Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
1
Verlagen van de snelheid
2
Fijnafstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
omhoog of omlaag om de snelheid
te wijzigen en laat hem los als de
gewenste snelheid is bereikt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
Europa
Fijnafstelling: 5 km/h (3,1 mph)
hendel wordt bediend
Ruime afstelling: In stappen van 5 km/h (3,1 mph)
zolang de hendel wordt vastgehouden
Behalve Europa
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)
hendel wordt bediend
Ruime afstelling: In stappen van 5 km/h (3,1 mph)
zolang de hendel wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus (→Blz. 360) wordt de ingestelde
snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)
hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Zolang de hendel wordt vastgehouden, wordt de snel-
heid gewijzigd.
*
1
: Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in "km/h"
*
2
: Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in "MPH"
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*
1
of 5 mph (8 km/h)
*
1
of 1 mph (1,6 km/h)
*
1
of 1 mph (1,6 km/h)
*
2
, telkens als de
*
1
of 5 mph (8 km/h)
*
2
, telkens als de
*
1
of 5 mph (8 km/h)
*
2
, telkens als de
357
4
*
2
*
2