222
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver-
keer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
Aan/uit
Wanneer de automatische antiver-
blindingsstand
brandt het controlelampje.
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit
te schakelen. (Het controlelampje
gaat ook uit.)
■
Voorkomen van een onjuiste werking van de sensoren (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
is
ingeschakeld,
Controlelampje