of het rijden met een lage snelheid en de auto plotseling naar voren beweegt doordat het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt, of wanneer de auto in beweging treedt doordat de verkeerde schakelstand wordt geselecteerd, signaleren de sensoren obstakels voor en achter de auto in de rijrichting van...
Pagina 404
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ◆ De auto beweegt doordat de verkeerde schakelstand is geselecteerd...
Pagina 405
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Soorten sensoren Hoeksensoren voor Binnenste sensoren voor Hoeksensoren achter Binnenste sensoren achter Wijzigen van instellingen van het intelligente sonarsysteem Het intelligente sonarsysteem kan worden ingeschakeld/uitgescha- keld via het scherm (→Blz. 152) van het multi-informatiedisplay. Wanneer het intelligente sonar- systeem is uitgeschakeld, brandt het controlelampje OFF van dat...
Pagina 406
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Werking Wanneer het intelligente sonarsysteem een obstakel signaleert en er een risico op een aanrijding bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een toename van de rijsnelheid te beperken. (Restrictieregeling vermogen hybridesysteem: A) Bovendien, wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden, treedt het remsysteem in werking om de rijsnelheid te verlagen.
Pagina 407
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen OMLAAG OMLAAG OMHOOG Gaspedaal Regeling begint Rempedaal Risico op aanrijding Vermogen hybridesysteem Aanrijding is waarschijnlijk Remkracht...
Pagina 408
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Werkingsvoorwaarden Voorwaarden starten werking ■ Wanneer het controlelampje OFF van het intelligente sonarsysteem niet brandt of knippert (→Blz. 412, 587) en aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan, werkt het systeem. Restrictieregeling vermogen hybridesysteem ●...
Pagina 409
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Weergave en zoemer voor restrictieregeling vermogen hybride- systeem en remregeling Wanneer de restrictieregeling van het vermogen van het hybridesys- teem of de remregeling in werking is, klinkt de zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de bestuur- der te waarschuwen.
Pagina 410
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Signaleringsgebied sensoren Het detectiebereik van het intelligente sonarsysteem verschilt van dat van het sonarsysteem (→Blz. 395). Daardoor wordt het intelligente sonarsysteem mogelijk niet ingeschakeld, ook al signaleert het sonarsysteem een obstakel en wordt er een waarschuwing gegeven.
Pagina 411
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Situaties waarin het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een aanrijding is In de onderstaande situaties werkt het systeem mogelijk, zelfs als er geen kans op een aanrijding is. ● Omgevingsinvloeden •...
Pagina 412
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● Veranderingen in de auto • De auto staat erg schuin • De hoogte van de auto is drastisch veranderd als gevolg van belading (de voorzijde wijst omhoog of omlaag) • De richting van de sensor wijkt af als gevolg van een aanrijding o.i.d. ■...
Pagina 413
Zodra het ijs smelt, zal het systeem weer normaal werken. ● Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als deze melding ook na het verwijderen van het vuil van de sensor wordt weergegeven of wordt weergegeven wanneer de sensor helemaal niet vuil was.
Pagina 414
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Voor een veilig gebruik Vertrouw niet uitsluitend op het systeem. Wanneer u uitsluitend op het sys- teem vertrouwt, kan dat resulteren in een ongeval. ● Voor veilig rijden is alleen de bestuurder verantwoordelijk. Let goed op de omgeving om te zorgen dat u veilig rijdt.
Pagina 415
Wanneer het gebied rondom de sensor wordt blootgesteld aan een krach- tige schok, werkt de apparatuur mogelijk niet goed meer als gevolg van een storing in de sensor. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 416
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen S-IPA (Simple Intelligent Parking Assist- ∗ systeem) Simple Intelligent Parking Assist-systeem Overzicht van functies ■ Het Simple Intelligent Parking Assist-systeem bedient automatisch het stuurwiel voor ondersteuning bij het achteruitrijden in een gebied naast een beoogde parkeerplaats en bij het wegrijden van een parkeerplaats na het fileparkeren.
Pagina 417
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Tabel met ondersteuningsmodi en functies van het Simple Intelligent Parking Assist-systeem Ondersteunings- Wijze van Overzicht van functies Zie blz. modus parkeren De ondersteuning begint nadat de auto voor de beoogde parkeerplaats Modus automa- tot stilstand is gebracht tisch achteruit en helpt bij het achteruit inparkeren...
Pagina 418
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Intelligent sonarsysteem terwijl het Simple Intelligent Parking Assist- systeem in werking is Als het Simple Intelligent Parking Assist-systeem in werking is en het sys- teem een obstakel signaleert dat een aanrijding kan veroorzaken, treden de onderdrukkingsregeling van het vermogen van het hybridesysteem en de remregeling van het intelligente sonarsysteem in werking, ongeacht of het intelligente sonarsysteem is in- of uitgeschakeld.
Pagina 419
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wijzigen van de ondersteuningsmodus Wijzigen met de toets van de S-IPA ■ Druk op de toets Hiermee kunt u schakelen tus- sen de functies en de onder- steuningsmodi uit- of inschake- len. Telkens wanneer de toets van de S-IPA wordt ingedrukt terwijl het contact AAN staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h of lager is, wijzigt de functie als volgt.
Pagina 420
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Begeleidingsscherm Het begeleidingsscherm wordt weergegeven op het multi-informatie- display. Indicator mate van assistentie Geeft een statusbalk weer waarop wordt aangegeven hoe ver de auto is verwijderd van zijn stoppositie/ wat de positie is waarbij de onder- steuningsregeling eindigt.
Pagina 421
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Controlelampje S-IPA in het instrumentenpaneel (→Blz. 115) Dit controlelampje gaat branden wanneer het stuurwiel automatisch wordt bediend door het Simple Intelligent Parking Assist-systeem. Nadat de rege- ling wordt beëindigd, knippert het controlelampje korte tijd en dooft het vervol- gens.
Pagina 422
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Naast andere auto's parkeren (modus automatisch achteruit inparkeren) Overzicht van functies ■ Stop op het punt waarbij het midden van de beoogde parkeerplaats vrijwel haaks op de auto staat. Als de parkeerplaats kan worden gesignaleerd, kan de begeleidingsfunctie voor vooruitrijden worden gebruikt.
Pagina 423
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Parkeren ■ Stop op het punt waarbij het midden van de beoogde par- keerplaats vrijwel haaks op de auto staat. Druk vervol- gens 2 keer op de toets van de S-IPA en controleer of het display op het multi-informa- tiedisplay terugkeert...
Pagina 424
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Neem een normale zithou- ding aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer gebied voor en rondom de auto veilig is en rijd lang- zaam vooruit terwijl u de rij- snelheid regelt rempedaal.
Pagina 425
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Neem een normale zithouding voor achteruitrijden aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied achter en rondom de auto veilig is, controleer of er zich geen obstakels bevinden op de parkeer- plaats en rijd langzaam achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Pagina 426
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Neem een normale zithouding voor achteruitrijden aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied achter en rondom de auto veilig is en rijd langzaam achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Pagina 427
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Werkingsvoorwaarden modus automatisch achteruit inparkeren ● Rijd langzaam (met een snelheid waarbij de auto snel tot stilstand kan wor- den gebracht) om de functie goed te laten werken. ● Rijd langzaam (met een snelheid waarbij de auto snel tot stilstand kan wor- den gebracht) om de functie goed te laten werken.
Pagina 428
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Tips voor het gebruik van de modus automatisch achteruit inparkeren Laat een ruimte van ongeveer 1 m tussen uw auto en de geparkeerde auto's en rijd richting de beoogde par- keerplaats. Als de ruimte tussen uw auto en de geparkeerde auto's te groot is, kunnen de zijsensoren voor en zijsensoren achter de geparkeerde...
Pagina 429
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Fileparkeren (modus fileparkeren) Overzicht van functies ■ Wanneer er een parkeerplaats kan worden gesignaleerd, wordt u naar voren begeleid tot u de startpositie voor de ondersteuningsre- geling hebt bereikt. Vervolgens kan de modus fileparkeren worden gebruikt.
Pagina 430
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Het parkeren is voltooid Hiermee is de ondersteuningsmodus voltooid. Afhankelijk van de condi- tie van de parkeerplaats wordt de begeleiding voor de beginpunten voor naar voren rijden en achteruitrijden en de automatische bediening van het stuurwiel telkens wanneer meerdere keermanoeuvres nodig zijn, herhaald.
Pagina 431
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Rijd recht vooruit en blijf daarbij parallel aan de weg of stoeprand. Laat een ruimte van ongeveer 1 m tussen uw auto geparkeerde auto's. ● Rijd langzaam. ● Het systeem begint een parkeerplaats te zoeken. ●...
Pagina 432
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Breng de auto tot stilstand wanneer gelijkmatig piepsignaal te horen is en de stopindicator (→Blz. 419) op het display wordt weergege- ven. Als de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt er een hoog piepsignaal en start de ondersteuningsregeling.
Pagina 433
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Breng de auto tot stilstand wanneer gelijkmatig piepsignaal te horen is en de stopindicator (→Blz. 419) op het display wordt weergege- ven. Zet de selectiehendel in stand D. Neem een normale zithouding aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied voor en rondom de auto veilig is en rijd langzaam vooruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Pagina 434
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wanneer de auto zich bijna geheel binnen de beoogde parkeer- plaats bevindt, klinkt er een hoog piepsignaal en wordt de stopin- dicator op het display weergegeven. Breng de auto tot stilstand. Hiermee is de modus fileparkeren voltooid. ●...
Pagina 435
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen OPMERKING ● Als er kuilen of hellingen in de weg zitten, kan de beoogde parkeerplaats niet goed worden ingesteld. Daardoor wordt de auto mogelijk schuin of deels buiten de parkeerplaats geparkeerd. Gebruik in deze gevallen de modus fileparkeren niet.
Pagina 436
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wegrijden van een parkeerplaats na het fileparkeren (modus par- keerplaats fileparkeren verlaten) Overzicht van functies ■ Selecteer bij het wegrijden van een parkeerplaats na het fileparke- ren de richting waarin u wilt wegrijden. De ondersteuningsregeling voor de bediening van het stuurwiel helpt om de auto naar een positie te begeleiden van waaruit u kunt wegrijden.
Pagina 437
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Gebruik van de modus parkeerplaats fileparkeren verlaten om ■ weg te rijden Druk, terwijl de selectiehendel in stand P staat, op de toets van de S-IPA en controleer of het display op het multi-informatiedis- play terugkeert naar “Exit Parallel Parking”...
Pagina 438
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Neem een normale zithouding voor achteruitrijden aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied achter en rondom de auto veilig is en rijd langzaam achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Pagina 439
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Breng de auto tot stilstand wanneer gelijkmatig piepsignaal te horen is en de stopindicator (→Blz. 419) op het display wordt weergege- ven. Zet de selectiehendel in stand R. Neem een normale zithouding voor achteruitrijden aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied achter en rondom de auto veilig is en rijd langzaam achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het...
Pagina 440
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Breng de auto tot stilstand wanneer gelijkmatig piepsignaal te horen is en de stopindicator (→Blz. 419) op het display wordt weergege- ven. Zet de selectiehendel in stand D Neem een normale zithouding aan, laat uw handen lichtjes en zonder kracht te gebruiken op het stuurwiel rusten, controleer of het gebied voor en rondom de auto veilig is en rijd langzaam vooruit terwijl u de rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Pagina 441
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Wanneer de auto bijna het punt voor wegrijden heeft bereikt, klinkt er een hoog piepsignaal en wordt de ondersteuningsregeling beëindigd. Pak vervolgens het stuurwiel vast en rijd naar voren. ■ Modus parkeerplaats fileparkeren verlaten ●...
Pagina 442
→ Zet het contact UIT en vervolgens AAN. Laat, als de melding nogmaals wordt weerge- geven, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit- geruste deskundige. Er zit mogelijk een storing in het systeem.
Pagina 443
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Melding Situatie•Oplossing De toets van de S-IPA wordt bediend in een gebied zonder parkeerplaatsen of in een gebied waar de ruimte om te parkeren smal is. • De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt, aangezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar een parkeerplaats waarvan de breedte ongeveer 2,6 m of meer is.
Pagina 444
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Melding Situatie•Oplossing De ondersteuningsregeling wordt gestart terwijl het stuurwiel wordt vastgehouden. → Laat uw handen op het stuurwiel rusten zon- der druk uit te oefenen. De ondersteuningsre- geling treedt in werking. De auto rijdt en de ondersteuningsregeling wordt gestart terwijl het stuurwiel wordt vastgehouden.
Pagina 445
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Melding Situatie•Oplossing Het maximale aantal manoeuvres voor meerdere keermanoeuvres wordt bereikt tijdens de ondersteu- ningsregeling of de beoogde parkeerplaats kan niet worden bereikt doordat de regeling wordt gebruikt op een weg met een steile helling. →...
Pagina 446
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Melding Situatie•Oplossing → Breng de auto tot stil- stand en laat uw han- De ondersteunings- den op het stuurwiel regeling wordt tijdelijk rusten zonder druk uit onderbroken (kan te oefenen. Druk vervol- opnieuw worden gens op de toets van de gestart) S-IPA om de ondersteu-...
Pagina 447
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik Sensoren ■ Signaleren de auto om de parkeerplaats te helpen bepalen. Sensoren voorzijde Zijsensoren achter ● Het detectiegebied van de sensor bij het gebruik van de modus automatisch ach- teruit inparkeren Beoogde parkeerplaats ●...
Pagina 448
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ● Wanneer er een auto geparkeerd staat achter de beoogde parkeerplaats, wordt deze als gevolg van de afstand mogelijk niet gesignaleerd. Ook wordt, afhankelijk van de vorm van de auto en andere omstandigheden, de detectieafstand mogelijk korter of is signalering wellicht niet mogelijk.
Pagina 449
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ● Vertrouw niet uitsluitend op het Simple Intelligent Parking Assist-systeem. Rijd, net als bij auto's zonder dit systeem, voorzichtig vooruit en achteruit terwijl u de omgeving van de auto in de gaten houdt. ●...
Pagina 450
Laat in eventuele andere gevallen waarbij de instelde positie en de positie van de auto erg verschillen de auto nakijken door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 451
• De hoek van de sensor wijkt mogelijk af wanneer de ondersteuningsre- geling start, zelfs wanneer er een geparkeerde auto naast de beoogde parkeerplaats staat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 452
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen Ondersteunende systemen Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en ver- trouw niet in al te sterke mate op deze systemen als u de auto bedient.
Pagina 453
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ◆ VSC+ (Vehicle Stability Control+) Coördineert de werking van ABS-, TRC-, VSC- en EPS-systemen. Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkma- noeuvres op een glad wegdek door de stuurcommando's aan te passen. ◆...
Pagina 454
Wanneer de melding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay dat de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is niet ingedrukt De TRC kan niet worden bediend. Neem contact op met een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 455
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door de ABS-, BA-, VSC-, TRC- en Hill Start Assist Control-systemen De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande syste- men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing. ●...
Pagina 456
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen ■ Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control Als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist Control: ● De selectiehendel staat in een andere stand dan P of N (bij het vooruit/ach- teruit bergop wegrijden) ●...
Pagina 457
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen WAARSCHUWING ■ Het ABS werkt niet effectief als ● De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver- sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw). ● De auto aquaplaning ondervindt terwijl met een hoge snelheid op een natte of gladde weg wordt gereden.
Pagina 458
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie over het vervangen van de banden of wielen.
Pagina 459
4-6. Rijtips Rijden met een hybrideauto Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieu- vriendelijk te rijden: ◆ Gebruik van de ECO-modus Bij gebruik van de ECO-modus kan het koppel dat correspondeert met de mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt geleidelijker worden afgegeven dan onder normale omstandigheden.
Pagina 460
4-6. Rijtips ◆ Bij het remmen Rem rustig en tijdig. Er kan meer elektrische energie worden gere- genereerd tijdens het decelereren. ◆ Files Herhaaldelijk accelereren en decelereren en ook langdurig wach- ten bij verkeerslichten veroorzaakt een hoog brandstofverbruik. Controleer de verkeersberichten en vermijd files zo veel mogelijk. Laat bij het rijden in een file het rempedaal rustig los zodat de auto zachtjes vooruitrijdt en vermijd overmatig gebruik van het gaspe- daal.
Pagina 461
4-6. Rijtips ◆ Controleren van bandenspanning Controleer de bandenspanning regelmatig. Een onjuiste banden- spanning kan leiden tot een hoog brandstofverbruik. Winterbanden kunnen veel wrijving veroorzaken en kunnen, als ze worden gebruikt op droge wegen, dus ook een hoger verbruik ver- oorzaken.
Pagina 462
4-6. Rijtips Rijden in de winter Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbe- reidingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd aan de actuele weersomstandigheden aan. Voorbereiding voor de winter ● Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandighe- den.
Pagina 463
4-6. Rijtips Tijdens het rijden Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een veilige afstand tussen u en uw voorligger en pas de snelheid aan aan de conditie van de weg. Bij het parkeren Parkeer de auto, zet de selectiehendel in stand P en zorg dat een van de wielen wordt geblokkeerd, maar activeer de parkeerrem niet.
Pagina 464
4-6. Rijtips ■ Monteren van sneeuwkettingen Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij- deren van sneeuwkettingen: ● Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie. ● Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen sneeuwkettingen om de achterwielen.
Pagina 465
■ Repareren of vervangen van winterbanden (auto's met bandenspan- ningswaarschuwingssysteem) Laat winterbanden repareren of vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit- geruste deskundige of door een bandenspecialist. Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft invloed op de werking van de bandenspanningssensoren en -zenders.
Pagina 466
Voorzieningen in het interieur 5-1. Gebruik van de 5-2. Gebruik van de airconditioning en de interieurverlichting achterruitverwarming Overzicht interieur- Automatische verlichting ......479 airconditioning ....466 • Interieurverlichting voor .......480 Stoelverwarming ....477 • Leeslampjes voor ..480 • Interieurverlichting achter ......481 5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Overzicht van opberg- mogelijkheden ....482...
Pagina 467
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Automatische airconditioning De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager- snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur. Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing. De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
Pagina 468
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Wijzigen van de luchtcirculatiemodus ■ Bedien omhoog of omlaag om de uitstroomope- ningen te wijzigen. Iedere keer dat de knop wordt bediend, worden er andere uit- stroomopeningen geselecteerd. Er stroomt lucht naar het bovenlichaam Er stroomt lucht naar het bovenlichaam en de voeten...
Pagina 469
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming S-FLOW-modus ■ In de S-FLOW-modus wordt bij de luchtcirculatie prioriteit gegeven aan de voorstoelen, waardoor de luchtcirculatie en het effect van de airconditioning op de achterstoelen wordt gereduceerd. Als er geen passagier wordt gesignaleerd op de voorpassagiers- stoel, wordt er bij de luchtcirculatie prioriteit gegeven aan alleen de zijde van de bestuurder.
Pagina 470
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Gebruik van de automatische modus Druk op Wijzig de ingestelde temperatuur. Druk op om de werking te beëindigen. Wanneer de automatische modus is ingeschakeld, worden de luchtcirculatiemodi en de aanjagersnelheid niet weergegeven op het bedieningspaneel voor de airconditioning.
Pagina 471
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Instelscherm airconditioning op multi-informatiedisplay Bij het wijzigen van de instellingen van de airconditioning, wordt het bevestigingsscherm voor instelling als pop-up weergegeven op het multi-informatiedisplay. Druk op om terug te keren naar het vorige scherm. Overige functies Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus ■...
Pagina 472
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Gebruik van de Climate Preference (klimaatvoorkeur) ■ Druk op Elke keer als wordt ingedrukt, verandert de instellingsmo- dus voor de aanjagersnelheid als volgt. NORMAL (NORMAAL) → ECO → FAST (SNEL) Wanneer ECO wordt weergegeven op het airconditioningscherm, wordt de airconditioning zo bediend dat er prioriteit wordt gegeven aan een laag brandstofverbruik door de aanjagersnelheid te verla- gen, enz.
Pagina 473
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Uitstroomopeningen Plaats van uitstroomopeningen ■ uitstroomopeningen luchthoeveelheid veranderen overeenkomstig de geselec- teerde luchtcirculatiemodus. Afstellen van de stand van de uitstroomopeningen ■ Richt de luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden Openen en sluiten van de uitstroomopeningen ■...
Pagina 474
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming ■ Gebruik van de automatische modus De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur en de omgevingscondities. Daarom wordt de aanjager direct na het indrukken van de toets mogelijk even uitgeschakeld tot er voldoende warme of koude lucht voorhan- den is.
Pagina 475
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming ■ Functie voor signalering condens op voorruit Wanneer de automatische modus is ingeschakeld, signaleert de luchtvochtig- heidssensor (→Blz. 476) condens op de voorruit en regelt hij de airconditio- ning om te voorkomen dat de ruiten beslaan. ■...
Pagina 476
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming ■ Interieurfilter →Blz. 555 ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen De instellingen (bijv. de werking van de toets AUTO van de airconditioning) kunnen worden gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: →Blz. 672) WAARSCHUWING ■ Voorkomen dat de voorruit beslaat ●...
Pagina 477
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming OPMERKING ■ Luchtvochtigheidssensor De voorruit is voorzien van een sensor die de luchtvochtigheid in de auto, de temperatuur van de voorruit, enz. meet, om vast te stellen of de ruit is beslagen. (→Blz.
Pagina 478
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming ∗ Stoelverwarming De stoelverwarming verwarmt de voorstoelen. WAARSCHUWING ● Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in con- tact komt met de stoelen wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld: • Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten •...
Pagina 479
5-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming Bedieningsinstructies De stoel wordt op hoge tempe- ratuur verwarmd (HI) De stoel wordt op lage tempe- ratuur verwarmd (LO) Het controlelampje gaat branden wanneer een zijde van de toets wordt ingedrukt. Druk lichtjes op de andere zijde van de toets om de werking te stoppen.
Pagina 480
5-2. Gebruik van de interieurverlichting Overzicht interieurverlichting Leeslampjes/interieurverlichting voor (→Blz. 480) Verlichting selectiehendel Interieurverlichting achter (→Blz. 481) Instapverlichting voorportieren Voetenruimteverlichting...
Pagina 481
5-2. Gebruik van de interieurverlichting Interieurverlichting voor Auto's zonder schuifdak Auto's met schuifdak Schakelt de verlichting uit In-/uitschakelen van de stand DOOR Schakelt de stand DOOR in Schakelt de verlichting in/uit Schakelt de verlichting in Leeslampjes voor Auto's zonder schuifdak Auto's met schuifdak ...
Pagina 482
5-2. Gebruik van de interieurverlichting Interieurverlichting achter Zet de schakelaar in de stand DOOR (gekoppeld aan portier). De werking wordt gekoppeld aan de hoofdschakelaar van de inte- rieurverlichting voor. Wanneer de schakelaar is uitgeschakeld, gaat de verlichting niet branden. Schakelt de verlichting in ●...
Pagina 483
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Overzicht van opbergmogelijkheden Fleshouders/portiervakken Dashboardkastje (→Blz. 483) (→Blz. 484) Extra opbergvakken Bekerhouders (→Blz. 484) (→Blz. 486) Consolevak (→Blz. 483) WAARSCHUWING ● Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende: •...
Pagina 484
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Dashboardkastje Trek de hendel omhoog. De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten branden. Consolevak Til het deksel op. U kunt de inzetbak naar voren en achte- ren schuiven en verwijderen.
Pagina 485
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Bekerhouders/fleshouders/portiervakken Bekerhouders voor ■ Druk, wanneer u een mok plaatst, het tussenschot naar beneden. Druk, wanneer u een blikje, flesje o.i.d. plaatst, nogmaals op het tussenschot om het in zijn oorspronkelijke stand terug te brengen. Bekerhouders achter ■...
Pagina 486
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden ● Sluit de kap als er een fles wordt opgeborgen. ● De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of vorm ervan. WAARSCHUWING Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes. Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval of plotseling remmen naar bui- ten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
Pagina 487
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Extra opbergvakken (indien aanwezig) Type A Druk het deksel in. De dakconsole is handig voor het tijdelijk opbergen van kleine voor- werpen. Type B Auto's met draadloze lader: →Blz. 495 WAARSCHUWING Berg geen voorwerpen op die zwaarder zijn dan 200 g. Zwaardere voorwerpen kunnen ervoor zorgen dat het extra opbergvak opengaat, waardoor het voorwerp naar buiten kan vallen en letsel kan ver- oorzaken.
Pagina 488
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Voorzieningen in de bagageruimte Afdekplaat Trek de hendel omhoog. Zet hem vast met de tashaken. WAARSCHUWING Als de afdekplaat is verwijderd, plaats hem dan vóór het rijden terug op zijn oorspronkelijke plaats. Bij plotseling remmen kan letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door de afdekplaat of door items die in het extra opbergvak zijn opgeborgen.
Pagina 489
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Bagagehaken Auto's met bandenreparatieset Klap de haak omhoog om hem te gebruiken. In de bagageruimte zijn haken aanwezig waaraan de bagage kan worden vastgezet. Auto's met een compact reservewiel of volwaardig reservewiel Open de afdekplaat en klap de haak omhoog om hem te gebruiken.
Pagina 490
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden WAARSCHUWING Om letsel te voorkomen, dienen de bagagehaken altijd in de opbergpositie te worden teruggezet wanneer ze niet worden gebruikt. Tashaken Druk bij het gebruik van de haak op de onderzijde ervan, zodat deze omhoog komt. Aan de andere kant zit ook een haak.
Pagina 491
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Opbergvak gevarendriehoek De gevarendriehoek kan worden opgeborgen in het extra opbergvak in het midden. (De gevarendriehoek zelf behoort niet tot de standaarduitrusting.) Auto's met bandenreparatieset Auto's compact reservewiel Auto's volwaardig reservewiel Afhankelijk van de afmeting en vorm van de gevarendriehoekdoos, enz. kan deze mogelijk niet worden opgeborgen.
Pagina 492
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden Bagageafdekking De bagageafdekking plaatsen ■ Plaats één zijde van de baga- geafdekking in de houder. Druk die zijde op zijn plaats terwijl u de andere zijde in de houder aan de andere zijde plaatst. Gebruik van de bagageafdekking ■...
Pagina 493
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden De bagageafdekking opbergen (behalve auto's met een vol- ■ waardig reservewiel) Open de afdekplaat en zet hem vast met de tashaken. Berg de bagageafdekking op in het opbergvak onder de afdekplaat. Klap de afdekplaat terug in zijn de oorspronkelijke stand om hem te sluiten.
Pagina 494
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Overige voorzieningen in het interieur Zonnekleppen Klap de zonneklep omlaag om deze vooruitgerichte stand te zetten. Klap de zonneklep omlaag, maak de klep los en draai deze naar de zijkant om de zonne- klep in de zijdelingse stand te zetten.
Pagina 495
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Accessoireaansluitingen Gebruik deze als voeding voor elektronische accessoires die minder dan 12 V gelijkstroom/10 A verbruiken (stroomverbruik van 120 W). Voor Achter Open de klep. Open de klep. De accessoireaansluitingen kunnen worden gebruikt wanneer het contact in stand ACC of AAN staat.
Pagina 496
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Draadloze lader (indien aanwezig) U kunt een draagbaar apparaat opladen door een standaard Wireless Qi-lader die compatibel is met draagbare apparaten, bijvoorbeeld smartphones en accu's voor mobiele telefoons, op het laadgebied te plaatsen overeenkomstig de voorschriften van het Wireless Power Consortium.
Pagina 497
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Gebruik van de draadloze lader ■ Druk op de voedingsschake- laar van de draadloze lader. Wordt met iedere druk op de voedingsschakelaar aan- en uit- geschakeld. Wanneer de schakelaar aan is, gaat werkingsindicator (groen) branden.
Pagina 498
Als zich een fout voordoet, knippert de werkingsindicator oranje. Los de fout op op basis van onderstaande tabel. Werkingsindicator Vermoedelijke oorzaken Oplossing Neem contact op met een erkende Toyota- Knippert eens per dealer of hersteller/ Fout in communicatie seconde herhaalde- reparateur of een tussen auto en lader.
Pagina 499
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur ■ De draadloze lader kan worden bediend als Het contact in stand ACC of AAN staat. ■ Bruikbare draagbare apparaten Standaard Wireless Qi-laders kunnen worden gebruikt voor draagbare appa- raten. Niet voor alle standaard Qi-apparaten is echter compatibiliteit gegarandeerd. De draadloze lader bedoeld voor draagbare apparaten met een laag vermo- gen van niet meer dan 5 W, zoals mobiele telefoons en smartphones.
Pagina 500
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Wanneer een draagbaar apparaat wordt opgeladen, dient de bestuurder uit veiligheidsoverwegingen het hoofdgedeelte van het draagbare apparaat niet te bedienen tijdens het rijden. ■ Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische apparatuur Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers, geïmplan-...
Pagina 501
Wanneer, afgezien van het bovenstaande, de lader niet normaal werkt of de werkingsindicator continu knippert, zit er waarschijnlijk een storing in de draadloze lader. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of her- steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 502
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Armsteun Trek de armsteun naar beneden om hem te kunnen gebruiken. OPMERKING Plaats geen al te zware last op de armsteun om schade aan de armsteun te voorkomen. Kledinghaakjes De handgrepen achter zijn voor- zien van kledinghaakjes.
Pagina 503
5-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur Handgrepen Een handgreep aan het dak kan ter ondersteuning van uw lichaam worden gebruikt wanneer u zit. WAARSCHUWING Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf uw zitplaats.
Pagina 504
Onderhoud en verzorging 6-1. Onderhoud en verzorging Reinigen en beschermen van het exterieur van uw auto ......504 Reinigen en beschermen van het interieur van uw auto ......510 6-2. Onderhoud Onderhoud en reparatie..514 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren onderhoud en controles...517 Motorkap......520 Plaatsen van een...
Pagina 505
6-1. Onderhoud en verzorging Reinigen en beschermen van het exterieur Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat te houden: ● Spoel de auto van boven naar beneden af met veel water en verwij- der zo vuil en stof van de carrosserie, uit de wielkasten en van de onderkant van de auto.
Pagina 506
• Gebruik geen metaalhoudende voorwerpen om condens te verwijderen. ● Wanneer de waterafstotende werking niet meer voldoende is, kan de laag worden gerepareerd. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige.
Pagina 507
Blind Spot Monitor (indien aanwezig) Als de lak van de achterbumper is geschilferd of bekrast, kan een storing optreden in het systeem. Neem als dit gebeurt contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 508
6-1. Onderhoud en verzorging OPMERKING ■ Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen (lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen ● Was de auto zo spoedig mogelijk: • Na het rijden in een kustgebied • Na het rijden over gepekelde wegen •...
Pagina 509
Als tijdens het rijden een ratelend geluid te horen is in de decoratieve kunststofdelen of een vreemd geluid uit de omgeving van de banden komt, laat dan uw banden nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 510
6-1. Onderhoud en verzorging OPMERKING ■ Reinigen met een hogedrukreiniger ● Stel de camera (indien aanwezig) of de omgeving ervan tijdens het was- sen van de auto niet bloot aan sterke waterstralen uit de hogedrukreiniger. Door de kracht van de waterstralen werkt het apparaat mogelijk niet nor- maal.
Pagina 511
6-1. Onderhoud en verzorging Schoonmaken en beschermen van het interieur Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te bescher- men en in perfecte staat te houden: Beschermen van het interieur Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Pagina 512
6-1. Onderhoud en verzorging ■ Onderhoud van lederen bekleding Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee keer per jaar schoon te maken. ■ Schoonmaken van de vloerbedekking Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg- baar.
Pagina 513
6-1. Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING ■ Water in de auto ● Mors geen vloeistof in de auto, zoals op de vloer, in de ventilatieopeningen van het batterijpakket (tractiebatterij) of in de bagageruimte. Anders kunnen het batterijpakket (tractiebatterij), elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of vlam vatten. ●...
Pagina 514
Water kan bovendien roest aan de carrosserie veroorzaken. ■ Bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit (auto's met Toyota Safety Sense) Zorg ervoor dat er geen glasreiniger op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Pagina 515
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur houdt de onderhoudshisto- rie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de service- of onder-...
Pagina 516
■ Waar naartoe voor goed onderhoud? Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 517
6-2. Onderhoud WAARSCHUWING ■ Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden Door onjuist onderhoud kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen, maar kan ook ernstig letsel worden veroorzaakt. ■ Omgaan met de 12V-accu 12V-accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een loodvergiftiging kan hersenbeschadiging veroorzaken.
Pagina 518
• Zuiveringszout • Vet Conditie 12V-accu • Universele sleutel (voor de bouten van de accukabels) (→Blz. 530) • Gedestilleerd water • Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig Koelvloeistofni- product veau Toyota Super Long Life koelvloeistof is voorgemixt motor/ met 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Pagina 519
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING In de motorruimte bevinden zich allerlei mechanismen en vloeistoffen die plot- seling in beweging kunnen komen, heet kunnen worden of elektrisch geladen kunnen worden. Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ern- stig letsel te voorkomen. ■...
Pagina 520
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING ■ Wanneer u het luchtfilter verwijdert Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in de inlaatlucht. ■ Als het remvloeistofniveau te laag of te hoog is Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Pagina 521
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur. Trek de ontgrendelingshendel van de motorkap naar u toe. De motorkap zal iets omhoog springen. Trek de veiligheidshaak naar links en open de motorkap. De motorkap kan worden open- gehouden door de steun in de opening van de kap te zetten.
Pagina 522
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Bij het sluiten van de motorkap Let bij het sluiten van de motorkap goed op dat er geen vingers, enz. bekneld raken. ■ Controle voor het rijden Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is. Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onver- wacht opengaan, waardoor een ongeval kan ontstaan met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
Pagina 523
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Plaatsen van een garagekrik Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik gele- verde handleiding en wees voorzichtig. Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de aangegeven kriksteunpunten.
Pagina 524
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Motorruimte Koelvloeistofreservoir Koelvloeistofreservoir (→Blz. 527) vermogensregeleenheid (→Blz. 527) Zekeringenkasten (→Blz. 565) Radiateur (→Blz. 529) Oliepeilstok (→Blz. 524) Condensor (→Blz. 529) Motorolievuldop (→Blz. 525) Elektrische koelventilatoren 12V-accu (→Blz. 530) Sproeierreservoir (→Blz. 535)
Pagina 525
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme, afgezette motor. Controle van motorolie ■ Plaats de auto op een horizontale ondergrond. Wacht, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en het hybridesysteem is uitgeschakeld, minstens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het carter terug te stromen.
Pagina 526
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie bijvullen ■ Als het oliepeil onder het onder- ste merkteken of er net boven ligt, moet u olie bijvullen van het type zoals hierna is vermeld, of van hetzelfde type als waarmee de motor eerder werd gevuld. Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Pagina 527
Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, tankstation of een automa- terialenzaak voor meer informatie over recycling of afvoeren.
Pagina 528
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Koelvloeistof Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de streepjes FULL en LOW bevindt. Koelvloeistofreservoir ■ Vuldop Streepje FULL Streepje LOW Als het niveau zich op of onder het LOW-streepje bevindt, moet koelvloeistof worden bijgevuld FULL-streepje.
Pagina 529
Controleer de radiateur, de slangen, de doppen van de koelvloeistofreser- voirs, de aftapkraan en de waterpomp. Als u geen lek kunt vinden, laat dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koel- systeem.
Pagina 530
Controleer de radiateur en de condensor en verwijder eventueel vuil. Als een van bovenstaande onderdelen erg vuil is of als u niet zeker bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. WAARSCHUWING ■...
Pagina 531
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud 12V-accu Controleer de 12V-accu als volgt. Waarschuwingssymbolen ■ De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde van de 12V-accu is als volgt: Niet roken, geen open Accuzuur vuur, geen vonken Lees de Draag een veiligheidsbril gebruiksaanwijzing Buiten bereik van Explosief gas...
Pagina 532
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Bijvullen van gedestilleerd water ■ Verwijder de vuldop. Vul gedestilleerd water bij. LAAG In orde Als het bovenste streepje niet zichtbaar is, controleer dan het vloeistofniveau bovenaf door recht in de vulopening te kijken. Draai de vuldop na het bijvullen weer goed vast.
Pagina 533
Start het hybridesysteem, trap het rempedaal in en controleer of de selectie- hendel in alle schakelstanden kan worden gezet. Neem, als het systeem na meerdere pogingen nog niet start, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 534
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Chemicaliën in de 12V-accu Het zwavelzuur in de 12V-accu is giftig en bijtend en kan het ontstaan van het licht ontvlambare en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werk- zaamheden bij of aan de 12V-accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen: ●...
Pagina 535
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Accukabels van de 12V-accu losnemen Neem de negatieve (-) accupool niet los van de carrosseriezijde. De losge- nomen negatieve (-) accupool kan in contact komen met de positieve (+) accupool, waardoor ernstig letsel als gevolg van een kortsluiting kan ont- staan.
Pagina 536
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Ruitensproeiervloeistof Open het klepje. Controleer het niveau van de sproeiervloeistof op de peilstok. NORMAL LOW (minimaal) Als het sproeierreservoir op LOW staat, vul dan ruiten- sproeiervloeistof bij.
Pagina 537
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als het hybridesysteem warm is of nog werkt. Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bij- voorbeeld op hete motoronderdelen wordt gemorst. OPMERKING ■...
Pagina 538
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Banden Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhouds- schema en het slijtagepatroon. Controleren van de banden Controleer of de slijtage-indicatoren op de banden te zien zijn. Contro- leer de banden tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals overmatige slijtage aan een zijde van het loopvlak.
Pagina 539
Voor Voor Toyota beveelt aan om de banden ongeveer elke 10.000 km van plaats te wisselen om een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere levensduur van de banden te verkrijgen. Auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem: Vergeet niet na het wisselen van de banden het bandenspanningswaar-...
Pagina 540
ECU en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor- den geïnitialiseerd. Laat de identificatiecodes van de bandenspan- ningssensoren en -zenders registreren door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskundige. (→Blz. 540) ◆...
Pagina 541
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan- ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 542
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de grootte of plaats van de beschadiging. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er niet zeker van bent.
Pagina 543
Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaarschu- wingssysteem mogelijk niet goed. • Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd. • Wanneer een vervangende band wordt gebruikt, werkt het systeem mogelijk niet goed als gevolg van de structuur van de vervangende band.
Pagina 544
Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te slaan mislukken, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of herstel- ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 545
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud ■ Verklaring voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
Pagina 549
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen door elkaar. ● Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat. ● Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban- den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Pagina 550
● Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden- spanningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dea- ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Pagina 551
● Beschadiging van de aandrijflijn Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■ Instructies voor het controleren van de bandenspanning Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende: ●...
Pagina 552
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de banden Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Als de banden niet de juiste spanning hebben, kunnen onderstaande zaken zich voordoen. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont- staan.
Pagina 553
● Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u sneeuwkettingen gebruikt. ● Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota- of gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te worden met een kunststof of rubber hamer.
Pagina 554
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud ■ Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarschu- wingssysteem) De velgen van uw auto zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -zen- ders voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in een vroegtij- dig stadium waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het vervangen van velgen moeten er bandenspanningssensoren en -zenders worden geplaatst.
Pagina 555
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werkzaam- heden uit te laten voeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa- rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 556
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Interieurfilter Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de optimale werking van de airconditioning te behouden. Vervangen van het interieurfilter Zet het contact UIT. Open het dashboardkastje en schuif de demper los. Druk de nokken aan beide zij- den van het dashboardkastje in en open het dashboardkastje langzaam helemaal terwijl u het...
Pagina 557
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Verwijder de afdekkap van het filter. Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing Ontgrendel de afdekkap van het filter. Beweeg de afdekkap van het filter in de richting van de pijl en trek hem los uit de klauwen.
Pagina 558
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud ■ Controle-interval Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin- den. (Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhouds- schema.) ■...
Pagina 559
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Ruitenwisserrubber vervangen Voer bij het vervangen van het ruitenwisserrubber de onder- staande procedure uit voor iedere ruitenwisser. Ruitenwissers voor Verwijderen en plaatsen van ruitenwisserblad voor ■ Houd met uw hand de ver- binding van het ruitenwisser- blad goed vast terwijl u de vergrendelknop indrukt om borging...
Pagina 560
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Trek het uiteinde van het rui- tenwisserrubber uit de gleuf en trek vervolgens de rest van het ruitenwisserrubber naar buiten. Voer bij het plaatsen van een nieuw ruitenwisserrubber de procedure omgekeerde volgorde uit. Controleer na het plaatsen of het uiteinde van het ruitenwis- serrubber helemaal tot aan het einde van het kapje is geplaatst.
Pagina 561
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Trek ruitenwisserrubber naar buiten, voorbij de aanslag op het ruitenwisserblad, en trek het vervolgens verder naar bui- ten totdat het volledig is verwij- derd. Houd het ruitenwisserblad lichtjes vast tussen de klauwen, zodat het ruitenwisserrubber omhoog kan komen en gemakkelijker kan wor- den verwijderd.
Pagina 562
Onjuist omgaan met de ruitenwisserbladen of ruitenwisserrubbers kan schade eraan tot gevolg hebben. Indien u twijfels hebt over het zelf vervan- gen van de ruitenwisserbladen of ruitenwisserrubbers, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 563
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Batterij elektronische sleutel Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt. De volgende zaken zijn benodigd: ● Sleufkopschroevendraaier ● Lithiumbatterij CR2032 Batterij vervangen Maak de borging ongedaan en neem de mechanische sleutel uit de houder.
Pagina 564
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde. ■ Gebruik een CR2032 lithiumbatterij ● Batterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa- rateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, plaatselijke elektrozaken of fotospeciaalzaken. ● Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Pagina 565
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Lege batterijen en andere onderdelen Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken. Houd deze voorwerpen buiten bereik van kinderen. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot ernstig letsel. ■...
Pagina 566
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Controleren en vervangen van zekeringen Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbe- treffende zekering en vervang deze indien nodig. Zet het contact UIT. Open het deksel van de zekeringenkast.
Pagina 567
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Zijpaneel dashboard links (auto's met rechtse besturing) Druk de borglip in en verwij- der het deksel. Neem de stekker los, terwijl de borglip wordt ingedrukt. Verwijder het deksel. Druk tijdens het verwijderen of plaatsen de klauw in.
Pagina 568
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Controleer of de zekering is doorgebrand. Goede zekering Defecte zekering Vervang de doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met de juiste stroomsterkte. Deze staat vermeld op het deksel van de zekerin- genkast. Type A Type B ...
Pagina 569
■ Bij het vervangen van lampen Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal voor deze auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding staan met circuits die zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen, kunnen niet- originele onderdelen of onderdelen die niet voor deze auto ontworpen zijn onbruikbaar zijn.
Pagina 570
Sommige lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere lampen. Aangezien de onderdelen beschadigd zouden kunnen raken, raden wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Zorg voor een nieuwe lamp...
Pagina 571
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Plaats lampen Voor ■ Richtingaanwijzer voor Achter ■ Richtingaanwijzer achter Achteruitrijlicht...
Pagina 572
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Lampen vervangen Richtingaanwijzers voor ■ Alleen rechterzijde: Druk met een schroeven- draaier het midden van de clip in om hem te verwijde- ren. Schuif na het verwijde- ren van de clip de inlaatlei- ding van het ruitensproeier- reservoir naar rechts.
Pagina 573
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Richtingaanwijzers achter en achteruitrijlichten ■ Open de achterklep. Steek een schroevendraaier in het afdekplaatje aan de zijde van de verlichting en maak de klauwen los die met een stip- pellijn zijn aangegeven nabij het exterieur van de auto. Wrik vervolgens het afdek- plaatje los en trek het richting de achterzijde van de auto om...
Pagina 574
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Draai de lamphouder linksom. Richtingaanwijzer achter Achteruitrijlicht Verwijder de lamp. Richtingaanwijzer achter Achteruitrijlicht Plaats een nieuwe lamp en vervolgens de lamphouder in de ver- lichtingsmodule door de lamphouder erin te steken en deze rechtsom te draaien.
Pagina 575
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Breng de groeven van de verlichtingsmodule in lijn met de klauwen en plaats de ver- lichtingsmodule recht, zodat de 2 pennen op de verlich- tingsmodule in de openingen passen. Controleer of de ver- lichtingsmodule goed vastzit. Plaats de 2 schroeven.
Pagina 576
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Vervangen van de volgende lampen ■ Laat de onderstaande lampen vervangen door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskundige. ● Koplampen ● Dagrijverlichting ● Parkeerlichten voor ●...
Pagina 577
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING ■ Lampen vervangen ● Schakel het hybridesysteem uit en schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot de lampen zijn afgekoeld. De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken. ●...
Pagina 578
Bij problemen 7-1. Belangrijke informatie Alarmknipperlichten ...578 Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht....579 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als uw auto moet worden gesleept ....580 Als u denkt dat er iets mis is......586 Als een waarschuwings- lampje gaat branden of een waarschuwings-...
Pagina 579
7-1. Belangrijke informatie Alarmknipperlichten De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht, bijvoorbeeld bij pech. Druk op de schakelaar. Alle richtingaanwijzers gaan knip- peren. Druk nogmaals op de scha- kelaar om ze weer uit te schakelen. ■...
Pagina 580
7-1. Belangrijke informatie Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stilstand: Trap het rempedaal met beide voeten stevig in. Rem niet “pompend”;...
Pagina 581
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op te nemen met de dealer Het volgende kan duiden op een probleem in de hybridetransmissie. Neem vóór het slepen contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of een professioneel bergingsbedrijf.
Pagina 582
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Slepen met een takelwagen Sleep de auto niet met een takel- wagen, om beschadiging van de carrosserie te voorkomen. Slepen met een lepelwagen Aan de voorzijde Aan de achterzijde Deactiveer de parkeerrem.
Pagina 583
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Vervoeren op een autoambulance Als uw auto wordt getransporteerd op een autoambulance, zet de auto dan op de plaatsen vast die zijn aangegeven in afbeelding. Voor Als uw auto met touwen of kettin- gen wordt vastgezet, moeten de aangegeven bevestigingshoeken 45°...
Pagina 584
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Procedure bij slepen in een noodgeval Haal het sleepoog tevoorschijn. (→Blz. 605, 621) Verwijder het afdekkapje van het sleepoog met een sleufkop- schroevendraaier. Plaats carrosserie beschermen een doek tussen de schroevendraaier en de carrosse- rie, zoals aangegeven in de afbeel- ding.
Pagina 585
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Tijdens het slepen Als het hybridesysteem is uitgeschakeld, werken de rem- en stuurbekrachti- ging niet. Hierdoor zullen het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan nor- maal. ■ Wielmoersleutel De wielmoersleutel bevindt zich in de bagageruimte. (→Blz. 605, 621) ■...
Pagina 586
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ■ Plaatsen van de sleepogen op de auto ● De sleepogen zijn uitsluitend bestemd voor de auto die ermee is uitgerust. Gebruik de sleepogen van een andere auto niet en gebruik de sleepogen van deze auto niet op een andere auto.
Pagina 587
Als u denkt dat er iets mis is Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, moet uw auto mogelijk worden afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige.
Pagina 588
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsys- teem van de auto → Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil- stand en neem contact op met een erkende Toyota-dea- ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 589
Geeft aan dat de motoroliedruk te laag is → Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil- stand en neem contact op met een erkende Toyota-dea- ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 590
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre- Crash Safety-systeem) → Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Wanneer het waarschuwingslampje knippert (en er geen...
Pagina 591
Controlelampje intelligent sonarsysteem OFF Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het intelligente sonarsysteem → Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Het waarschuwingslampje werkt als volgt, zelfs wanneer...
Pagina 592
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft: Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem (→Blz. 594) → Laat het systeem controleren door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 593
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Waarschuwings- Waarschuwingslampje/details/handelingen lampje Waarschuwingslampje Brake Override-systeem/wegrij- regeling/ intelligent sonarsysteem (weergave symbool) Geeft het volgende aan: • Het Brake Override-systeem is in werking; • Het Brake Override-systeem is defect; • De wegrijregeling is in werking; •...
Pagina 594
Vul de brandstoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit. Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige als het motorcontrolelampje niet uit gaat.
Pagina 595
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het contact AAN wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dea- ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 596
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reservewiel en laat de band repareren door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 597
Als een van de waarschuwingsmeldingen weer wordt weergegeven na het uitvoeren van de volgende handelingen, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. : Het centrale waarschuwingslampje gaat mogelijk niet branden of knippe-...
Pagina 598
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhan- kelijk van de soort melding. Als de melding aangeeft dat controle door een dealer noodzakelijk is, laat dan de auto direct nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Waarschu-...
Pagina 599
Als “Visit Your Dealer” (ga naar uw dealer) wordt weergegeven Het systeem of onderdeel dat op het multi-informatiedisplay wordt weergege- ven, is defect. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara- teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ■...
Pagina 600
Als “Engine Oil Pressure Low” (Lage motoroliedruk) wordt weergegeven, duidt dit mogelijk op een storing. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige.
Pagina 601
Zie handleiding) wordt weergegeven De schakelaar stand P werkt mogelijk niet. Laat de auto direct nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho- ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en activeer de parkeerrem goed.
Pagina 602
Het filter kan verstopt zitten, de ventilatieopeningen kunnen geblokkeerd zijn of er kan een gat in het kanaal zitten. Laat onderhoud aan de koelcomponent van het batterijpakket (tractiebatterij) uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 603
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Als “Depress Brake When Vehicle Is Stopped. Hybrid System may Over- heat.” (Trap rempedaal in wanneer auto stilstaat. Hybridesysteem is mogelijk oververhit) wordt weergegeven De melding wordt mogelijk weergegeven wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt om de auto op een omhoog lopende helling op zijn plaats te houden, enz.
Pagina 604
Als “Have Traction Battery Inspected” (Laat tractiebatterij nakijken) wordt weergegeven Het batterijpakket (tractiebatterij) moet worden nagekeken of vervangen. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of herstel- ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ●...
Pagina 605
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Als de auto een lekke band heeft (auto's met een reservewiel) Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan wor- den vervangen door het reservewiel. Voor meer informatie over banden: →Blz. 537 WAARSCHUWING ■...
Pagina 606
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Plaats van reservewiel, krik en gereedschap Auto's met een compact reservewiel Wielmoersleutel Krik Krikslinger Reservewiel Sleepoog...
Pagina 607
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Auto's met een volwaardig reservewiel Krikslinger Sleepoog Wielmoersleutel Krik Reservewiel...
Pagina 608
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Gebruik van de krik Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat tot ernstig letsel kan leiden. ●...
Pagina 609
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Verwijderen van de krik Trek de hendel omhoog om de afdekplaat te openen. Zet de afdekplaat vast met de tashaken. (→Blz. 489) Maak de riem los en verwijder de krik.
Pagina 610
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Verwijderen van het reservewiel Open de afdekplaat en zet hem vast. (→Blz. 608) Verwijder de inzetbak. Auto's met een compact reservewiel: Als de bagageafdekking is opgebor- gen, verwijder dan zowel de inzetbak als de bagageafdekking. Auto's met een compact reserve- Auto's met een volwaardig ...
Pagina 611
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Vervangen van wiel met een lekke band Plaats wielblokken. Lekke band Positie wielblok Links Achter het rechter achterwiel Voor Rechts Achter het linker achterwiel Links Voor het rechter voorwiel Achter Rechts Voor het linker voorwiel Auto's met 15 inch velgen: ver- wijder de wieldop met de sleutel.
Pagina 612
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Draai het krikgedeelte de hand aan totdat de uitspa- ring in de kop van de krik in contact komt met het kriksteun- punt. Kriksteunpunt Monteer de krikslinger en de wielmoersleutel zoals aange- geven in de afbeelding.
Pagina 613
• Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of bout- gaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. • Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
Pagina 614
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Plaatsen van het reservewiel Verwijder eventueel aanwezige verontreinigingen van het con- tactvlak van de velg. Als er verontreinigingen op het contactvlak aanwezig zijn, kunnen tijdens het rijden de wielmoeren los lopen, waardoor het wiel los kan raken.
Pagina 615
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Laat de auto zakken. Draai iedere moer twee of drie keer aan in de volgorde die in de afbeelding is aangeven. Aanhaalmoment: 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf) Auto's met 15 inch velgen: plaats de wieldop wanneer u een origineel wiel terugplaatst of een volwaardig reservewiel...
Pagina 616
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Het compacte reservewiel (indien aanwezig) ● Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aandui- ding TEMPORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik). Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen. ●...
Pagina 617
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Verklaring voor de krik...
Pagina 618
• Intelligent sonarsysteem • Automatic High Beam-systeem • Simple Intelligent Parking Assist- • PCS (Pre-Crash Safety-systeem) systeem • LDA (Lane Departure Alert met • Toyota Parking Assist Monitor stuurregeling) • Navigatiesysteem • Dynamic Radar Cruise Control : Indien aanwezig ■...
Pagina 619
Bij het vervangen van banden (auto's met bandenspanningswaarschu- wingssysteem) Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan- ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Pagina 620
één band, waarbij de spijker of schroef in het loopvlak moet blij- ven zitten.) Laat na de noodreparatie met de bandenreparatieset de band repareren of vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 621
Een lekke band die niet kan worden gerepareerd met de bandenreparatieset In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de banden- reparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige.
Pagina 622
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Plaats van bandenreparatieset en gereedschap Krikslinger Bandenreparatieset Krik (Gebruik van de krik: Sleepoog →Blz. 624) Wielmoersleutel...
Pagina 623
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Onderdelen van de bandenreparatieset Slang Voedingsaansluiting Ontluchtingsdopje Bandenspanningsmeter Sticker Compressorschakelaar...
Pagina 624
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Verwijderen van de bandenreparatieset Trek de hendel omhoog om de afdekplaat te openen. Zet de afdekplaat vast met de tashaken. (→Blz. 489) Verwijder de bandenreparatie- set. Als de bagageafdekking is opge- borgen, klap deze dan weg en ver- wijder de bandenreparatieset.
Pagina 625
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Verwijderen van de krik Maak de riem los en verwijder de krik. ■ Opbergen van de krik Plaats de krik in dezelfde richting als het merkteken naast het opbergvak. WAARSCHUWING ■...
Pagina 626
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Reparatiemethode in noodgevallen Verwijder de reparatieset uit de plastic hoes. Verwijder het ventieldopje van het wiel met de lekke band. Trek de slang naar buiten. Ver- wijder het dopje van de slang. Bevestig de bij de fles meegele- verde stickers op de aangegeven plaatsen.
Pagina 627
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Zorg ervoor dat de compressor is uitgeschakeld. Trek de rubberen stop op de compressor omhoog. Verwijder de voedingsaanslui- ting van de compressor.
Pagina 628
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Sluit de voedingsaansluiting aan op de accessoireaansluiting. (→Blz. 494) Voor Achter Sluit de fles aan op de com- pressor. Plaats de fles stevig in de com- pressor, zoals aangegeven in de afbeelding, tot de bovenzijde van het merkteken op de fles in lijn is met het bovenste deel van de uit-...
Pagina 629
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Controleer de voorgeschreven bandenspanning. De bandenspanning staat zoals aangegeven vermeld op het label op de middenstijl aan bestuurderszijde. (→Blz. 667) Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing Schakel het hybridesysteem in. (→Blz. 259) Zet de compressor aan om de bandenreparatievloeistof in te spuiten en de band met lucht te...
Pagina 630
Schakel de compressor uit en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. • Laat wat lucht ontsnappen wanneer de bandenspanning de voor- geschreven waarde overschrijdt.
Pagina 631
130 kPa (1,3 kg/cm bar, 19 psi): Het gat kan niet worden gerepareerd. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm...
Pagina 632
100 km rijden voor het repareren of vervangen van de band. Laat wanneer u de band laat repareren of vervangen, de erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige weten dat er bandenreparatievloeistof is inge-...
Pagina 633
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Als de band te hard wordt opgepompt Neem de slang los van het ventiel. Plaats het dopje op het uiteinde van de slang en duw het uitstekende gedeelte van het dopje in het ventiel van de band om wat lucht te laten ontsnappen.
Pagina 634
Als de bandenreparatievloeistof in de fles en andere delen van de set zijn gebruikt en moeten worden vervan- gen, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des- kundige.
Pagina 635
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Rijd niet door als de auto een lekke band heeft Rijd nooit door met een lekke band. Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk is.
Pagina 636
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Bij het repareren van een lekke band ● Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond. ● Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto is gereden niet aan.
Pagina 637
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat- regelen in acht. Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern- stig letsel kan ontstaan.
Pagina 638
-zender mogelijk niet goed. Neem wanneer bandenreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang na het gebruik van bandenreparatievloeistof de bandenspanningssensor en -zender wanneer...
Pagina 639
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Als het hybridesysteem niet ingeschakeld kan worden Het niet starten van het hybridesysteem kan verschillende oor- zaken hebben. Raadpleeg het volgende overzicht en onderneem de bijpassende acties: Het hybridesysteem kan niet worden gestart, ook al is de start- procedure correct uitgevoerd.
Pagina 640
● De 12V-accu is mogelijk te ver ontladen. (→Blz. 643) ● Een of beide accuklem(men) kan (kunnen) loszitten. (→Blz. 530) Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet bekend is.
Pagina 641
Openen van ruiten en schuifdak (draaien en vasthouden) : Indien aanwezig : Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aan- gepast door een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskundige. (→Blz. 672)
Pagina 642
Druk de startknop in. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het hybridesysteem nog steeds niet kan worden bediend.
Pagina 643
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval ■ Uitschakelen van het hybridesysteem Activeer de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P en druk op de start- knop zoals u normaal doet bij het uitschakelen van het hybridesysteem. ■ Vervangen van de sleutelbatterij Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-...
Pagina 644
Als de 12V-accu van de auto ontladen is, kan het hybride- systeem met behulp van de onderstaande procedures worden gestart. U kunt ook contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 645
AAN te zetten. Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem als het controlelampje niet gaat branden contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 646
Als de 12V-accu verwijderd of ontladen is ● De in de ECU opgeslagen informatie wordt gewist. Laat, wanneer de 12V- accu is ontladen, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of her- steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 647
• Als de capaciteit laag is, zelfs als de auto korte tijd niet gebruikt is, kan de 12V-accu ontladen en kan het hybridesysteem mogelijk niet meer worden gestart. ● Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge- ruste deskundige.
Pagina 648
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Bij het verwijderen van de 12V-accupolen Verwijder altijd eerst de minkabel (-). Als de pluspool (+) bij het verwijderen in contact komt metalen onderdelen in de buurt, kunnen er vonken ontstaan waardoor brand kan ontstaan.
Pagina 649
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval OPMERKING ■ Omgaan met startkabels Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt raken in de koelventilatoren, enz.
Pagina 650
Controleer nadat het hybridesysteem voldoende is afgekoeld de slangen en het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage. Radiateur Koelventilatoren Neem bij lekkage van een grote hoeveelheid koelvloeistof onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskun- dige.
Pagina 651
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als de ventilatoren draaien: Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 652
(radiateur) op sporen van lekkage. Radiateur Koelventilatoren Neem bij lekkage van een grote hoeveelheid koelvloei- stof onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur andere naar behoren gekwalifi- ceerde en uitgeruste deskun- dige. Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes FULL en LOW bevindt.
Pagina 653
De temperatuur van het hybridesysteem is gedaald en er kan normaal met de auto gereden worden. Neem echter contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de melding weer herhaaldelijk wordt weergegeven.
Pagina 654
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval OPMERKING ■ Bijvullen van koelvloeistof motor/vermogensregeleenheid Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het hybridesysteem voldoende is afge- koeld. Het te snel bijvullen van koelvloeistof bij een heet hybridesysteem kan schade aan het hybridesysteem veroorzaken. ■...
Pagina 655
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval Als de auto vast komt te zitten Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz.: Activeer de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P en scha- kel het hybridesysteem uit.
Pagina 656
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval WAARSCHUWING ■ Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per- sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse- ling in beweging komt.
Pagina 657
7-2. Stappen die genomen moeten worden in een noodgeval...
Pagina 658
Voertuigspecificaties 8-1. Specificaties Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.).........658 Informatie over brandstof...670 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeurs- instellingen.......672 8-3. Initialisatie Te initialiseren onderdelen.......679...
Pagina 659
8-1. Specificaties Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.) Afmetingen en gewichten Totale lengte 4.540 mm (178,7 in.) Totale breedte 1.760 mm (69,3 in.) Totale hoogte 1.475 mm (58,1 in.) Wielbasis 2.700 mm (106,3 in.) 1.530 mm (60,2 in.) Voor 1.510 mm (59,4 in.) Spoorbreedte 1.545 mm (60,8 in.) Achter...
Pagina 660
■ Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie- nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto. Dit nummer is links boven op het dashboard ingeslagen.
Pagina 661
8-1. Specificaties Motornummer ■ Het motornummer is op de aan- gegeven plaats ingeslagen in het motorblok. Motor Uitvoering 2ZR-FXE Soort 4-cilinder lijnmotor, 4-takt benzinemotor 80,5 × 88,3 mm (3,17 × 3,48 in.) Boring x slag Cilinderinhoud 1.798 cm (109,7 cu.in.) Klepspeling Automatische afstelling...
Pagina 662
8-1. Specificaties Brandstof Uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese norm EN228 Brandstofsoort Behalve EU: Uitsluitend loodvrije benzine Research-octaangetal 95 of hoger (RON) Inhoud brandstoftank 43 l (11,4 gal., 9,5 lmp.gal.) (bij benadering) Elektromotor (tractiemotor) Soort Synchroonmotor met permanente magneet Maximaal vermogen 53 kW Maximaal koppel 163 Nm (16,6 kgm, 120,2 ft•lbf)
Pagina 663
5 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok. Keuze motorolie ■ De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Pagina 664
8-1. Specificaties Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt): • Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer. •...
Pagina 665
• Of een gelijkwaardig product Gebruik geen kraanwater. : De inhoud is de referentiehoeveelheid. Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali- ficeerde en uitgeruste deskundige. Ontstekingssysteem (bougie) Merk...
Pagina 666
OPMERKING ■ Transmissievloeistof Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan originele Toyota ATF WS kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie ver- gezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto ontstaan.
Pagina 667
8-1. Specificaties Remmen Auto's met linkse besturing Min. 115 mm (4,53 in.) Afstand van pedaal tot vloer Auto's met rechtse besturing Min. 112 mm (4,41 in.) Vrije slag pedaal 1,0 - 6,0 mm (0,04 - 0,24 in.) Vrije slag 8 - 11 klikken parkeerrempedaal SAE J1703, FMVSS nr.
Pagina 668
8-1. Specificaties Banden en velgen 15 inch banden (auto's zonder een volwaardig reservewiel) Bandenmaat 195/65R15 91H Bandenspanning Voor 250 kPa (2,5 kg/cm of bar, 36 psi) (Aanbevolen banden- spanning bij koude Achter 240 kPa (2,4 kg/cm of bar, 35 psi) banden) 15 ×...
Pagina 669
8-1. Specificaties Compact reservewiel (indien aanwezig) Bandenmaat T125/70D17 98M Bandenspanning (Aanbevolen bandenspanning 420 kPa (4,2 kg/cm of bar, 60 psi) bij koude banden) 17 × 4T Wielmaat Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf) ■ Bij het rijden met een aanhangwagen Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm of bar, 3 psi) en houd rekening met de lagere toegestane maximumsnelheid, van minder dan...
Pagina 670
8-1. Specificaties Lampen Lampen Soort Richtingaanwijzers voor Exterieur Richtingaanwijzers achter Achteruitrijlichten Make-upverlichting Interieurverlichting voor/ leeslampjes Interieur Interieurverlichting achter Instapverlichting Bagageruimteverlichting A: Glassokkellampen (oranje) B: Glassokkellampen (helder) C: Buislampjes...
Pagina 671
■ Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte ben- zine/ethanol-mengsel een research-octaangetal heeft dat overeenkomt met het bovenstaande.
Pagina 672
E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twij- fel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. ●...
Pagina 673
De instellingen van deze functies kunnen worden gewijzigd met behulp multi-informatiedisplay, navigatie-/ multimediasysteem of bij een erkende Toyota-dealer of herstel- ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pagina 674
Instellingen die u met behulp van het navigatie-/multimediasysteem kunt wijzigen Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa- rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar Instrumentenpaneel (→Blz.
Pagina 675
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening ■ (→Blz. 181, 191) Persoonlijke Standaard- Functie voorkeurs- instelling instelling Werkingssignaal – (alarmknipperlichten) Waarschuwingszoemer geopend portier (tijdens het – – vergrendelen) Tijd tot na het ontgrendelen, 60 seconden zonder dat een portier wordt 30 seconden –...
Pagina 676
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Elektrisch bedienbare ruiten en schuifdak (→Blz. 226, 230) ■ Persoonlijke Standaard- Functie voorkeurs- instelling instelling Gekoppelde werking aan – – mechanische sleutel (openen) Gekoppelde werking aan – – mechanische sleutel (sluiten) Gekoppelde werking aan – – afstandsbediening (openen) Gekoppelde werking aan –...
Pagina 677
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Automatische verlichting (→Blz. 276) ■ Persoonlijke Standaard- Functie voorkeurs- instelling instelling Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 – Tijd die verstrijkt voordat de 60 seconden koplampen worden uitgescha- 90 seconden 30 seconden – – keld (Follow Me Home-sys- 120 seconden teem) Ruitenwissers voor met regensensor...
Pagina 678
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Toyota Parking Assist-sensor (→Blz. 390) ■ Persoonlijke Standaard- Functie voorkeurs- instelling instelling Detectieafstand van de mid- Ver weg Dichtbij – – delste sensoren voor Detectieafstand van de mid- Ver weg Dichtbij – – delste sensoren achter Zoemervolume 1 - 5 –...
Pagina 679
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen ■ In de volgende situaties wordt het instelscherm waarop de instellingen via het multi-informatiedisplay kunnen worden gewijzigd, automatisch uitgeschakeld. ● Er verschijnt een waarschuwingsmelding nadat het instelscherm wordt weergegeven. ● Het contact wordt UIT gezet. ● De auto begint te rijden terwijl het instelscherm wordt weergegeven. WAARSCHUWING ■...
Pagina 680
8-3. Initialisatie Te initialiseren items Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V- accu of onderhoud aan de auto, moeten de volgende items wor- den geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de juiste manier werkt: Onderwerp Wanneer initialiseren Referentie •...
Pagina 682
Alfabetische index ......686 Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een multi- mediasysteem de handleiding voor het navigatie- en multi- mediasysteem voor meer informatie over de onderstaande uitrusting. • Navigatiesysteem • Handsfree-systeem (voor mobiele telefoon) • Audio-/videosysteem • Toyota Parking Assist Monitor...
Pagina 683
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld, geopend of gesloten U bent uw sleutels verloren ● Als u uw mechanische sleutels verloren bent, kan een erkende Toyota- dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige nieuwe originele sleutels maken. (→Blz. 177) ●...
Pagina 684
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen) Als u denkt dat er iets mis is Het hybridesysteem start niet ● Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal ingetrapt hield? (→Blz. 259) ● Staat de selectiehendel in stand P? (→Blz. 269) ●...
Pagina 685
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen) Tijdens het rijden klinkt een waarschuwingszoemer ● Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert Dragen de bestuurder en de voorpassagier hun veiligheidsgordel? (→Blz. 592) ● Het waarschuwingslampje van de parkeerrem brandt Is de parkeerrem gedeactiveerd? (→Blz. 275) Afhankelijk van de situatie klinken er mogelijk ook andere soorten waarschu- wingszoemers.
Pagina 686
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen) Wanneer zich een probleem heeft voorgedaan Als uw auto een lekke band heeft ● Auto's met reservewiel Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en vervang de lekke band door het reservewiel. (→Blz. 604) ●...
Pagina 687
Alfabetische index Alfabetische index Afdekplaat ........ 487 Afmetingen....... 658 A/C..........466 Afstandsbediening ....176 Automatische Batterij vervangen....562 airconditioning ....466 Smart entry-systeem Climate Preference met startknop...... 191 (klimaatvoorkeur)....471 Vergrendelen/ontgrendelen .. 176 Eco Score (score airco) ..149 Airbags ........39 Instellingsscherm ....
Pagina 689
Alfabetische index Registreren van identificatiecodes....540 Baby- of kinderzitje....54 Waarschuwingslampje..591 Gebruikmaken van een Batterijpakket (tractiebatterij)... 81 bevestigingssteun....75 Plaats........81 Plaatsingsmethode Specificatie ......661 baby- of kinderzitje ....58 Bekerhouders ......484 Punten om rekening Belangrijke voorschriften in mee te houden......
Pagina 690
Alfabetische index CD-speler Dagrijverlichting ...... 278 Claxon........219 Dagtellers ......... 122 Condensor........ 529 Dakconsole ......486 Consolevak....... 483 Dashboardkastje...... 483 Contact (startknop)....259 Derde remlicht Als uw auto in geval van Vervangen ......575 nood tot stilstand moet Display worden gebracht....579 BSM (Blind Spot Monitor) ..
Pagina 691
Alfabetische index Elektronische sleutel Als de elektronische ECB (Elektronisch sleutel niet goed werkt..640 geregeld remsysteem) ..451 Batterij vervangen....562 ECO-modus ......370 Energiemonitor ....130, 165 Elektrisch bedienbare ruiten EPS (Electronic Power Aan portierslot gekoppelde Steering) (elektrische werking ruiten ..... 228 stuurbekrachtiging) Blokkeerschakelaar Functie ........
Pagina 692
Alfabetische index Hybridesysteem......77 Als het hybridesysteem Haken niet kan worden gestart ..638 Bagagehaken......488 Brake Override-systeem ..237 Bevestigingshaken Energiemonitor/ (vloermat) ......30 verbruiksscherm ..130, 165 Kledinghaakjes...... 501 EV-modus ......265 Tashaak ........ 489 Hoogspanningsonderdelen..81 Handgrepen......502 Hybridesysteemindicator ..
Pagina 693
Alfabetische index Kindersloten......184 Kledinghaakjes ......501 Identificatie Klembeveiliging Auto........659 Elektrisch bedienbare ruiten... 227 Motor........660 Schuifdak ......231 Inbraaksensor ......97 Knelbeveiliging ......227 Informatie voor bij het Knie-airbags....... 39 tankstation ......704 Koelsysteem ......527 Initialisatie Oververhitting Bandenspannings- hybridesysteem ....
Pagina 694
Alfabetische index Starten van het hybridesysteem ....259 Lampen Startknop ......259 Vermogen ......669 Motorcontrolelampje ....588 Vervangen......569 Motorkap ........520 LDA (Lane Departure Alert Motorolie met stuurregeling)....320 Controleren ......524 Leeslampjes ......479 Inhoud........662 Toets ........480 Rijden in de winter, Vermogen ......
Pagina 695
Alfabetische index Naderingswaarschuwing Olie Dynamic Radar Cruise Motorolie ....... 662 Control met volledig Onderhoud snelheidsbereik....345 Camerasensor ...... 301 Dynamic Radar Cruise Exterieur ....... 504 Control-systeem ....359 Interieur......... 510 Navigatiesysteem Lichtmetalen velgen....505 Noodstopsignaal...... 452 Onderhoud en reparatie..514 Onderhoudsgegevens ..
Pagina 696
Intelligent sonarsysteem ..402 Als uw auto moet worden S-IPA (Simple Intelligent gesleept......580 Parking Assist-systeem) ..415 Als uw auto vast komt Toyota Parking Assist- te zitten....... 654 sensor......... 390 Portieren........181 PCS (Pre-Crash Safety) Achterklep......186 Functie ........306 Buitenspiegels ......
Pagina 697
Alfabetische index Richtingaanwijzers voor Lampen vervangen ....571 Radiateur ........529 Richtingaanwijzer- Radio schakelaar ......274 Regeling verlichting Vermogen ......669 instrumentenpaneel ....104 Rijden Regeneratief remmen ....79 Inrijperiode, tips ....238 Rem-/achterlichten ....575 Procedures ......236 Remsysteem Regen, rijden in de....
Pagina 698
Alfabetische index Simple Intelligent Parking Assist-systeem...... 415 S-IPA (Simple Intelligent Slepen/trekken Parking Assist-systeem)..415 Rijden met een Schakelaar stand P....269 aanhangwagen....249 Schoonmaken Sleepoog....... 583 Camerasensor ...... 301 Slepen in een noodgeval ..580 Exterieur........ 504 Sleutels........176 Interieur......... 510 Afstandsbediening ....
Pagina 700
471 raadloze lader..... 495 Schakelaar achterruitenwisser Toyota Parking Assist- en -sproeier ......290 sensor ........390 Schakelaar alarm- Toyota Safety Sense ....297 knipperlichten ..... 578 Traction Control....... 451 Schakelaar Automatic High Transmissie Beam-systeem....281 Hybridetransmissie ....268 Schakelaar centrale Rijmodusselectieschakelaar .
Pagina 701
Alfabetische index Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ......53 USB-aansluiting Baby- en kinderzitjes ....54 USB-geheugen Blokkeerschakelaar ruitbediening....... 226 Dragen van veiligheidsgordels Vastzitten door kinderen ....... 36 Als de auto vast komt Kindersloten achterportieren .. 184 te zitten ....... 654 Plaatsen van baby- en Vehicle Stability Control kinderzitjes ......
Pagina 703
Alfabetische index Veiligheidsgordel voorpassagier, Waarschuwingen voor controlelampje ....591 het geval de auto bij een Waarschuwingslampje ongeval betrokken raakt ..85 bestuurdersgordel ....591 Waarschuwingslampje hoge Waarschuwingssysteem koelvloeistoftemperatuur ..590 veiligheidsgordels achter..591 Waarschuwingslampje Wegrijregeling....... 592 voorpassagiersgordel... 591 Waarschuwingslampjes..111 Waarschuwingslampjes Waarschuwingsmeldingen ..
Pagina 704
Alfabetische index *: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
Pagina 705
Met filter 4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp.qt.) (Verversen Zonder filter 3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp.qt.) bij benadering) Originele Toyota-motorolie of gelijkwaardig Oliesoort: 0W-20, 5W-30 en 10W-30: API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Con- Soort motorolie serving”, SN “Resource-Conserving” of ILSAC...