Pagina 2
INHOUDSOPGAVE Het afstellen en bedienen van systemen als de Voor het rijden portiervergrendeling, spiegels en stuurkolom Tijdens het Rijden, stoppen en informatie over veilig rijden rijden Airconditioning en audiosystemen, en andere systemen Interieur in het interieur die het rijden tot een comfortabele ervaring maken Onderhoud en Schoonmaken en beschermen van uw auto, uitvoeren...
Pagina 3
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst 1-7. Veiligheidsinformatie Voor het rijden De juiste houding achter het stuur......121 Airbags........ 123 1-1. Informatie over sleutels Baby- en kinderzitjes... 135 Sleutels........28 Plaatsen van zitjes ....143 Handmatig 1-2. Openen, sluiten en uitschakelsysteem vergrendelen van de airbag........
Pagina 4
Optimaal gebruikmaken rijsystemen van het audiosysteem..331 Cruise control ...... 240 Gebruik van de Snelheidsbegrenzer .... 244 AUX-aansluiting ....333 Toyota Parking Assist- Gebruik van de sensor ....... 247 audiotoetsen op het stuurwiel......334 Ondersteunende systemen......255 Hill Start Assist Control..261 3-3.
Pagina 5
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst 3-5. Overige voorzieningen 4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren in interieur Zonnekleppen...... 349 Voorzorgsmaatregelen bij controles en onderhouds- Make-upspiegel ....350 werkzaamheden ....386 Conversatiespiegel....351 Motorkap ......389 Uitneembare asbak ..... 352 Plaatsen van een Aansteker ......353 garagekrik ......
Pagina 6
5-2. Stappen die genomen Specificaties moeten worden in noodgevallen Als een waarschuwingslampje 6-1. Specificaties gaat branden of een waarschuwingszoemer Onderhoudsgegevens klinkt........459 (brandstof, oliepeil, enz.) .. 524 Als er een waarschuwings- Informatie over brandstof ..546 melding verschijnt ..... 463 Als de auto een lekke band 6-2.
Pagina 18
Blz. 180 Startknop (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Blz. 234 Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier Blz. 239 Contactslot (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) Blz. 176 : Indien aanwezig : Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
Pagina 19
Overzicht Instrumentenpaneel Blz. 228 Draaiknop koplampverstelling Schakelaars buitenspiegels Blz. 90 Ontgrendelingshendel stuurverstelling Blz. 86 Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor Blz. 247 Schakelaar VSC/TRC OFF Blz. 256 Schakelaar extra verwarming Blz. 292...
Pagina 20
Overzicht Bagageruimte Auto's zonder derde zitrij Blz. 63 Achterklepgreep Blz. 368 Bagageafdekking Opbergvakken Blz. 367 : Indien aanwezig...
Pagina 21
Overzicht Bagageruimte Auto's met derde zitrij Blz. 63 Achterklepgreep Bagageafdekking Blz. 368 Blz. 367 Opbergvak Blz. 73 Ontgrendellussen rugleuning...
Pagina 23
Er zullen dan ook ongetwijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw auto van toepassing zijn. Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe- ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Pagina 24
● SRS-airbagsysteem ● Gordelspanner Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een Toyota- dealer of erkende reparateur. Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi- ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek beschikbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 25
WAARSCHUWING ■ Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaardigheid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het beoordelingsvermo- gen en hebben een negatieve invloed op de coördinatie, waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Pagina 26
Dit is een waarschuwing tegen alles wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan veroorzaken. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen om schade aan uw Toyota en de uitrusting ervan te vermijden of het risico te ver- minderen.
Pagina 28
Voor het rijden 1-1. Informatie over sleutels 1-6. Antidiefstalsysteem Sleutels ......... 28 Startblokkering..... 102 Supervergrendeling ..... 110 1-2. Openen, sluiten en Alarm ........112 vergrendelen van de portieren 1-7. Veiligheidsinformatie Smart entry-systeem met De juiste houding achter startknop ......31 het stuur ......
Pagina 29
1-1. Informatie over sleutels Sleutels Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd. Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A) Hoofdsleutel (met afstands- bediening) Gebruik van de afstandsbedie- ning (Blz. 48) Hoofdsleutel (zonder afstandsbediening) Garagesleutel Plaatje met sleutelnummer Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B) Hoofdsleutels Gebruik van de afstandsbedie- ning (Blz.
Pagina 30
Als u een sleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) of mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en startknop) kwijtraakt, kunt u een nieuwe sleutel laten bijmaken. Hiervoor kunt u met het sleutelnummer terecht bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. (Blz. 506) ■ Aan boord van een vliegtuig Als u een elektronische sleutel bij u hebt in het vliegtuig, zorg er dan voor dat u geen toetsen van de elektronische sleutel indrukt terwijl u aan boord bent.
Pagina 31
Anders werkt de sleutel door de radiogolven van deze apparaten mogelijk niet op de juiste wijze. ■ Wanneer u uw Toyota bij problemen met het Smart entry-systeem met startknop naar een Toyota-dealer of erkende reparateur brengt (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Neem alle bijbehorende elektronische sleutels mee.
Pagina 32
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Smart entry-systeem met startknop De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektroni- sche sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. (De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.) Elektronische sleutel Elektronische sleutel...
Pagina 33
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren (alleen handgrepen voorportieren) Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen. Zorg ervoor dat u de sensor aan de achterzijde van de portiergreep aanraakt. De portieren gedurende 3 secon- den na het vergrendelen niet wor- den ontgrendeld.
Pagina 34
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Druk op de vergrendeltoets om te vergrendelen. Plaats en bereik van antenne ■ Plaats van antenne Antennes aan de buitenzijde Antenne aan de buitenzijde van de bagageruimte Antenne in de bagageruimte Antennes in het interieur...
Pagina 35
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetecteerd) Bij het vergrendelen of ont- grendelen van de portieren systeem worden bediend als de elektronische sleutel zich binnen ongeveer 0,7 m van een van de voorpor- tiergrepen bevindt.
Pagina 36
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Bedieningssignalen De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn vergren- deld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal) ■ Als de portieren niet met de bovenste vergrendelsensor vergrendeld kunnen worden... Raak de sensoren aan de boven- en de onderkant van de portiergreep gelijktijdig aan als de portieren niet vergrendeld kun- nen worden met behulp van de vergren-...
Pagina 37
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Leegraken batterij elektronische sleutel ● De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar. ● Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als de motor wordt uitgezet.
Pagina 38
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ● Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de ont- vangstcondities van de radiogolven wordt de sleutel mogelijk door de buiten- antenne waargenomen (gedetecteerd) en kan de auto van buitenaf worden vergrendeld, waardoor de elektronische sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
Pagina 39
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Aanwijzing voor het ontgrendelen van de portieren ● De portieren worden mogelijk niet ontgrendeld wanneer u de portiergreep te snel bedient of als u ineens binnen het bereik van de antenne komt en een portiergreep vastpakt.
Pagina 40
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Alarmsignalen en waarschuwingen Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen en waarschu- wingen op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingen in het multi-informatiedisplay.
Pagina 41
■ Als de batterij van de elektronische sleutel volledig leeg is Blz. 418 ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd Functies (bijvoorbeeld Smart entry-systeem met startknop) kunnen worden uit- geschakeld. (Systemen met persoonlijke voorkeursinstellingen Blz. 551) Raadpleeg “Als de elektronische sleutel niet goed werkt”...
Pagina 42
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMLF8-9 is in compliance with the essential requirements and other relevant provisi- ons of Directive 1999/5/EC.
Pagina 43
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 44
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 45
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren “Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this Electronic key, model B75EA, is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.”...
Pagina 46
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren “Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this Tuner, model B76UA, is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.”...
Pagina 47
Radiosignalen kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der- gelijke medische apparatuur. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer infor- matie over uitschakelen van de instapfunctie.
Pagina 48
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren OPMERKING ■ Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiosigna- len. In de volgende situaties kan de communicatie tussen de elektronische sleu- tel en de auto worden belemmerd, waardoor het Smart entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet goed werken.
Pagina 49
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Afstandsbediening Met de afstandsbediening kan de auto van buitenaf worden vergrendeld en ontgrendeld. Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Vergrendelen van alle portie- Ontgrendelen van alle portie- Auto's met Smart entry-systeem en startknop Vergrendelen van alle portie- Ontgrendelen van alle portie-...
Pagina 50
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Bedieningssignalen De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn vergren- deld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal) ■ Zoemer portiersloten (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Als een portier of de achterklep niet geheel gesloten is, klinkt gedurende 10 seconden continu een zoemer als geprobeerd wordt de portieren te vergrende- len.
Pagina 51
Auto's met Smart entry-systeem en startknop Blz. 47 ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de zoemer van het portierslot) kunnen wor- den gewijzigd. (Systemen met persoonlijke voorkeursinstellingen Blz. 551)
Pagina 52
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Verklaring voor de afstandsbediening (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Pagina 53
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 54
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 55
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 56
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 57
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren...
Pagina 58
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Portieren De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening of de schake- laar van de centrale vergrendeling. ■ Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) Blz.
Pagina 59
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Vergrendelknop portier Vergrendelen van het portier Ontgrendelen van het portier Zelfs als de vergrendelknop in de stand vergrendeld staat, kan het bestuurdersportier worden geopend door aan de portier- greep aan de binnenzijde te trek- ken.
Pagina 60
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Kinderslot achterportier De achterportieren kunnen niet van binnenuit geopend worden als het kinderslot geactiveerd is. Ontgrendelen Vergrendelen Hierdoor wordt voorkomen dat kin- deren per ongeluk de achterportie- ren openen. Druk de schakelaars op de achterportieren naar bene- den om de achterportieren te ver- grendelen.
Pagina 61
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portieren De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld: Functie Onderhoudstips Functie koppeling van de Het in een andere stand dan stand P zetten portiervergrendeling aan van de selectiehendel vergrendelt alle portie- de stand van de selectie- ren.
Pagina 62
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ In- en uitschakelen van de functies Volg onderstaande procedure om te wisselen tussen instellen en annuleren: Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Sluit alle portie- ren en zet het contact AAN. (Voer binnen 10 seconden uit.) Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Sluit alle portieren...
Pagina 63
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Systeem voor ontgrendeling bij aanrijdingen Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren ont- grendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht van de schok.
Pagina 64
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren Achterklep De achterklep kan als volgt worden vergrendeld/ontgrendeld en geopend. ■ Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep Schakelaar centrale vergrendeling Blz. 57 Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) Blz. 31 Afstandsbediening Blz. 48 Sleutel Blz.
Pagina 65
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren ■ Achterklepgreep Laat de achterklep zakken met behulp van de achterklepgreep binnenzijde en druk de achterklep van buitenaf naar beneden om deze te sluiten. Let op dat de achterklep bij het sluiten ervan met de handgreep niet opzij wordt getrok- ken.
Pagina 66
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren WAARSCHUWING ■ Bedienen van de achterklep Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Verwijder sneeuw en ijs van de achterklep voordat u deze opent. Anders kan de achterklep na het openen weer dichtvallen.
Pagina 67
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar onder- deel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken wanneer u accessoires op de achterklep wilt monteren. OPMERKING ■...
Pagina 68
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Voorstoelen Passagiersstoel Bestuurdersstoel Hendel stoelpositieverstelling Hendel rugleuningverstelling Hendel hoogteverstelling (alleen bestuurdersstoel) Actieve hoofdsteun Als de onderrug van de inzittende tijdens een aanrijding van achte- ren tegen de rugleuning drukt, beweegt de hoofdsteun iets naar voren en omhoog om de kans op een whiplash te verminderen.
Pagina 69
● Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door- schuift, raadt Toyota u aan de leuning niet verder achterover te zetten dan strikt noodzakelijk is. Als de rugleuning te ver achterover gezet is, kan het heupgedeelte van de vei-...
Pagina 70
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Achterstoelen ■ Verstellen van de tweede zitrij Hendel stoelpositieverstelling Hendel rugleuningverstelling : Indien aanwezig...
Pagina 71
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) ■ Verstellen van de derde zitrij (indien aanwezig) Lus rugleuningverstelling Wegschuiven van de tweede zitrij voor toegang tot de derde zitrij (auto's met derde zitrij) ■ Instappen Plaats de buitenste veiligheidsgor- del in de houder. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordel beschadigd kan raken.
Pagina 72
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Trek de instaphendel omhoog en klap de rugleuning omlaag. De stoel zal naar voren schuiven. Schuif de stoel zo ver mogelijk naar voren. ■ Uitstappen Plaats de buitenste veiligheidsgor- del in de houder. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordel beschadigd kan raken.
Pagina 73
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Omlaagklappen van de tweede zitrij (auto's met tweede zitrij) ■ Voordat de tweede zitrij omlaag wordt geklapt Berg de middelste veiligheidsgordel van de tweede zitrij op. (Blz. 80) Plaats de buitenste veiligheidsgor- del in de houder. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordel beschadigd kan raken.
Pagina 74
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) ■ Omlaagklappen van de tweede zitrij Trek aan de hendel voor verstel- ling van de rugleuning en klap de rugleuning omlaag. Omlaagklappen van de derde zitrij (auto's met derde zitrij) ■ Voordat de stoelen op de derde zitrij omlaag worden geklapt Berg de gordelsluitingen op zoals aangegeven.
Pagina 75
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Duw de hoofdsteunen helemaal omlaag. ■ Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij Van binnenuit Trek aan de lus voor de verstelling van de rugleuning en klap de rug- leuning omlaag. Van buitenaf Open de achterklep en trek aan de ontgrendellus om de derde zitrij omlaag te klappen.
Pagina 76
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) WAARSCHUWING ■ Stoelverstelling ● Zorg dat uw handen niet bekneld raken tussen de bagageafdekking en de stoelen. ● Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door- schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan strikt noodzakelijk is.
Pagina 77
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Hoofdsteunen Voorstoelen Hoogteverstelling Omhoog Trek de hoofdsteun omhoog. Omlaag Ontgrendel- Houd de ontgrendelknop inge- knop drukt wanneer u de hoofdsteun laat zakken. Tweede zitrij (indien aanwezig) Hoogteverstelling Omhoog Trek de hoofdsteun omhoog. Ontgren- Omlaag delknop Houd de ontgrendelknop inge- drukt wanneer u de hoofdsteun...
Pagina 78
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) ■ Verwijderen van de hoofdsteunen Trek de hoofdsteun omhoog en houd daar- bij de ontgrendelknop ingedrukt. ■ Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden van de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij de bovenzijde van uw oren bevindt.
Pagina 79
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Veiligheidsgordels Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheidsgor- del dragen. ■ Juist gebruik van de veiligheidsgordels Trek het schoudergedeelte zo ver naar buiten dat de gor- del goed tegen de schouder aan ligt en niet van de schou- der af glijdt of tegen de nek aan ligt.
Pagina 80
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Losmaken van de gordel Druk op de ontgrendelknop. Ontgren- delknop ■ Afstellen van de hoogte van de veiligheidsgordels (voorstoelen) Omlaag Druk de ontgrendelknop in en schuif het bevestigingspunt naar beneden. Omhoog Schuif het bovenste bevesti- gingspunt omhoog gewenste positie en laat het los...
Pagina 81
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Veiligheidsgordel middelste zitplaats tweede zitrij De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats op de tweede zitrij is een driepuntsgordel met 2 gordelsluitingen. Beide gordelsluitingen dienen goed te zijn geplaatst en de gespen dienen goed aan te grijpen om een goede werking te waarborgen.
Pagina 82
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Berg de gordelgespen op in het dak zoals aangegeven. ■ Uitrollen van de gordel Druk op de gesp. Verwijder de gespen uit de hou- der.
Pagina 83
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Gordelspanners (voorstoelen) De gordelspanners helpen bij het op zijn plaats houden van de inzit- tenden doordat ze de gordels snel strak tegen het lichaam aantrek- ken bij bepaalde soorten ernstige frontale aanrijdingen. De gordelspanner wordt niet altijd geactiveerd bij lichtere frontale aan- rijdingen of aanrijdingen van opzij of van achteren.
Pagina 84
■ Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het vervangen of plaatsen van veiligheidsgordels. WAARSCHUWING Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij plotse- ling remmen, uitwijkmanoeuvres of een aanrijding te beperken.
Pagina 85
● Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet gedraaid is. Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur als de veiligheidsgordel niet goed werkt. ● Laat de stoel en de veiligheidsgordels na een ernstig ongeval altijd vervangen, ook als er geen zichtbare schade kan worden vastgesteld.
Pagina 86
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) WAARSCHUWING ■ Wanneer de middelste veiligheidsgordel van de tweede zitrij gebruikt wordt Gebruik de middelste gordel op de tweede zitrij niet als één van de gordelsluitingen niet is vergrendeld. Het gebruik van slechts één van de gespen kan bij een noodstop of een aanrijding leiden tot ernstig letsel.
Pagina 87
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Stuurwiel Het stuurwiel kan in een comfortabele positie worden ingesteld. Houd het stuurwiel vast en druk de hendel omlaag. Zet het stuurwiel in de ideale positie door het in horizontale en verticale richting te bewe- gen.
Pagina 88
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Binnenspiegel Verblinding door achteropkomend verkeer kan worden beperkt met behulp van de volgende functies. Binnenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand Normale stand Antiverblindingsstand...
Pagina 89
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand In de automatische stand wordt gebruik gemaakt van sensoren die de koplampen van achteropkomend verkeer detecteren. De hoe- veelheid licht die weerspiegeld wordt, wordt automatisch beperkt. automatische stand AAN/UIT Als de automatische stand is ingeschakeld, gaat het controle- lampje branden.
Pagina 90
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) ■ Voorkom een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand) Om ervoor te zorgen dat de sensoren goed werken, mag u ze niet aanraken of bedek- ken. WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Pagina 91
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) Buitenspiegels De spiegelhoek kan met behulp van de schakelaar worden afgesteld. Selecteer een spiegel die u wilt afstellen. Links Rechts Stel de spiegel af. Omhoog Rechts Links Omlaag Wegklappen van de spiegels Klap de spiegels naar achteren weg.
Pagina 92
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel) ■ De buitenspiegels kunnen worden bediend als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN staat. ■...
Pagina 93
1-4. Openen en sluiten van de ruiten Elektrisch bedienbare ruiten De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met behulp van de volgende schakelaars. 1, 2 One-touch sluiten Sluiten 1, 2 One-touch openen Openen : De ruit stopt in een tussen- stand door de schakelaar in de andere richting te bewegen.
Pagina 94
1-4. Openen en sluiten van de ruiten ■ De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. ■ Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het contact UIT is gezet Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC...
Pagina 95
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de ruit nog in beweging was. Laat uw auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur als de ruit ook na het uitvoeren van bovenstaande procedure dichtgaat, maar vervolgens weer iets verder opengaat.
Pagina 96
1-5. Tanken Openen van de tankdop Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen: ■ Voor het tanken Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo- ten zijn. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo- ten zijn.
Pagina 97
1-5. Tanken Draai de tankdop langzaam open. Plaats de tankdop in de houder op de tankdopklep.
Pagina 98
1-5. Tanken Sluiten van de tankdop Draai de tankdop vast tot u een klikgeluid hoort. Als de tankdop wordt losgelaten, zal deze iets in de andere richting draaien. ■ Brandstofsoort Benzinemotor EU-landen: Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal (RON) 95 of hoger Behalve EU-landen: Loodvrije benzine, research-octaangetal (RON) van 95 of hoger...
Pagina 99
1-5. Tanken Motor/modelcode Type Brandstoflabel DIESEL EU-landen: Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590 Behalve EU-landen (behalve Rus- land): Dieselbrandstof met een zwavelge- halte van 500 ppm of minder, cetaan- getal 48 of hoger Behalve EU-landen (Rusland): Dieselbrandstof, cetaangetal 48 of hoger.
Pagina 100
Gebruik alleen dieselbrandstof conform GOST R52368-2005 (zwavelgehalte max. 50 ppm). : Vraag na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur of uw auto is uitgerust met de 1AD-FTV motor. : De brandstofsoort kan worden herkend aan de hand van het label.
Pagina 101
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken. ■ Vervangen van de tankdop Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een andere tank- dop gebruikt, kan er brand ontstaan of kunnen er andere problemen optreden waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 102
1-5. Tanken OPMERKING ■ Tanken Mors geen brandstof tijdens het tanken. Het morsen van brandstof kan schade aan de auto veroorzaken, zoals het slecht functioneren van het uitlaatsysteem of beschadiging van de onderdelen van het brandstofsysteem of van de lak.
Pagina 103
1-6. Antidiefstalsysteem Startblokkering De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transponderchips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met een sleutel die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de boordcomputer van de auto. Laat de sleutels nooit in de auto achter wanneer u de auto verlaat. Auto's met handmatig bediende airconditioning Auto's zonder Smart entry-sys- teem en startknop: het controle-...
Pagina 104
1-6. Antidiefstalsysteem Auto's met automatische airconditioning Auto's zonder Smart entry-sys- teem en startknop: het controle- lampje gaat knipperen als de sleutel uit het contactslot is ver- wijderd, om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld. Het controlelampje stopt met knipperen geregi- streerde sleutel in het contact-...
Pagina 105
1-6. Antidiefstalsysteem ■ Onderhoud systeem De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering. ■ Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt ● Als de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden ● Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip van een andere auto wordt gehouden...
Pagina 106
1-6. Antidiefstalsysteem ■ Verklaring startblokkering (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMIMB-1 is in compliance with the essential requirements and other relevant provi- sions of Directive 1999/5/EC.
Pagina 109
1-6. Antidiefstalsysteem ■ Verklaring startblokkering (auto's zonder Smart entry-systeem en start- knop) “Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this Immobilizer, model RI- 33BTY, is in compliance with the essential requirements and other rele- vant provisions of Directive 1999/5/EC.”...
Pagina 110
1-6. Antidiefstalsysteem OPMERKING ■ Om een correcte werking van het systeem te garanderen Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen en terug- plaatsen kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
Pagina 111
1-6. Antidiefstalsysteem Supervergrendeling Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrendelen van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk te maken. Auto's die met dit systeem zijn uitgerust, zijn voorzien labels op de ruiten van de beide voorportieren.
Pagina 112
1-6. Antidiefstalsysteem Uitschakelen van het systeem Bij gebruik van het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwe- zig): Houd de portiergreep aan de buitenzijde van het bestuurdersportier ingedrukt. Gebruik van de afstandsbediening: Druk op de knop WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregel i.v.m. de supervergrendeling Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden geopend.
Pagina 113
1-6. Antidiefstalsysteem Alarm Het alarm klinkt en de verlichting knippert wanneer iemand zich onge- oorloofd toegang tot het interieur verschaft. ■ Activeren van het alarm Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de volgende omstandigheden geactiveerd: ● Een vergrendeld portier wordt anders dan met de afstandsbedie- ning of de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en start- knop) ontgrendeld of geopend.
Pagina 114
1-6. Antidiefstalsysteem ■ Inschakelen van het alarmsysteem Auto's met handmatig bediende airconditioning Sluit de portieren en de motor- kap en vergrendel alle portie- ren met de afstandsbediening of de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en start- knop). Na 30 seconden wordt het systeem automatisch inge- schakeld.
Pagina 115
1-6. Antidiefstalsysteem Inbraaksensor (indien aanwezig) De inbraaksensor signaleert een indringer of een beweging in de auto. De inbraaksensor kan met de schakelaar worden uitgeschakeld. Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een optimale beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gegarandeerd. ■...
Pagina 116
1-6. Antidiefstalsysteem ■ Uitschakelen en automatisch opnieuw inschakelen van de inbraaksensor ● Het alarm kan zelfs worden ingeschakeld wanneer de inbraaksensor is uitge- schakeld. ● Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Nadat de inbraaksensor is uitgeschakeld, kan deze opnieuw worden ingeschakeld door het contact AAN te zetten of door de portieren met de afstandsbediening te ontgrendelen.
Pagina 117
1-6. Antidiefstalsysteem ● De accu wordt vervangen of opgeladen terwijl de auto is vergrendeld. ■ Als de accu wordt losgenomen Zorg ervoor dat het alarmsysteem is uitgeschakeld. Als de accu was leeggeraakt voordat het alarm werd uitgeschakeld, kan het alarmsysteem afgaan als de accu weer wordt aangesloten. ■...
Pagina 118
1-6. Antidiefstalsysteem ● De auto staat geparkeerd op een plaats zoals een parkeergarage waar trillingen of schokken optreden. ● IJs of sneeuw wordt verwijderd waardoor de auto is blootgesteld aan trillingen. ● Er bevinden zich loshangende voorwerpen in de auto, zoals loshangende accessoires of kleding die aan de kledinghaakjes hangt.
Pagina 119
1-6. Antidiefstalsysteem Hereby, FUJITSU TEN LIMITED, declares that this FTL458 is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/ 5/EC. Er zijn geen lidstaten die beperkingen opleggen met betrekking tot het gebruik van de apparatuur. De meest recente CONFORMITEITSVERKLARING is beschikbaar via het adres in de conformiteitsverklaring.
Pagina 120
1-6. Antidiefstalsysteem Hereby, FUJITSU TEN LIMITED, declares that this FTL313 is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/ 5/EC. De sensor die is geplaatst in voertuigen die in andere landen dan het Verenigd Koninkrijk en Ierland worden verkocht, mag niet in het Verenigd Koninkrijk wor- den gebruikt.
Pagina 121
1-6. Antidiefstalsysteem OPMERKING ■ Om een correcte werking van het systeem te garanderen Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen en terug- plaatsen kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
Pagina 122
1-7. Veiligheidsinformatie De juiste houding achter het stuur Stel op onderstaande wijze de juiste zitpositie in: Ga goed rechtop en achter in de stoel zitten. (Blz. 67) Schuif de stoel zo ver naar voren of naar achteren dat u de pedalen goed kunt berei- ken en voldoende ver kunt intrappen.
Pagina 123
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden ● Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden. Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen. ● Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleuning. Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is, waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in negatieve zin kan worden beïnvloed en de bestuurder of voorpassagier ernstig letsel kan...
Pagina 124
1-7. Veiligheidsinformatie Airbags De airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij aanrijdin- gen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot ern- stig letsel voor inzittenden. werken samen veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken. Airbags vóór Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag Beschermen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voor- passagier tegen contact met onderdelen van het interieur.
Pagina 125
1-7. Veiligheidsinformatie Side airbags en curtain airbags Side airbags Helpen het bovenlichaam van de inzittenden vóór te beschermen. Curtain airbags (indien aanwezig) Helpen het hoofd van de inzittenden vóór en de passagiers op de buitenste zitplaatsen achter te beschermen. Onderdelen airbagsysteem Curtain airbagsensoren Auto's zonder curtain (indien aanwezig)
Pagina 126
1-7. Veiligheidsinformatie De belangrijkste onderdelen van het airbagsysteem zijn afgebeeld. Het airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. De airbag-ECU bestaat uit een vertragingssensor en een airbagsensor. Bij bepaalde frontale aanrijdingen of aanrijdingen van opzij, waarbij krachten vrijkomen die een bepaalde drempel overschrijden, stuurt het airbagsysteem de ontstekingsmechanismen van de airbags aan.
Pagina 127
1-7. Veiligheidsinformatie ■ Voorwaarden voor activering (airbags voor) ● De airbags vóór worden pas geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een snel- heid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan bewegen of vervormen).
Pagina 128
1-7. Veiligheidsinformatie ■ Omstandigheden waarbij de airbags geactiveerd kunnen worden, anders dan bij een aanrijding De airbags vóór worden mogelijk ook geactiveerd bij zware stoten tegen de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden. ● Raken van een stoeprand of een ander hard voorwerp ●...
Pagina 129
1-7. Veiligheidsinformatie ■ Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de curtain airbags [indien aanwezig] soms niet geactiveerd worden De side airbags en curtain airbags (indien aanwezig) treden mogelijk niet in wer- king bij aanrijdingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waarbij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
Pagina 130
1-7. Veiligheidsinformatie ■ Wanneer moet u uw auto laten nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur Laat uw auto in de volgende gevallen zo snel mogelijk nakijken door een Toyota- dealer of erkende reparateur. ● Na het activeren van de airbags.
Pagina 131
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen airbags Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordels op de juiste manier te dragen. De airbags vormen een aanvullend veiligheidssysteem, dat gebruikt moet wor- den in combinatie met de veiligheidsgordels.
Pagina 132
Gebruik de veiligheidsgordels nooit voor baby's of kleine kin- deren. Gebruik hiervoor speciale baby- of kinderzitjes. Toyota beveelt ten zeer- ste aan dat alle kinderen achterin plaatsnemen en de veiligheidsgordels altijd op de juiste manier dragen.
Pagina 133
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen airbags ● Auto's zonder curtain airbags: Leun niet tegen het voorportier. ● Auto's met curtain airbags: leun niet tegen het portier, de langsdrager in het dak of de voor-, midden- of achterstijl. ● Laat niemand knielen op de passagiers- stoelen in de richting van het portier, of hoofd en handen buiten de auto steken.
Pagina 134
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen airbags ● Auto's zonder curtain airbags: bevestig niets aan gedeeltes zoals portier, voorruit of portierruit. ● Auto's met curtain airbags: bevestig niets aan het portier, de voorruit, de portierruit, de voor-, midden- en achterstijl, de langs- drager in het dak of de handgreep.
Pagina 135
Auto's zonder curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onder- gebracht zijn, zoals het stuurwielkussen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ● Auto's met curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onderge-...
Pagina 136
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen. (Blz. 143) ● Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met het keurmerk “ECE R44”. Baby- en kinderzitjes Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby- en kinderzitjes.
Pagina 137
1-7. Veiligheidsinformatie Babyzitje Komt overeen met groep 0 en 0 van ECE R44 Kinderzitje Komt overeen met groep 0 en I van ECE R44 Zitkussen Komt overeen met groep II en III van ECE R44...
Pagina 138
1-7. Veiligheidsinformatie Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes in ver- schillende zitposities kunnen worden geplaatst. Voorpassagiers- Zitpositie stoel Tweede zitrij Derde zitrij Aan/uit-schakelaar passagiersairbag Bestuur- Bestuur- Passa- Middel- Passa- Gewichts- ders-...
Pagina 139
1-7. Veiligheidsinformatie Verklaring van lettercodes in de tabel: Geschikt voor een “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep. Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep. AANWIJZING Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de tabel of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto.
Pagina 140
1-7. Veiligheidsinformatie Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities (met ISOfix-bevestiging) In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst. ISOfix-posities auto Voor buitenste Gewichtsgroep Grootteklasse Bevestiging zitplaatsen tweede zitrij ISO/L1 Reiswieg ISO/L2 Minder dan 10 kg ISO/R1...
Pagina 141
1-7. Veiligheidsinformatie Verklaring van lettercodes in de tabel: IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts- groep. SOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in de gewichtsgroep en/of grootteklasse. AANWIJZING Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de tabel of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto.
Pagina 142
● Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat past bij de lengte van het kind en dat achterin geplaatst is. In ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als zij achterin zitten.
Pagina 143
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes ● Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de fabrikant en controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is bevestigd. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind bij hard remmen of uitwijken of bij een aan- rijding letsel oplopen.
Pagina 144
1-7. Veiligheidsinformatie Plaatsen van zitjes Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje. Zet het zitje met een veiligheidsgordel of ISOfix-bevestigingssysteem (ISO- fix-baby- of kinderzitje) stevig vast. Zet het zitje indien nodig ook aan de bovenzijde vast. Veiligheidsgordels (bij een gor- del met een blokkeerautomaat (ELR) is een borgclip noodzake-...
Pagina 145
1-7. Veiligheidsinformatie Plaatsen van een zitje met behulp van een veiligheidsgordel ■ Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje Tweede zitrij Zet de achterstoel zo ver mogelijk naar achteren. Klap de rugleuning neer terwijl u aan de hendel voor de rugleuning- verstelling trekt.
Pagina 146
Als uw kinderzitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. Blokkeerclip voor baby- of kinder- zitje (onderdeelnr. 73119-22010)
Pagina 147
1-7. Veiligheidsinformatie ■ In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje Tweede zitrij Zet de achterstoel zo ver mogelijk naar achteren. Klap de rugleuning neer terwijl u aan de hendel voor de rugleuning- verstelling trekt. Zet de rugleuning zo ver mogelijk rechtop. (Blz.
Pagina 148
Als uw kinderzitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. Blokkeerclip voor baby- of kinder- zitje (onderdeelnr. 73119-22010)
Pagina 149
1-7. Veiligheidsinformatie ■ Zitkussen Tweede zitrij Zet de achterstoel zo ver mogelijk naar achteren. Klap de rugleuning neer terwijl u aan de hendel voor de rugleuning- verstelling trekt. Zet de rugleuning zo ver mogelijk rechtop. (Blz. 69) Derde zitrij (auto's met derde zitrij) Verstel de tweede zitrij zo ver naar voren dat er genoeg ruimte is voor het kind.
Pagina 150
1-7. Veiligheidsinformatie Plaats het kind op het zitkussen. Zet het kind vast met de veilig- heidsgordel volgens de aanwijzin- gen van de fabrikant en steek de gesp in de gordelsluiting. Contro- leer of de gordel niet gedraaid is. Controleer of de schoudergordel goed over de schouder van het kind loopt en het heupgedeelte zo laag mogelijk ligt.
Pagina 151
1-7. Veiligheidsinformatie Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-zitje) (auto's met tweede zitrij) Zet de stoel in de achterste stand. Klap de rugleuning naar voren en daarna zo ver mogelijk rechtop. Klik de rugleuning vast in de 7e stand. (Blz. 69) eerste stand zevende stand Controleer de posities van de spe- ciale stangen en plaats het zitje op...
Pagina 152
Voor het plaatsen van een baby- of kinderzitje is een speciale blokkeerclip nodig. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 153
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje en zet het zitje goed vast. Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een andere passagier bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Pagina 154
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt ● Zet beide zittingen (tweede zitrij) en beide rugleuningen in dezelfde stand wanneer een baby- of kinderzitje in het midden op de tweede zitrij wordt geplaatst. Anders kan het zitje niet stevig vast worden gezet en kan bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel met fatale gevolgen optreden.
Pagina 155
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt Type A Type B...
Pagina 156
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt Type C Type D...
Pagina 157
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt Type E ● Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet langs de nek van het kind lopen maar mag ook niet van de schouder van het kind val- len.
Pagina 158
1-7. Veiligheidsinformatie Handmatig uitschakelsysteem airbag Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld. Schakel de airbag alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de voor- passagiersstoel wordt gebruikt. Auto's met handmatig bediende airconditioning Indicator PASSENGER AIR- Type A Auto's zonder Smart entry-sys- teem en startknop: Het controle- lampje gaat branden als het...
Pagina 159
1-7. Veiligheidsinformatie Auto's met automatische airconditioning Indicator PASSENGER AIR- Type A Auto's zonder Smart entry-sys- teem en startknop: Het controle- lampje gaat branden als het Type B airbagsysteem is ingeschakeld (alleen als het contact AAN staat). Auto's met Smart entry-systeem startknop: controle- lampje gaat branden als het air-...
Pagina 160
■ Informatie over aanduiding PASSENGER AIRBAG Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. ● De aanduiding ON noch de aanduiding OFF licht op.
Pagina 161
1-7. Veiligheidsinformatie WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt Plaats vanwege veiligheidsredenen het zitje altijd achterin. In het geval dat de zitplaatsen achter niet gebruikt kunnen worden, mag er een baby- of kinderzitje op de voorstoel worden geplaatst, zolang de airbag voor de voorpassagier hand- matig is uitgeschakeld.
Pagina 162
Rijden met de auto ....162 Cruise control ...... 240 Contactslot (auto's zonder Snelheidsbegrenzer..... 244 Smart entry-systeem en startknop) ......176 Toyota Parking Assist- Startknop (auto's met sensor........ 247 Smart entry-systeem en Ondersteunende systemen . 255 startknop) ......180 Hill Start Assist Control..261 Multidrive CVT.....
Pagina 163
2-1. Rijprocedures Rijden met de auto Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures. ■ Starten van de motor (Blz. 176, 180) ■ Rijden Multidrive CVT of automatische transmissie Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in stand D of M. (Blz.
Pagina 164
2-1. Rijprocedures ■ Parkeren van de auto Multidrive CVT of automatische transmissie Trap, terwijl de selectiehendel in stand D of M staat, het rem- pedaal in. Activeer de parkeerrem. (Blz. 204) Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 186, 192) Plaats bij het parkeren op een helling, indien nodig, wielblokken.
Pagina 165
2-1. Rijprocedures Wegrijden op een helling Multidrive CVT of automatische transmissie Trek de parkeerremhendel stevig aan en zet de selectiehendel in stand D of M. Trap het gaspedaal geleidelijk in. Deactiveer de parkeerrem. Handgeschakelde transmissie Houd de parkeerrem aangetrokken, trap het koppelingspedaal in en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Pagina 166
Uw auto is uitgerust met separate trommelremmen (die zich in de remschijven bevinden) die als parkeerrem functioneren. Deze trommelremmen moeten regel- matig worden bijgesteld. Bij het vervangen van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te worden afgesteld. Laat de remmen bijstellen door een Toyota-dea- ler of erkende reparateur.
Pagina 167
2-1. Rijprocedures ■ Milieuvriendelijk rijden (auto's met ECO-controlelampje) Tijdens milieuvriendelijk accelereren (ECO- rijden) gaat het ECO-controlelampje bran- den. Wanneer de acceleratie buiten het Eco-bereik valt en wanneer de auto tot stil- stand komt, gaat het lampje uit. In de volgende gevallen werkt het ECO- controlelampje niet: ●...
Pagina 168
Wanneer u in het interieur uitlaatgassen ruikt, opent u de ruiten en controleert u of de achterklep gesloten is. Door grote hoeveelheden uitlaatgassen in de auto kan de bestuurder slaperig worden en een ongeval veroorzaken, hetgeen kan resulteren in ernstig letsel. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 169
2-1. Rijprocedures WAARSCHUWING ■ Tijdens het rijden ● Zet bij auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie de transmissie tijdens het rijden nooit in stand P. Hierdoor kan er aanzienlijke schade aan de transmissie ontstaan en kunt u de controle over de auto verliezen. ●...
Pagina 170
2-1. Rijprocedures WAARSCHUWING ■ Tijdens het rijden ● Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaamsdelen binnen de auto houden omdat ze anders ernstig letsel kunnen oplopen. ■ Bij het rijden op glad wegdek ● Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun grip verliezen, met controleverlies en mogelijk een ongeval tot gevolg.
Pagina 171
2-1. Rijprocedures WAARSCHUWING ■ Bij stilstaande auto ● Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait. Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het uitlaatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er brandbaar materiaal aanwezig ■...
Pagina 172
● Het uitlaatsysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Laat uw auto nakij- ken door een Toyota-dealer of erkende reparateur bij gaten of scheuren als gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbindingsstukken, of bij een abnormaal geluid aan het uitlaatsysteem. Anders zouden er uitlaatgassen in de auto terecht kunnen komen en kan er koolmonoxidevergiftiging ontstaan.
Pagina 173
2-1. Rijprocedures WAARSCHUWING ■ Tijdens het remmen ● Rijd voorzichtiger als de remmen nat zijn. De remweg wordt langer als de remmen nat zijn en bovendien kan het vocht ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de andere kant.
Pagina 174
2-1. Rijprocedures OPMERKING ■ Tijdens het rijden Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie ● Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in. Als het rempedaal wordt ingetrapt tijdens het rijden met ingetrapt gaspedaal, kan het aandrijfkoppel afnemen. ●...
Pagina 175
Als u een piepend of krassend geluid hoort (slijtage-indicatoren remblok- ken) Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Als de remblokken niet op tijd vervangen worden, kunnen de remschijven beschadigd raken.
Pagina 176
Kortsluiting in elektrische componenten ● Motorschade door onderdompeling in water Indien de auto toch nat is geworden na het rijden op een overstroomde weg, moet u het volgende laten nakijken door een Toyota-dealer of erkende repara- teur. ● Remwerking ●...
Pagina 177
2-1. Rijprocedures Contactslot (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) ■ Starten van de motor Multidrive CVT (benzinemotor) Controleer of de parkeerrem geactiveerd is. Controleer of de selectiehendel in de stand P staat. Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het rempedaal stevig in.
Pagina 178
2-1. Rijprocedures Handgeschakelde transmissie (dieselmotor) Controleer of de parkeerrem geactiveerd is. Controleer of de selectiehendel in stand N staat. Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspedaal stevig in. Zet het contact AAN. Controlelampje gaat branden. Zet het contact in stand START en start de motor nadat het lampje uit is gegaan.
Pagina 179
2-1. Rijprocedures ■ Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden Soms lijkt het bij het starten alsof de sleutel vastzit in UIT. Draai het stuurwiel enigszins naar links of naar rechts om het stuurslot te ontgrendelen. ■ Als de motor niet kan worden gestart De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld.
Pagina 180
2-1. Rijprocedures OPMERKING ■ Voorkomen van ontlading van de accu Laat het contact niet in stand ACC of AAN staan wanneer de motor gedurende langere tijd niet draait. ■ Bij het starten van de motor ● Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Pagina 181
2-1. Rijprocedures Startknop (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische sleu- tel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van het contact veran- derd. ■ Starten van de motor Multidrive CVT of automatische transmissie Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Pagina 182
2-1. Rijprocedures Handgeschakelde transmissie Controleer of de parkeerrem geactiveerd is. Controleer of de selectiehendel in stand N staat. Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspedaal stevig in. Het controlelampje in de startknop gaat groen branden. Druk op de startknop. De motor kan vanuit elke stand worden gestart.
Pagina 183
2-1. Rijprocedures ■ Wijzigen van de stand van het contact De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zonder het rempedaal (Multidrive CVT of automatische transmissie) of het koppelingspedaal (handgeschakelde transmissie) in te trap- pen. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt gedrukt.) Alarmknipperlichten kunnen wor- den gebruikt.
Pagina 184
■ Als het controlelampje in de startknop oranje knippert Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct controle- ren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Auto power off-functie Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie Als stand ACC gedurende meer dan een uur is ingeschakeld terwijl de selec- tiehendel in stand P staat, wordt het contact automatisch UIT gezet.
Pagina 185
2-1. Rijprocedures ■ Bediening startknop Druk de startknop kortstondig en krachtig in. Als de knop niet krachtig wordt ingedrukt, wijzigt de stand van de knop mogelijk niet of wordt de motor niet gestart. Bovendien is het niet nodig om de knop ingedrukt te houden wanneer u hem kortstondig en krachtig indrukt.
Pagina 186
Laat de motor meteen nakijken als deze dikwijls moeilijk start of vaak afslaat. ■ Bediening startknop Als u iets ongewoons (bijvoorbeeld meer weerstand) voelt bij het bedienen van de startknop, kan dit op een storing duiden. Neem onmiddellijk contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 187
2-1. Rijprocedures Multidrive CVT Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden. ■ Bedienen van de selectiehendel Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN, trap het rempedaal in en zet de selectie- hendel in een andere stand. Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN, trap het rempedaal in en zet de selectie- hendel in een andere stand.
Pagina 188
2-1. Rijprocedures ■ Kiezen van een schakelstand Schakelstand Functie Parkeren van de auto of starten van de motor Achteruit Neutraalstand Normaal rijden of rijden met tijdelijke schakelstapselectie Sequentieel shiftmatic-schakelsysteem sport met 7 versnellingen (Blz. 189) : Zet de selectiehendel in stand D voor normaal rijden om brandstof te besparen en rijgeluiden te verminderen.
Pagina 189
2-1. Rijprocedures Rijden in stand D ■ Selectiehendel Als de selectiehendel in stand D staat, wordt automatisch de versnel- ling gekozen die het best bij de rijomstandigheden past. ■ Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) Wanneer de selectiehendel in stand D staat, kan de motorremwerking tijdelijk worden ingeschakeld.
Pagina 190
2-1. Rijprocedures Rijden in stand M Wanneer de selectiehendel in stand M wordt gezet, kan er in 7 schakel- stappen worden geschakeld. Opschakelen Terugschakelen Behalve wanneer de selectiehendel of paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) in werking zijn, wordt de schakelstap op het instrumentenpa- neel vast weergegeven.
Pagina 191
2-1. Rijprocedures ■ Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) ● Wanneer de paddle shift-schakelaar in stand D worden bediend, wordt aan de hand van de rijsnelheid en de rijomstandigheden automatisch een scha- kelstap geselecteerd. ● Automatische uitschakeling van de schakelstapselectie in stand D. De schakelstapselectie in stand D wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld: •...
Pagina 192
M is gezet Als de weergave niet in M verandert in een ander dan het hierboven beschreven geval, is er mogelijk een defect in het transmissiesysteem aanwezig. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Automatische schakelstapselectie Als de auto tot stilstand wordt gebracht, schakelt de transmissie automatisch terug, zodat u in de 1e stap kunt wegrijden.
Pagina 193
2-1. Rijprocedures Automatische transmissie Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden. ■ Bedienen van de selectiehendel Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN, trap het rempedaal in en zet de selectie- hendel in een andere stand. Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN, trap het rempedaal in en zet de selectie- hendel in een andere stand.
Pagina 194
2-1. Rijprocedures ■ Kiezen van een schakelstand Schakelstand Functie Parkeren van de auto of starten van de motor Achteruit Neutraalstand Normaal rijden of rijden met tijdelijk schakelbereik Rijden in stand M (Blz. 195) : Zet de selectiehendel in stand D voor normaal rijden om brandstof te besparen en rijgeluiden te verminderen.
Pagina 195
2-1. Rijprocedures Rijden in stand D ■ Selectiehendel Als de selectiehendel in stand D staat, wordt automatisch de versnel- ling gekozen die het best bij de rijomstandigheden past. ■ Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) Wanneer de selectiehendel in stand D staat, kan de motorremwerking tijdelijk worden ingeschakeld.
Pagina 196
2-1. Rijprocedures Rijden in stand M Wanneer de selectiehendel in stand M wordt gezet, kan er in 6 schakel- stappen worden geschakeld. Opschakelen Terugschakelen Behalve wanneer de selectiehendel of paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) in werking zijn, wordt de schakelstap op het instrumentenpa- neel vast weergegeven.
Pagina 197
2-1. Rijprocedures ■ Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig) ● Wanneer paddle shift-schakelaar - in stand D worden bediend, wordt auto- matisch een schakelbereik geselecteerd. De hoogste versnelling van het eer- ste schakelbereik is één versnelling lager dan de versnelling die tijdens normaal rijden in stand D is ingeschakeld.
Pagina 198
● Als de weergave niet in M verandert in een ander dan het hierboven beschre- ven geval, is er mogelijk een defect in het transmissiesysteem aanwezig. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende repara- teur. ■ Automatische versnellingsselectie Als de auto tot stilstand wordt gebracht, schakelt de transmissie automatisch terug, zodat u in de 1e versnelling kunt wegrijden.
Pagina 199
Als de waarschuwingsmelding ook na enige tijd niet wordt gewist, moet de auto worden nagekeken door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ AI-SHIFT-functie De AI-SHIFT-functie schakelt automatisch de optimale versnelling in, daarbij rekening houdend met de prestaties die de bestuurder van de auto verlangt en met de rijomstandigheden.
Pagina 200
2-1. Rijprocedures Handgeschakelde transmissie ■ Bedienen van de selectiehendel Trap het koppelingspedaal voor het bedienen van de selectie- hendel helemaal in en laat het langzaam opkomen. ■ Zet de selectiehendel in stand R. Trek de ring onder de pookknop omhoog om de selectiehendel in de achteruit te zetten.
Pagina 201
2-1. Rijprocedures Schakelindicator De schakeladviesindicator dient om het brandstofverbruik en de uitlaat- gasemissie binnen de limieten van het motorvermogen te verlagen. Opschakelen Terugschakelen ■ Display schakeladviesindicator De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw voet op het koppelingspedaal rust.
Pagina 202
2-1. Rijprocedures ■ Maximaal toegestane snelheden Houd u bij maximaal accelereren aan de onderstaande maximaal toegestane snelheden in elke versnelling. Benzinemotor km/h (mph) Maximale snelheid Schakelstand 1ZR-FAE motor 2ZR-FAE motor 49 (30) 49 (30) 91 (56) 91 (56) 125 (77) 125 (77) 170 (105) 170 (105)
Pagina 203
2-1. Rijprocedures OPMERKING ■ Voorkomen van beschadiging van de transmissie ● Zet de selectiehendel niet in stand R zon- der eerst het koppelingspedaal in te trap- pen. ● Trek de ring onder de pookknop alleen omhoog om de selectiehendel in de achteruit te zetten.
Pagina 204
2-1. Rijprocedures Richtingaanwijzerschakelaar Rechtsaf slaan Linksaf slaan Druk de hendel iets naar boven en houd hem in die stand vast als u wilt aange- ven dat u van rijbaan wilt wis- selen. De richtingaanwijzers rechts blij- ven knipperen totdat u de hendel weer loslaat.
Pagina 205
2-1. Rijprocedures Parkeerrem ■ Activeren van de parkeerrem Trek de parkeerremhendel zo ver mogelijk aan terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt. Op dat moment gaat het contro- lelampje branden. ■ Deactiveren van de parkeerrem Trek de hendel iets omhoog Druk de knop in Druk hendel volledig...
Pagina 206
2-1. Rijprocedures ■ Gebruik in de winter Zie “Tips voor het rijden in de winter” voor het gebruik van de parkeerrem in de winter. (Blz. 266) OPMERKING ■ Voor het rijden Ontgrendel de parkeerrem. Als u gaat rijden terwijl de parkeerremhendel is aangetrokken, kunnen onderde- len van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in nega- tieve zin kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsysteem sneller slijten.
Pagina 207
2-1. Rijprocedures Claxon Druk op of vlak bij het merkte- om te claxonneren. ■ Na het afstellen van het stuurwiel Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is. Als het stuurwiel niet goed vergrendeld is, klinkt de claxon wellicht niet. (Blz. 86)
Pagina 208
2-2. Instrumentenpaneel Meters en tellers Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het contact AAN staat.
Pagina 209
2-2. Instrumentenpaneel Weergave kilometerteller, dagteller en display regeling verlichting instrumentenpaneel Kilometerteller: Geeft de totale afstand aan die de auto heeft afgelegd. Dagteller: Geeft de afstand aan die met de auto is gereden sinds de teller voor het laatst werd gereset. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van elkaar wor- den gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Pagina 210
2-2. Instrumentenpaneel OPMERKING ■ Om schade aan de motor en onderdelen van de motor te voorkomen ● Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het maxi- mum toerental aangeeft. ● Als het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur gaat knipperen (rood) of branden, is de motor mogelijk oververhit.
Pagina 211
2-2. Instrumentenpaneel Controlelampjes en waarschuwingslampjes De controlelampjes en waarschuwingslampjes op het instrumentenpa- neel en middenpaneel informeren de bestuurder over de status van de diverse systemen in de auto. Instrumentenpaneel : De eenheden die op de snelheidsmeter, de toerenteller en enkele contro- lelampjes worden aangegeven, kunnen per motor, transmissie, enz.
Pagina 212
2-2. Instrumentenpaneel Middenpaneel (auto's met handmatig bediende airconditioning) Type A Type B Middenpaneel (auto's met automatische airconditioning) Type A Type B...
Pagina 214
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur. : Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie...
Pagina 215
2-2. Instrumentenpaneel Multi-informatiedisplay Op het multi-informatiedisplay wordt een aantal gegevens met betrek- king tot het rijden weergegeven voor de bestuurder. ● Ritinformatie (Blz. 215) Geeft de actieradius, het brand- stofverbruik en de overige infor- matie met betrekking tot het rijden weer. ●...
Pagina 216
2-2. Instrumentenpaneel Wijzigen weergave op het display De onderwerpen die worden weer- gegeven, kunnen worden gewij- zigd door op de schakelaar DISP te drukken. Ritinformatie ● Display klok en buitentemperatuur Geeft de datum en de buitentem- peratuur aan. Het temperatuurbereik dat kan wor- den weergegeven ligt tussen -40°C en 50°C.
Pagina 217
2-2. Instrumentenpaneel ● Gemiddeld brandstofverbruik Geeft het gemiddelde brandstof- verbruik aan sinds de laatste reset van de functie. • De functie kan worden gereset door de toets DISP langer dan een seconde in te drukken als het gemiddelde brandstofver- bruik wordt weergegeven. •...
Pagina 218
2-2. Instrumentenpaneel ● Actieradius Weergave geschatte afstand die met de in de tank aan- wezige hoeveelheid brandstof kan worden afgelegd. • Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofverbruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van de weergegeven afstand.
Pagina 219
2-2. Instrumentenpaneel ● Gemiddelde rijsnelheid Geeft de gemiddelde rijsnelheid aan sinds het starten van de motor of sinds de laatste reset van de functie. De functie kan worden gereset door de toets DISP langer dan een seconde in te drukken als de gemiddelde rijsnelheid wordt weer- gegeven.
Pagina 220
2-2. Instrumentenpaneel ● Weergave waarschuwing veiligheidsgordel achterpassagier Uitvoeringen zonder derde zitrij De status van de veiligheidsgordel van de achterpassagier wordt weergegeven. Er worden oranje cirkels weergege- ven als de veiligheidsgordels niet zijn omgedaan; de cirkels worden niet meer weergegeven wanneer de veiligheidsgordel is omgedaan.
Pagina 221
2-2. Instrumentenpaneel Instellen van het display ■ Vóór het instellen Roep het instelscherm op het multi-informatiedisplay op terwijl de auto stilstaat. Houd de toets DISP ingedrukt om de instellingsstand te selecteren. Selecteer het gewenste onderwerp in het menuscherm. Houd de toets DISP ingedrukt om de stand voor het instellen in te schakelen.
Pagina 222
2-2. Instrumentenpaneel ■ Instellen van de klok Selecteer CLOCK in het menuscherm. Druk op de toets DISP om de uren in te stellen. Wacht na het instellen van de uren 5 seconden totdat de balk niet meer wordt weergegeven en controleer of de uren zijn ingevoerd.
Pagina 223
2-2. Instrumentenpaneel ■ Instellen van de datum Selecteer DATE op het menuscherm. Druk op de toets DISP om het jaar in te stellen. Wacht na het instellen van het jaar 5 seconden totdat de balk niet meer wordt weergegeven en controleer of het jaar is ingevoerd.
Pagina 224
2-2. Instrumentenpaneel ■ Instellen van de datumweergave Selecteer DATE FORMAT in het menuscherm. Selecteer de gewenste datum- weergave. Houd de DISP-schakelaar inge- drukt om de keuze in te voeren. ■ Gewenste taal selecteren Selecteer LANGUAGE op het menuscherm. Selecteer de gewenste taal. Houd de DISP-schakelaar inge- drukt om de keuze in te voeren.
Pagina 225
2-2. Instrumentenpaneel ■ Selecteren van de eenheden Selecteer UNITS op het menuscherm. Selecteer de gewenste eenheid. Houd de DISP-schakelaar inge- drukt om de keuze in te voeren. ■ Terugkeren naar het vorige scherm Selecteer BACK in het scherm. Houd de DISP-schakelaar ingedrukt om de keuze in te voeren.
Pagina 226
2-2. Instrumentenpaneel ■ ECO-indicator (indien aanwezig) De ecozone en de mate van milieuvriende- lijk rijden worden gebaseerd op de accele- ratie. Controlelampje ECO ECO-indicator Gebied waarbinnen milieubewust wordt gereden Milieuvriendelijk rijden op basis van acceleratie Wanneer de acceleratie buiten het Eco-bereik valt, registreert het systeem dat er niet milieubewust met de auto wordt gereden.
Pagina 227
Er kunnen kleine stipjes of lichtvlekjes op het scherm verschijnen. Dit verschijn- sel is kenmerkend voor LCD-schermen, u kunt het scherm zonder problemen blijven gebruiken. ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd Instellingen (bijvoorbeeld de zoemer van de veiligheidsgordel achter) kunnen worden gewijzigd.
Pagina 228
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Lichtschakelaar De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend. De parkeerlichten voor, achterlichten, kente- kenplaat- dash- boardverlichting gaan branden. De koplampen en alle verlichting die hierbo- ven genoemd is, gaan branden. Alle voertuigverlichting gaat automatisch aan (indien aanwezig)
Pagina 229
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Inschakelen van grootlicht Druk bij ingeschakelde koplam- pen de hendel naar voren om het grootlicht in te schakelen. Door de hendel weer in de midden- stand te zetten, wordt het grootlicht uitgeschakeld. Trek de hendel naar u toe om het grootlicht in te schakelen.
Pagina 230
Maximaal aantal passagiers en maximale belading in bagageruimte. Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte Voertuigcategorie N1 Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar Bestuurder alleen Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte : Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende repara- teur.
Pagina 231
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers ■ Dagrijverlichting (indien aanwezig) Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, worden de koplampen en achterlichten automatisch ingeschakeld als de motor gestart wordt. (De dagrijverlichting wordt echter uitgeschakeld wanneer de lichtschake- laar handmatig wordt bediend of als het automatische koplampsysteem de ach- terlichten inschakelt.) Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Pagina 232
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd De gevoeligheid van de lichtsensor kan worden ingesteld.
Pagina 233
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Schakelaar mistlampen De mistlampen zorgen voor meer zicht bij ongunstige rijomstandighe- den, zoals bij regen of mist. De mistlampen kunnen worden gebruikt als de koplampen of de parkeerlichten vóór zijn ingeschakeld. (Bij auto's met een schakelaar voor de mistverlichting kan het mistachterlicht wor- den gebruikt als de mistlampen voor ingeschakeld zijn.) Schakelaar mistverlichting...
Pagina 234
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Schakelaar mistachterlicht Mistachterlicht aan...
Pagina 235
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Ruitenwissers en ruitensproeier ■ Ruitenwissers met intervalafstelling Het wisinterval kan worden gewijzigd (als de stand is gese- lecteerd). Intervalwerking ruitenwissers Lage snelheid ruitenwissers Hoge snelheid ruitenwissers Enkele slag Verlengt het interval van de wisserwerking Verkort het interval van de wisserwerking...
Pagina 236
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Sproeien/wissen ruitenwissers werken automatisch. Auto's met koplampsproeiers: Blz. 237 ■ Ruitenwissers met regensensor (indien aanwezig) In de stand AUTO beginnen de ruitenwissers automatisch te wissen als de sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid wordt auto- matisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag.
Pagina 237
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Sensorgevoeligheid (hoog) Sensorgevoeligheid (laag) Sproeien/wissen ruitenwissers werken automatisch. Auto's met koplampsproeiers: Blz. 237 ■ De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat.
Pagina 238
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers ■ Werking koplampsproeiers (indien aanwezig) Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN staat en de kop- lampen zijn ingeschakeld, werken de koplampsproeiers één keer. (Daarna werken de koplampsproeiers automatisch één keer voor elke 5 keer dat de ruitensproeier wordt bediend.) Trek de hendel van de ruitensproeier 5 keer naar u toe om de koplampsproei-...
Pagina 239
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers ● Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet als het contact AAN is, maken de ruitenwissers een wisslag om aan geven dat stand AUTO is ingeschakeld. Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer wer- ken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
Pagina 240
2-3. Bediening van de verlichting en ruitenwissers Achterruitenwisser en -sproeier Intervalstand ruitenwissers Normale stand ruitenwissers Gelijktijdig inschakelen rui- tensproeier en ruitenwisser Sproeien en wissen ■ De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat.
Pagina 241
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Cruise control Met de cruise control kan een geprogrammeerde snelheid worden vast- gehouden zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt. Controlelampjes Cruise control-schakelaar ■ Instellen van de rijsnelheid Druk op de toets ON-OFF om de cruise control in te schake- len.
Pagina 242
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ■ Wijzigen van de ingestelde snelheid Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste snelheid wordt weergegeven. Snelheid verhogen Snelheid verlagen Fijnafstelling: Beweeg de hen- del kort in de gewenste richting. Ruime afstelling: Houd de hen- del in de gewenste richting gedrukt.
Pagina 243
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het cruise control-systeem aanwezig. Laat uw auto controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 244
2-4. Gebruik van overige rijsystemen WAARSCHUWING ■ Om onbedoeld inschakelen van de cruise control te voorkomen Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als de cruise control niet wordt gebruikt. ■ Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Pagina 245
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Snelheidsbegrenzer Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de cruise control-schakelaar. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de ingestelde snelheid overschrijdt. ■ Instellen van de rijsnelheid Druk op de knop om de snel- heidsbegrenzer in te schakelen.
Pagina 246
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ■ Wijzigen van de geprogrammeerde snelheid Verhogen van de snelheid Verlagen van de snelheid Houd de hendel vast tot de gewenste snelheid bereikt is. De geprogrammeerde snelheid kan in stappen worden geregeld door de hendel iets omhoog of omlaag te drukken en direct weer los te laten.
Pagina 247
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ■ Overschrijden van de ingestelde snelheid In de volgende gevallen overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid: ● Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt ● Wanneer u bergaf rijdt ■ Automatische uitschakeling snelheidsbegrenzer De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise con- trol geactiveerd wordt.
Pagina 248
Soorten sensoren Hoeksensoren voor Middelste sensoren voor Hoeksensoren achter Middelste sensoren achter ■ Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor Schakelt Toyota Parking Assist- sensor in/uit Als de schakelaar AAN staat, gaat het controlelampje bran- den en klinkt de zoemer om aan te geven dat het systeem geac- tiveerd is.
Pagina 249
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Display Als de sensoren een obstakel signaleren, wordt het controlelampje Toyota Parking Assist-sensor verlicht door een LED afhankelijk van de positie van en de afstand tot het obstakel. Auto's met handmatig bediende airconditioning Werking middelste sensor voor...
Pagina 250
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Auto's met automatische airconditioning Werking middelste sensor voor Werking hoeksensoren voor Indicator auto Werking hoeksensoren achter Werking middelste sensor ach- Afstandsweergave en -zoemer Wanneer een sensor een obstakel signaleert, worden de richting en de geschatte afstand tot het obstakel weergegeven en klinkt de zoemer. ■...
Pagina 251
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Hoeksensor voor Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer Intermitterend Ongeveer 50 - 37,5 Snel intermitterend Ongeveer 37,5 - 25 Continu Ongeveer 25 of minder Hoeksensor achter Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer Intermitterend Ongeveer 50 - 37,5...
Pagina 252
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ● Wanneer gelijktijdig aan de voor- en achterzijde van de auto obsta- kels worden gesignaleerd: • De zoemer klinkt als reactie op het dichtstbijzijnde obstakel. • Wanneer een obstakel aan de voor- of achterzijde van de auto zeer dichtbij is, klinkt de zoemer afwisselend continu en intermit- terend.
Pagina 253
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Detectiegebied sensoren Ongeveer 100 cm Ongeveer 150 cm Ongeveer 50 cm De afbeelding toont het detectiege- bied van de sensoren. Houd er rekening mee dat de sensoren obstakels die zich extreem dicht bij de auto bevinden, niet kunnen waarnemen.
Pagina 254
• Een bumper of sensor wordt aan een krachtige schok blootgesteld. • De auto nadert een hoge of haakse stoeprand. • In fel zonlicht of bij zeer koud weer. • Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel- ophanging) is gemonteerd. Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden en andere objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden gezien dan ze in werkelijkheid zijn.
Pagina 255
Als de indicator auto blijft branden terwijl de controlelampjes van de hoek en het midden knipperen en de storingspieptoon gedurende 8 seconden klinkt. Laat uw auto controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Als de indicator auto en de controlelampjes van de hoek en het midden knipperen en de storingspieptoon gedurende ongeveer 8 seconden klinkt.
Pagina 256
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Ondersteunende systemen Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in al te sterke mate op deze systemen.
Pagina 257
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Wanneer de TRC en VSC+ in werking zijn Als er een kans op slip is, of de voorwielen beginnen te slippen, gaat het controlelampje Traction Control knipperen om aan te geven dat de TRC en VSC+ in werking zijn.
Pagina 258
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ■ Uitschakelen van TRC en VSC+ Houd de toets meer dan 3 secon- den ingedrukt, terwijl de auto stil- staat, om de TRC en de VSC+ uit te schakelen. Het controlelampje Traction Control gaat branden en er verschijnt een melding op het multi-informatiedis- play.
Pagina 259
2-4. Gebruik van overige rijsystemen ■ Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door ABS, BA, TRC en VSC+ ● Tijdens het starten of kort nadat de auto begint te rijden kan in de motor- ruimte een geluid worden gehoord. Dit duidt niet op een storing in een van deze systemen.
Pagina 260
2-4. Gebruik van overige rijsystemen WAARSCHUWING De volgende omstandigheden kunnen leiden tot ongevallen en letsel. ■ Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als ● De maximale grip van de banden overschreden wordt. ● Er sprake is van aquaplaning op een nat wegdek. ■...
Pagina 261
ABS en VSC+ werken niet goed als er verschillende banden onder de auto gemonteerd zijn. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer infor- matie over het vervangen van de wielen of banden. ■...
Pagina 262
2-4. Gebruik van overige rijsystemen Hill Start Assist Control De Hill Start Assist Control voorkomt dat de auto achteruit rolt bij het wegrijden op een talud of gladde helling. Schakel de Hill Start Assist Control in door het rempedaal helemaal in te trappen wanneer de auto volledig stilstaat.
Pagina 263
• De parkeerrem wordt geactiveerd. • Het rempedaal wordt weer ingetrapt. ■ Als het controlelampje Traction Control gaat branden Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een Toyota- dealer of erkende reparateur. WAARSCHUWING ■...
Pagina 264
● Neem geen onnodige bagage mee. Dit helpt u brandstof te bespa- ren. ■ Imperiaal (indien aanwezig) Roofrail Dwarsstangen Gebruik minimaal 2 originele Toyota-dwarsstangen (of gelijk- waardig) om de roofrail als impe- riaal te kunnen gebruiken. Volg de gebruiksaanwijzing en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant bij het plaatsen van de dwarsstangen.
Pagina 265
2-5. Rijinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben. ● Stapel bagage in de bagageruimte niet hoger op dan de hoogte van de rugleu- ningen.
Pagina 266
2-5. Rijinformatie WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen imperiaal (indien aanwezig) Gebruik minimaal 2 originele Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig) om de roof- rail als imperiaal te kunnen gebruiken. Volg de gebruiksaanwijzing en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant bij het plaatsen van de dwarsstangen. Let bij het plaatsen van bagage op het imperiaal op de volgende punten: ●...
Pagina 267
2-5. Rijinformatie Rijden in de winter Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbereidingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd aan de actu- ele weersomstandigheden aan. ■ Voorbereidingen voor de winter ● Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandighe- den.
Pagina 268
2-5. Rijinformatie ■ Voordat u met de auto gaat rijden Voer, afhankelijk van de rijomstandigheden, de volgende handelin- gen uit: ● Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn. ●...
Pagina 269
2-5. Rijinformatie Kiezen van sneeuwkettingen Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen. De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat. Zijketting diameter 3 mm breedte 10 mm lengte 30 mm Dwarsketting diameter 4 mm breedte 14 mm lengte 25 mm Wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen ●...
Pagina 270
2-5. Rijinformatie WAARSCHUWING ■ Rijden met winterbanden Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaatre- gelen in acht. Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. ● Gebruik winterbanden met de voor uw auto voorgeschreven maat.
Pagina 271
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en houd u aan de voorschriften die gelden voor de aanhanger. De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het bedrijfsmatig trekken van een aanhangwagen. Raadpleeg voordat u een aanhangwagen gaat trekken eerst een Toyota- dealer of erkende reparateur voor meer informatie.
Pagina 272
2-5. Rijinformatie Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aanhangwagen ■ Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toegestane kogeldruk Totaal gewicht van de aanhang- wagen Het gewicht van de aanhangwagen plus het gewicht van de lading mag het maximale aanhangwagenge- wicht niet overschrijden.
Pagina 273
2-5. Rijinformatie ■ Informatielabel (typeplaatje) Maximaal toelaatbaar voertuig- gewicht Maximale belasting achteras ● Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht (GVW) Voertuigcategorie M1 * Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, trekhaak, auto en aanhangwagen mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet met meer dan 100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
Pagina 274
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwagen. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en ernstig letsel. *: Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. Montagepositie* voor de trekhaak/afneembare trekhaak 461 mm...
Pagina 275
:205/60R16 banden. :215/55R17 banden. :Voertuigcategorie N1 (Denemarken) Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Informatie over banden ● Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm of bar, 3 psi) als er een aanhangwagen getrokken wordt.
Pagina 276
2-5. Rijinformatie ■ Inrijden Toyota raadt het trekken van een aanhangwagen af gedurende de eerste 800 km als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn. ■ Onderhoud ● Als met de auto regelmatig een aanhangwagen getrokken wordt, moet er vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast wordt dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Pagina 277
2-5. Rijinformatie Adviezen De auto zal anders aanvoelen als u een aanhangwagen trekt. Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorko- men: ■ Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwagen en de auto Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben en controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de aan- hangwagen werkt.
Pagina 278
2-5. Rijinformatie ■ Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van boch- De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan de wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou doen als u geen aanhangwagen trekt. ■...
Pagina 279
2-5. Rijinformatie ■ Bij het parkeren Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aanhang- wagen. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand P bij auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie en in de 1e versnelling of de achteruit bij auto's met een handgeschakelde trans- missie.
Pagina 280
Interieur 3-1. Gebruik van 3-4. Gebruik van de airconditioning en opbergmogelijkheden achterruitverwarming Overzicht van Handmatig bediende opbergmogelijkheden ..340 airconditioning....280 • Dashboardkastje ....341 • Opbergmogelijkheid in Automatische de middenconsole ..... 342 airconditioning....285 • Dakconsole......343 Extra verwarming ....292 •...
Pagina 281
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Handmatig bediende airconditioning Draaiknop aanjagersnelheid Draaiknop uit- Draaiknop stroomopening temperatuur- regeling Toets buitenlucht- of recirculatiestand Toets A/C (airconditioning aan/uit) (indien aanwezig) Wijzigen van de instellingen ■ Wijzigen van de ingestelde temperatuur (auto's met airconditio- ning) Draai de knop voor de temperatuurregeling rechtsom (warm) of linksom (koud).
Pagina 282
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming ■ Wijzigen van de aanjagersnelheid Draai de knop voor de aanjagersnelheid rechtsom (hoger) of linksom (lager). Zet de knop op 0 om de aanjager uit te schakelen. ■ Wijzigen van de gebruikte uitstroomopeningen Draai de knop voor het wijzigen van de gebruikte uitstroomope- ningen.
Pagina 283
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Er stroomt voornamelijk lucht naar de voeten. : Op sommige uitvoeringen Er stroomt lucht naar de voeten en de voorruitverwarming is in wer- king. : Op sommige uitvoeringen Er stroomt lucht naar de voorruit en zijruiten.
Pagina 284
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroom- openingen Middelste uitstroomopeningen Directe luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden. Draai aan de knop om de uit- stroomopening te openen en te sluiten.
Pagina 285
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming ■ Gebruik van het systeem in de stand recirculatie De ruiten zullen sneller beslaan als de recirculatiestand gedurende langere tijd is ingeschakeld. ■ Wanneer de buitentemperatuur 0°C nadert (auto's met airconditioning) De airconditioning schakelt mogelijk niet in, zelfs niet als wordt ingedrukt.
Pagina 286
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Automatische airconditioning De luchtstroom en de uitstroomopeningen waaruit de lucht komt, wor- den automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur. Luchttoevoertoets Toets voorruitverwarming Toets OFF Weergave temperatuur Toets aanjagersnelheid Weergave temperatuur Toets Toets temperatuur- tempera-...
Pagina 287
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Wijzigen van de instellingen ■ Wijzigen van de ingestelde temperatuur Druk op om de temperatuur te verhogen en op van de toets om de temperatuur aan bestuurderszijde te verlagen. Druk op het gedeelte (verhogen) of op het gedeelte (verlagen) van de toets aan passagierszijde om de temperatuur aan voorpassagiers- en aan bestuurderszijde afzonderlijk te wijzigen (gescheiden regeling).
Pagina 288
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming ■ Wijzigen van de gebruikte uitstroomopeningen Druk op Iedere keer dat er op de toets gedrukt wordt, worden andere uitstroomopeningen geselecteerd. Luchtcirculatie afhankelijk van de geselecteerde stand. Er stroomt lucht naar het bovenli- chaam. Er stroomt lucht naar het bovenli- chaam en de voeten.
Pagina 289
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Er stroomt voornamelijk lucht naar de voeten. : Sommige uitvoeringen Er stroomt lucht naar de voeten en de voorruitverwarming is in wer- king. : Sommige uitvoeringen ■ Overschakelen tussen buitenlucht en recirculatie Druk op de toets Iedere keer als op wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen buitenlucht (controlelampje uit) en recirculatiestand (controlelampje aan).
Pagina 290
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Ontwasemen van de voorruit Druk op Het controlelampje gaat branden. De werking van de airconditioning wordt automatisch geregeld. Als de buitentemperatuur 5°C of lager is, schakelt de recirculatie- stand automatisch over naar de stand buitenlucht. Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroom- openingen Middelste uitstroomopeningen...
Pagina 291
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Uitstroomopeningen links en rechts Directe luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden. Draai aan de knop om de uit- stroomopening te openen of te sluiten. ■ Gebruiken van de stand AUTO De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen tem- peratuur en de omgevingscondities.
Pagina 292
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming ■ Geuren airconditioning ● Tijdens het gebruik kunnen geuren vanuit het interieur of van buitenaf in het airconditioningsysteem binnendringen en zich verzamelen. Dit kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt onaangenaam ruikt. ●...
Pagina 293
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Extra verwarming Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder koude omstandigheden. Aan/Uit Ongeveer 30 seconden nadat u de toets hebt ingedrukt, gaat de extra verwarming werken. ■ De extra verwarming kan worden bediend als ●...
Pagina 294
(zoals bij bezorgingen). ● Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen. Dit kan leiden tot storingen aan de verwarming of tot brand. ● Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de brandstofpomp van de verwarming.
Pagina 295
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming Achterruitverwarming en buitenspiegelverwarming De achterruitverwarming wordt gebruikt om de achterruit te ontwase- men. De buitenspiegelverwarming wordt gebruikt om ijs, dauw en regendruppels van de spiegels te verwijderen. Auto's met handmatig bediende airconditioning Aan/Uit Druk op de toets om de achter- ruitverwarming en de spiegelver- warming in te schakelen.
Pagina 296
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming ■ De achterruitverwarming en de spiegelverwarming kunnen worden gebruikt als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. WAARSCHUWING ■ Als de buitenspiegelverwarming ingeschakeld is (indien aanwezig) Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, de spiegels worden heet en kun- nen brandwonden veroorzaken.
Pagina 297
3-2. Gebruik van het audiosysteem Soorten audiosystemen Auto's met touchscreen Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen voor meer informa- tie indien uw auto is uitgerust met een touchscreen. Auto's zonder touchscreen CD-speler met AM/FM-radio : Indien aanwezig...
Pagina 298
3-2. Gebruik van het audiosysteem Onderwerp Bladzijde Gebruik van de radio Blz. 302 Gebruik van de CD-speler Blz. 307 Afspelen van discs met MP3- en WMA- Blz. 312 bestanden Bedienen van een iPod Blz. 318 Bedienen van een USB-geheugen Blz. 324 Optimaal gebruikmaken van het Blz.
Pagina 299
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ ® Verklaring voor Bluetooth (auto's met touchscreen) De meest recente CONFORMITEITSVERKLARING is beschikbaar via het adres in de conformiteitsverklaring.
Pagina 302
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ ® Over Bluetooth (auto's met touchscreen) Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc. Het Bluetooth-beeldmerk en -logo zijn eigendom van Bluetooth SIG. en er is door Panasonic Corporation toestemming ver- leend voor het gebruik van het handels- merk.
Pagina 303
3-2. Gebruik van het audiosysteem Gebruik van de radio AAN/UIT Volume Toets TA Afstemmen Automatisch opslaan Dempen op frequentie van radiozenders Wijzigen van het Zoekknop Toets FM Toets AM/DAB programmatype (indien aanwezig) Toets AF Voorkeuzetoetsen Vastleggen van voorkeuzezenders ■ Handmatig In de stand AF-ON wisselt de radio van frequentie naar het sterkste signaal van de geselecteerde zender.
Pagina 304
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Automatisch Houd de toets ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort. Er worden maximaal 6 zenders opgeslagen in de volgorde van ontvangst- kwaliteit. Als het opslaan voltooid is, klinken er 2 piepsignalen. In de stand FM1 of FM2 worden de zenders die automatisch worden opge- slagen, vastgelegd onder de voorkeuzetoetsen voor de stand FM3.
Pagina 305
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Selecteren van programmatype Druk op Elke keer dat op wordt gedrukt, wijzigt het programmatype in de volg- orde NEWSSPORTSTALKPOPCLASSICS. ■ Verkeersinformatie Druk op Stand TP: Het systeem schakelt automatisch over naar een zender waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra deze informatie wordt ontvangen.
Pagina 306
3-2. Gebruik van het audiosysteem Dempen van het geluid Druk op de toets Druk nogmaals op de toets om het systeem weer in te schakelen. ■ EON (Enhanced Other Network)-systeem (voor de ontvangst van verkeers- meldingen) Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeersin- formatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding) staat, schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de EON AF-lijst zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Pagina 307
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Ontvangstgevoeligheid ● Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en de aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstations, enz. ●...
Pagina 308
3-2. Gebruik van het audiosysteem Gebruik van de CD-speler AAN/UIT Volume Afspelen in wille- Herhalen keurige volgorde Dempen Uitwerpen van CD Selecteren van een muziekstuk, Weergave tekst Afspelen vooruit- of terug- spoelen Laden van CD's Plaats een CD. Uitwerpen van CD's Druk op en verwijder de CD.
Pagina 309
3-2. Gebruik van het audiosysteem Versneld vooruit-/terugspoelen van nummers Houd het gedeelte of van ingedrukt om vooruit of terug te spoe- len. Herhalen Druk op (RPT). Afspelen in willekeurige volgorde Druk op de toets (RAND). De nummers worden in willekeurige volgorde afgespeeld totdat nogmaals op de toets gedrukt wordt.
Pagina 310
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Uitschakelen van willekeurige afspeelvolgorde en herhaling Druk nogmaals op (RAND) of (RPT). ■ Foutmeldingen ERROR: Dit geeft aan dat er een probleem is met de CD of met de speler. De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst. ■...
Pagina 311
3-2. Gebruik van het audiosysteem OPMERKING ■ CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt Gebruik de volgende CD's of 8 cm CD-adapters of dubbelzijdig beschreven CD's niet. Hierdoor kan de CD-speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijderen bemoeilijkt worden. ●...
Pagina 312
3-2. Gebruik van het audiosysteem OPMERKING ■ Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot beschadi- ging van de CD's of van de speler zelf. ● Plaats geen andere voorwerpen dan CD's in de opening van de CD-speler. ●...
Pagina 313
3-2. Gebruik van het audiosysteem Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden AAN/UIT Volume Afspelen in wille- Selecteren van keurige volgorde Herhalen een bestand Uitwerpen van disc Dempen Selecteren van een bestand, Selecteren van een map versneld vooruit- Weergave tekst Afspelen of terugspoelen Laden en uitwerpen van CD's met MP3- en WMA-bestanden...
Pagina 314
3-2. Gebruik van het audiosysteem Versneld vooruit- en terugspoelen van bestanden Houd het gedeelte of van ingedrukt om vooruit of terug te spoe- len. Herhalen ■ Een bestand herhalen Druk op de toets (RPT). ■ Alle bestanden in een map herhalen Houd de toets (RPT) ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Pagina 315
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Display Blz. 308 ■ Uitschakelen van willekeurige afspeelvolgorde en herhaling Druk nogmaals op (RAND) of (RPT). ■ Foutmeldingen ERROR: Dit geeft aan dat er een probleem is met de CD of met de speler. De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
Pagina 316
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ MP3- en WMA-bestanden MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat. Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte. WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft. Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner dan bestanden die met behulp van de MP3-techniek worden gecomprimeerd.
Pagina 317
3-2. Gebruik van het audiosysteem ● Compatibele CD-formaten De volgende formaten kunnen worden gebruikt. • CD-formaten: CD-ROM Mode 1 en Mode 2, CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2 • Bestandsformaten: ISO9660 level 1, level 2, (Romeo, Joliet) MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun- nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestands- namen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Pagina 318
3-2. Gebruik van het audiosysteem ● Extensies Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere bestan- den dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist herkend worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit kan leiden tot storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
Pagina 319
3-2. Gebruik van het audiosysteem Bedienen van een iPod Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luidspre- kers van de auto. ■ Aansluiten van een iPod Open het afdekkapje en sluit een iPod aan met behulp van een iPod-kabel.
Pagina 320
3-2. Gebruik van het audiosysteem Selecteren van een afspeelmodus Druk op om het iPod-menu weer te geven. Door aan de knop te draaien, wijzigt de afspeelfunctie in de volgorde: PLAYLISTS (AFSPEELLIJSTEN)ARTISTS (ARTIESTEN) ALBUMSSONGS (MUZIEKSTUKKEN)PODCASTSGENRES COMPOSERS (COMPONISTEN)AUDIOBOOKS (AUDIOBOEKEN) Druk op de toets om de gewenste afspeelmodus te selec- teren.
Pagina 321
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Een lijst selecteren Draai aan de knop om de eerste selectielijst weer te geven. Druk op om de gewenste optie te selecteren. Als op de knop wordt gedrukt, verschijnt de tweede selectielijst. Herhaal deze procedure om de gewenste optie te selecteren. Om terug te keren naar de vorige selectielijst, selecteert u GO BACK (TERUG) of drukt u op Muziekstukken selecteren...
Pagina 322
3-2. Gebruik van het audiosysteem Herhalen Druk op (RPT) Druk opnieuw op (RPT) om de functie te annuleren. Wijzigen van weergave op het display Druk op Iedere keer wanneer er op gedrukt wordt, wijzigt de weergave op het dis- play in de volgende volgorde: verstreken tijd titel van album titel van muziekstuk ...
Pagina 323
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ iPod-problemen Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat resetten. Raadpleeg voor het resetten van uw iPod de handleiding van de iPod. ■...
Pagina 324
3-2. Gebruik van het audiosysteem WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet. OPMERKING ■ Voorkomen van schade aan de iPod ● Laat de iPod niet in de auto achter. De temperatuur in de auto kan hoog oplo- pen, waardoor de iPod beschadigd kan raken.
Pagina 325
3-2. Gebruik van het audiosysteem Bediening van een USB-geheugen Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luidsprekers van de auto. ■ Aansluiten van een USB-geheugen Open het afdekkapje en sluit een USB-geheugen aan. Als het USB-geheugen niet is ingeschakeld, schakel dit dan alsnog in.
Pagina 326
3-2. Gebruik van het audiosysteem Selecteren van een map ■ Selecteren van een map per keer Druk op () of () om de gewenste map te selecteren. ■ Terugkeren naar de eerste map Houd de toets () ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort. Selecteren van bestanden of druk op ...
Pagina 327
3-2. Gebruik van het audiosysteem Herhalen ■ Herhalen van een bestand Druk op (RPT) Druk opnieuw op (RPT) om de functie te annuleren. ■ Herhalen van alle bestanden in een map Houd ingedrukt totdat u een pieptoon hoort. (RPT) Druk opnieuw op (RPT) om de functie te annuleren.
Pagina 328
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ USB-geheugen ● Compatibele apparaten USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en WMA- bestanden ● Compatibele apparaatformaten De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt: • USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps) • Bestandsformaten: FAT16/32 (Windows) •...
Pagina 329
3-2. Gebruik van het audiosysteem ● Compatibiliteit MP3-bestanden • Compatibele standaards MP3 (MPEG1 AUDIO LAYERII, III, MPEG2 AUDIO LAYERII, III, MPEG2.5) • Compatibele samplingfrequenties MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32, 44,1, 48 (kHz) MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 16, 22,05, 24 (kHz) MPEG2.5: 8, 11,025, 12 (kHz) •...
Pagina 330
3-2. Gebruik van het audiosysteem ● Afspelen van MP3- en WMA-bestanden • Als een apparaat met MP3- of WMA-bestanden wordt aangesloten, wor- den alle bestanden in het USB-geheugen gecontroleerd. Als deze controle voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden in het USB-geheu- gen op te nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Pagina 331
3-2. Gebruik van het audiosysteem OPMERKING ■ Voorkomen van schade aan USB-geheugen ● Laat USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto kan hoog oplopen, waardoor de speler beschadigd kan raken. ● Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit terwijl het apparaat aangesloten is, aangezien dit het USB-geheugen of de aanslui- ting ervan kan beschadigen.
Pagina 332
3-2. Gebruik van het audiosysteem Optimaal gebruikmaken van het audiosysteem Weergeven van de actuele modus Wijzigen van de volgende instellingen • Geluidskwaliteit en balans Voor een optimaal geluid kun- nen de geluidskwaliteit en balans worden gewijzigd. • Automatische geluidsrege- ling aan/uit Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling ■...
Pagina 333
3-2. Gebruik van het audiosysteem ■ Regelen van geluidskwaliteit Door aan te draaien kan het niveau worden geregeld. Geluids- Weergave Naar links Naar rechts Niveau kwaliteit op display draaien draaien Lage tonen -5 - 5 Laag Hoog Hoge tonen -5 - 5 Verhogen Balans Verhogen...
Pagina 334
3-2. Gebruik van het audiosysteem Gebruik van de AUX-aansluiting Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in de auto naar een extern audioapparaat te luisteren. Open het kapje en sluit het externe audioapparaat aan. Druk op de toets ■...
Pagina 335
3-2. Gebruik van het audiosysteem Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend met behulp van toetsen op het stuurwiel. Volume Radiomodus: Selecteren van radiozenders CD: Selecteren van muziek- stukken en bestanden (MP3 en WMA) iPod: Selecteren van een muziekstuk...
Pagina 336
3-2. Gebruik van het audiosysteem Regelen van het volume Druk op + van de toets om het volume te verhogen en op - om het volume te verlagen. Houd de toets + of - op ingedrukt om het volume in sterkere mate te verhogen of verlagen.
Pagina 337
3-2. Gebruik van het audiosysteem WAARSCHUWING ■ Beperk de kans op ongevallen Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzichtigheid in acht.
Pagina 338
3-3. Gebruik van de interieurverlichting Overzicht interieurverlichting Uw Toyota is uitgerust met instapverlichting om u behulpzaam te zijn bij het instappen. Naar de functie van het systeem worden de lampjes, zoals weergegeven in onderstaande afbeelding, automatisch in- en uitgescha- keld, afhankelijk van de aanwezigheid van de elektronische sleutel...
Pagina 339
DOOR staat, wordt de verlichting na 20 minuten automatisch uitgeschakeld. ■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uitgaat) kunnen worden gewijzigd.
Pagina 340
3-3. Gebruik van de interieurverlichting Leeslampjes/interieurverlichting Leeslampjes/interieurverlichting Voor Aan/Uit Achter Aan/Uit...
Pagina 341
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Overzicht van opbergmogelijkheden Dakconsole Extra opbergvakken Dashboardkastje Fleshouders Bekerhouders Opbergmogelijkheid in de middenconsole WAARSCHUWING ■ Zaken die niet in de opbergvakken moeten worden achtergelaten Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen achter in de opbergvakken. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot het volgende wanneer de temperatuur in de auto oploopt: ●...
Pagina 342
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Dashboardkastje Dashboardkastje Ontgrendel het kastje met de hoofdsleutel of de mechani- sche sleutel Vergrendel het kastje met de hoofdsleutel of de mechani- sche sleutel Trek de hendel omhoog. ■ Verlichting dashboardkastje De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten bran- den.
Pagina 343
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Opbergmogelijkheid in de middenconsole Opbergmogelijkheid in de middenconsole Type A Type B Til het deksel op.
Pagina 344
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Opbergmogelijkheid middenconsole en dakconsole ■ Plankje in de opbergmogelijkheid in de middenconsole Het plankje kan worden verwijderd en gebruikt om de ruimte op te delen. WAARSCHUWING ■ Aandachtspunten tijdens het rijden (type B) Houd het opbergvak gesloten. Anders kunt u bij een aanrijding of plotseling sterk afremmen letsel oplopen.
Pagina 345
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Dakconsole en bekerhouders WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Laat de dakconsole niet openstaan. De voorwerpen kunnen naar buiten vallen en letsel veroorzaken. Bekerhouders Type A Type B (indien aanwezig)
Pagina 346
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Fleshouders Type C WAARSCHUWING ■ Voorwerpen die ongeschikt zijn om in de bekerhouder te plaatsen Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes. Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar buiten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
Pagina 347
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Fleshouders en extra opbergvakken Achter OPMERKING ■ Voorwerpen die niet in de fleshouders mogen worden geplaatst Plaats de dop op de fles alvorens de fles in de fleshouder te plaatsen. Plaats geen flessen zonder dop of glazen of papieren bekers met vloeistof. De inhoud kan gemorst worden en het glas kan breken.
Pagina 348
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Extra opbergvakken Type B Til de lade op en trek deze naar voren. Type C Trek aan de lus. ■ Gebruik van de uitstroomopening in het extra opbergvak (indien aanwezig) Lucht afkomstig van de airconditioning kan naar het opbergvak worden geleid door de opening te openen.
Pagina 349
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden Extra opbergvakken WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden Houd de extra opbergvakken gesloten. Anders kunt u in geval van een aanrijding of plotseling sterk afremmen letsel oplopen.
Pagina 350
3-5. Overige voorzieningen in interieur Zonnekleppen Tegen voorruit: Kantel de zonneklep omlaag. Tegen zijruit: Kantel de zonneklep omlaag, neem hem uit de haak en draai hem tegen de zijruit.
Pagina 351
3-5. Overige voorzieningen in interieur Make-upspiegel Verschuif het afdekkapje. De verlichting gaat branden als het afdekklepje opzij geschoven wordt.
Pagina 352
3-5. Overige voorzieningen in interieur Conversatiespiegel Met de conversatiespiegel kunnen de bestuurder en de voorpassagier zonder zich om te hoeven draaien de achterpassagiers zien. Druk op het deksel.
Pagina 353
3-5. Overige voorzieningen in interieur Uitneembare asbak De asbak kan in een bekerhou- der worden geplaatst. ■ De asbak kan worden verwijderd Trek de asbak uit de houder. WAARSCHUWING ■ Indien niet in gebruik Houd de asbak gesloten. Anders kunt u in geval van een aanrijding of plotseling sterk afremmen letsel oplopen.
Pagina 354
3-5. Overige voorzieningen in interieur Aansteker Druk de aansteker omlaag. Als de aansteker gereed is voor gebruik, springt hij omhoog. ■ De aansteker kan worden gebruikt als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
Pagina 355
3-5. Overige voorzieningen in interieur Accessoireaansluiting Op de accessoireaansluiting kunnen 12V-accessoires worden aange- sloten die minder dan 10A verbruiken. Opbergmogelijkheid in de middenconsole (indien aanwezig) Bagageruimte ■ De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
Pagina 356
3-5. Overige voorzieningen in interieur OPMERKING ■ Om schade aan de accessoireaansluiting te voorkomen Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje, als de aansluiting niet in gebruik Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terechtko- men, kunnen kortsluiting veroorzaken. ■...
Pagina 357
3-5. Overige voorzieningen in interieur Stoelverwarming Verwarmt de rechter voor- stoel Verwarmt de linker voorstoel Het controlelampje gaat bran- den. ■ De stoelverwarming kan worden gebruikt als Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat. Auto's met Smart entry-systeem en startknop Het contact AAN staat.
Pagina 358
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Verbranding ● Wees voorzichtig als onderstaande personen op een stoel met stoelverwar- ming plaatsnemen om te voorkomen dat ze zich branden: • Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten • Personen met een gevoelige huid •...
Pagina 359
3-5. Overige voorzieningen in interieur Armsteun Voor Achter Trek de armsteun naar beneden om hem te kunnen gebruiken. OPMERKING ■ Voorkomen van beschadiging van de armsteun Plaats geen al te zware last op de armsteun. : Indien aanwezig...
Pagina 360
3-5. Overige voorzieningen in interieur Tafeltje aan rugleuning voorstoel Klap het tafeltje aan de rugleu- ning van de voorstoel omhoog. ■ Inklappen van het tafeltje aan de rugleuning van de voorstoel Duw het tafeltje aan de rugleuning van de voorstoel omlaag.
Pagina 361
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het tafeltje aan de rugleuning van de voorstoel Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel. ● Zorg ervoor dat uw hand tijdens het in- en uitklappen van het tafeltje niet bekneld raakt.
Pagina 362
3-5. Overige voorzieningen in interieur Zonnescherm panoramadak Het zonnescherm van het panoramadak kan met behulp van de schake- laars in de dakconsole worden geopend en gesloten. Openen Druk licht op de schakelaar om het zonnescherm halverwege te stoppen. Sluiten Druk licht op de schakelaar om het zonnescherm halverwege te stoppen.
Pagina 363
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Sluiten van het zonnescherm van het panoramadak Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen. Anders kan er ernstig letsel ontstaan. ● Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt dat bekneld zou kunnen raken als het zonnescherm van het panoramadak bediend wordt.
Pagina 364
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Om verbranding en letsel te voorkomen ● Raak geen ruwe of scherpe onderdelen van de onderzijde van het dak aan, omdat u zich dan zou kunnen verwonden.
Pagina 365
3-5. Overige voorzieningen in interieur Zonneschermen zijruiten Trek de lip omhoog. Haak het zonnescherm vast aan de verankeringen. Trek om het zonnescherm te laten zakken de lip iets omhoog om het zonnescherm los te maken en laat het scherm lang- zaam zakken.
Pagina 366
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst ● Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloermatten. ● Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Pagina 367
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Voor het rijden ● Controleer of de vloermat stevig op de juiste plaats is bevestigd met alle meege- leverde klemhaken (clips). Voer deze con- trole altijd uit nadat de vloer van de auto is gereinigd.
Pagina 368
3-5. Overige voorzieningen in interieur Voorzieningen bagageruimte ■ Bagagehaken In de bagageruimte zijn haken aanwezig waaraan de bagage kan worden vastgezet. ■ Extra opbergvakken (indien aanwezig) Type A Open de achterste afdekplaat. Zet de afdekplaat vast met de haak. Neem de haak los Zet de haak vast...
Pagina 369
3-5. Overige voorzieningen in interieur Type B Open de afdekplaat. Type C Druk op de knop en trek aan de beide afdekplaten aan de zij- kant. ■ Bagageafdekking (indien aanwezig) Bevestig de haken aan de hoofdsteunen. Verplaats, indien nodig, de ach- terzitplaatsen om de haken te kunnen bevestigen.
Pagina 370
3-5. Overige voorzieningen in interieur Trek de afdekking uit de houder en bevestig hem aan de haak- jes. Verwijderen van de bagageafdekking De bagageafdekking kan worden verwijderd aan de hand van onder- staande procedure. Druk op de linkerzijde van de bagageafdekking terwijl u de rech- terzijde vasthoudt.
Pagina 371
3-5. Overige voorzieningen in interieur Veranderen van de positie van de bagageafdekking Positie A Steek het linker uiteinde van de bagageafdekking in de linker opening. Duw het rechter uiteinde van de bagageafdekking in en steek dit in de opening. Positie B...
Pagina 372
3-5. Overige voorzieningen in interieur Positie C Opbergen van de bagageafdekking Type A Til de achterste afdekplaat op. Zet de achterste afdekplaat vast met de haak. Verwijder de twee afdekplaten aan de zijkant.
Pagina 373
3-5. Overige voorzieningen in interieur Type B Til de afdekplaat op. Zet de afdekplaat vast met de haak. Draai de bagageafdekking onder- steboven zodat de aanduiding TOP naar beneden wijst. Steek het linker uiteinde van de bagageafdekking in de opening en vervolgens het rechter uiteinde in de rechter opening.
Pagina 374
3-5. Overige voorzieningen in interieur ■ Stand van de afdekplaat (auto's met extra opbergvakken) Normale stand Lage stand ● Gebruik van de lage stand van de afdekplaat Til de achterste afdekplaat op en trek deze iets naar achteren. Plaats de afdekplaat in de lage stand door het voorste gedeelte omlaag en naar voren te schuiven, zoals weergegeven in de afbeelding.
Pagina 375
3-5. Overige voorzieningen in interieur WAARSCHUWING ■ Wees voorzichtig tijdens het rijden ● Rijd niet als de afdekplaten geopend zijn. Er kunnen voorwerpen uit vallen, waardoor inzittenden letsel kunnen oplopen. ● Leg geen voorwerpen op de bagageafdekking om ernstig letsel te voorkomen. ■...
Pagina 376
Onderhoud en verzorging 4-1. Onderhoud en verzorging Schoonmaken en beschermen van het exterieur ......376 Reiniging en bescherming van het interieur....380 4-2. Onderhoud Onderhoudsvoorschriften ..383 4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Voorzorgsmaatregelen bij controles en onderhouds- werkzaamheden ....386 Motorkap......
Pagina 377
4-1. Onderhoud en verzorging Schoonmaken en beschermen van het exterieur Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat te houden. ● Spoel de auto van boven naar beneden af met schoon water en spoel vuil en stof uit de wielkasten en van de onderkant van de auto.
Pagina 378
4-1. Onderhoud en verzorging ■ Lichtmetalen velgen (Indien aanwezig) ● Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplosmid- delen. Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als gebruikt voor de carrosserie. ●...
Pagina 379
4-1. Onderhoud en verzorging OPMERKING ■ Om aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen (lichtmetalen velgen, enz.) te voorkomen ● Was de auto zo spoedig mogelijk: • Na het rijden in een kustgebied • Na het rijden over gepekelde wegen •...
Pagina 380
4-1. Onderhoud en verzorging OPMERKING ■ Omgaan met de camera (auto's met Rear View Monitor-systeem) ● De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem daarom niet. Anders kan hij onjuist gaan werken. ● Als de camera vuil is, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen. Als zich water, sneeuw of modder op de lens bevindt, spoel dit dan af met water en droog de lens af met een zachte doek.
Pagina 381
4-1. Onderhoud en verzorging Reiniging en bescherming van het interieur Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te beschermen en in perfecte staat te houden: ■ Beschermen van het interieur Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Pagina 382
4-1. Onderhoud en verzorging ■ Onderhoud van lederen bekleding Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee keer per jaar schoon te maken. ■ Schoonmaken van de vloerbedekking Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg- baar.
Pagina 383
4-1. Onderhoud en verzorging OPMERKING ■ Reinigingsmiddelen ● Gebruik geen organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine of terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf, bleekmiddel of andere was- middelen. Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast of beschadigd.
Pagina 384
Toyota-dealer of erkende reparateur uit te laten voe- ren. Een Toyota-dealer of erkende reparateur houdt de onderhoudshisto- rie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de onderhoudswerk-...
Pagina 385
■ Waar naar toe voor goed onderhoud? Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle reparaties en onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door een Toyota- dealer of erkende reparateur. Laat door de garantie gedekte reparaties en ser- vicewerkzaamheden uitvoeren door een officiële Toyota-(service)dealer, die ori-...
Pagina 386
4-2. Onderhoud WAARSCHUWING ■ Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden Daardoor kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen, maar ook ernstig let- sel worden veroorzaakt. ■ Waarschuwing met betrekking tot de accu Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een lood- vergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken.
Pagina 387
Toestand accu (Blz. 403) • Vet • Universele sleutel (voor de bouten van de accukabels) • Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product. Toyota Koelvloeistofniveau (Blz. 401) Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Pagina 388
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING In de motorruimte bevinden zich onderdelen en vloeistoffen die plotseling kunnen bewegen, heet worden of onder elektrische spanning staan. Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen. ■ Tijdens werkzaamheden onder de motorkap ●...
Pagina 389
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren OPMERKING ■ Wanneer u het luchtfilter verwijdert Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige beschadiging van de motor door vuil in de inlaatlucht. Ook kan er dan door terugslag brand ontstaan in de motorruimte. ■...
Pagina 390
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Motorkap Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur. Trek aan de ontgrendelingshen- del. De motorkap zal iets omhoog springen. Trek de veiligheidshaak om- hoog en open de motorkap. De motorkap kan worden open- gehouden door de steun in de opening van de kap te zetten.
Pagina 391
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Controle voor het rijden Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is. Is dat niet het geval, dan kan de motorkap tijdens het rijden onverwachts open- gaan, waardoor een ongeval of ernstig letsel kan ontstaan. ■...
Pagina 392
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Plaatsen van een garagekrik Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de aange- geven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van de krik vallen en ernstig letsel veroorzaken.
Pagina 393
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Bij het opkrikken van uw auto Belangrijke punten die u in acht moet nemen ter voorkoming van ernstig letsel: ● Gebruik voor het opkrikken van de auto een garagekrik zoals aangegeven in de afbeelding.
Pagina 396
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Motorafdekkap ■ Verwijderen afdekkap motorruimte ■ Verwijderen van het accudeksel...
Pagina 397
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Plaatsen van de clips Het middelste deel omhoog drukken Plaatsen Vastdrukken OPMERKING ■ Na het plaatsen van een motorafdekkap Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn oorspronkelijke positie. Motorolie Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme, afgezette motor.
Pagina 398
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Dieselmotor Veeg de peilstok met een schone doek af. Steek de peilstok weer volledig in de motor. Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil. Minimum Full Veeg de peilstok met een schone doek af en steek de peilstok weer volledig in de motor.
Pagina 399
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Motorolie bijvullen Als het oliepeil onder het onderste merkteken of er net boven ligt, moet u olie bijvullen van het type zoals hierna is vermeld, of van hetzelfde type waarmee de motor eerder werd gevuld. Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Pagina 400
● Olieverbruik: Maximaal 1,0 liter per 1.000 km ● Neem in het geval van een hoger olieverbruik contact op met een Toyota- dealer of erkende reparateur. ■ Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor) Het olieverversingssysteem moet gereset worden.
Pagina 401
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accepta- bele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met een Toyota- dealer, een erkende reparateur of een automaterialenzaak voor meer informa- tie over recycling of afvoeren.
Pagina 402
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Koelvloeistof Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de streepjes FULL en LOW bevindt. Benzinemotor Dop reservoir FULL Als het niveau zich op of onder het onderste streepje (LOW) bevindt, moet koelvloeistof worden bijgevuld tot aan het bovenste streepje (FULL).
Pagina 403
Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koelvloeistofreservoir, de aftapkraan en de waterpomp. Als u geen lekkage kunt vinden, laat dan een Toyota-dealer of erkende repara- teur de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koelsysteem.
Pagina 404
Controleer de radiateur, de condensor en intercooler (alleen dieselmotor) en verwijder eventueel vuil. Als een van bovenstaande onderdelen extreem vuil is of als u niet zeker bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een Toyota-dea- ler of erkende reparateur. WAARSCHUWING ■...
Pagina 405
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Buitenkant van de accu Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen, scheu- ren en een loszittende bevestigingsbeugel. Accupolen Klembeugel ■ Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu Tijdens het laden van de accu ontstaat een licht ontvlambare en explosieve waterstof.
Pagina 406
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Chemicaliën in de accu Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van het licht ontvlambare en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen: ●...
Pagina 407
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Ruitensproeiervloeistof Als het vloeistofpeil extreem laag is, vul dan de ruitensproeiervloei- stof bij. Neem de dop van de opening, ter- wijl u het gat in het midden van de dop met uw vinger dichthoudt, en controleer het vloeistofpeil in de slang.
Pagina 408
Brandstoffilter (alleen dieselmotor) U kunt het brandstoffilter zelf aftappen. Maar omdat dit lastig is, advise- ren wij u het brandstoffilter te laten aftappen door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als u het brandstoffilter toch zelf wilt aftappen.
Pagina 409
Auto's met een reserveband van een ander type of auto's met een bandenreparatieset Wissel de wielen zoals aange- geven op de afbeelding. Toyota beveelt aan om de ban- den ongeveer elke 10.000 km van plaats te wisselen om een gelijkmatig...
Pagina 410
● Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de grootte of plaats van de beschadiging Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als u er niet zeker van bent. ■ Levensduur van de banden...
Pagina 411
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren OPMERKING ■ Rijden over onverharde wegen Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met kui- len. Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de bandenspan- ning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermindert. Bovendien kunnen de banden zelf en de wielen en carrosserie beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Pagina 412
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Bandenspanning Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De bandenspan- ning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd worden. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens per twee weken te contro- leren. (Blz. 542) ■...
Pagina 413
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de ban- Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Anders kunnen zich de volgende omstandigheden voordoen, die kunnen leiden tot ongevallen en letsel. ●...
Pagina 414
● Pas op dat lichtmetalen velgen niet worden beschadigd als u sneeuwkettingen gebruikt. ● Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota- of gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te wor- den met een kunststof of rubber hamer.
Pagina 415
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Vervangen van velgen Neem, om de kans op letsel te beperken, de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. ● Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en banden. Een andere maat kan leiden tot gevaarlijke stuureigenschappen en resulteren in een slechtere controle over de auto.
Pagina 416
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Interieurfilter Het interieurfilter moet regelmatig worden gereinigd of vervangen om de optimale werking van de airconditioning te behouden. ■ Verwijderen Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact UIT. Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet de startknop in stand UIT.
Pagina 417
2 minuten met 500 kPa (5,0 kg/cm of bar, 72 psi). Indien perslucht niet beschik- baar is, laat het filter dan reini- gen door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Vervangen Verwijder het interieurfilter en vervang het. Plaats het filter met de aandui-...
Pagina 418
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Vervangingsinterval Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. Als de auto veel wordt gebruikt in gebieden met veel stof of druk stadsverkeer, moet het interieurfilter vaker worden vervangen. (Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.) ■...
Pagina 419
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Batterij van de elektronische sleutel Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt. ■ De volgende zaken zijn benodigd: ● Sleufkopschroevendraaier (bekleed het uiteinde van de schroe- vendraaier met een doek om schade aan de sleutel te voorko- men) ●...
Pagina 420
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Verwijder het afdekkapje met behulp van een met tape afge- dekt muntstuk en verwijder de lege batterij. Plaats een nieuwe batterij met de positieve aansluiting (+) naar boven. ■ Vervangen van de batterij (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Neem de mechanische sleutel uit de houder.
Pagina 421
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur, juwe- liers of fotospeciaalzaken. ● Vervang de batterij alleen met het door een Toyota-dealer of erkende repara- teur aanbevolen type. ● Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Pagina 422
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren WAARSCHUWING ■ Lege batterijen en andere onderdelen Houd deze voorwerpen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel. ■...
Pagina 423
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Controleren en vervangen van zekeringen Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een zeke- ring is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbetreffende zekering en vervang deze indien nodig. Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact UIT.
Pagina 424
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Type B 1. Verwijder bovenste gedeelte van het dashboard. 2. Verwijder onderste gedeelte van het dash- board.
Pagina 425
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Zie na een storing in het systeem “Plaats en stroomsterkte van zekeringen” (Blz. 426) voor meer informatie over de te con- troleren zekering. Verwijder de zekering met de zekeringtrekker. Controleer of de zekering is doorgebrand. Type A Goede zekering Defecte zekering...
Pagina 426
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Type B Goede zekering Defecte zekering Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende repara- teur. Type C Goede zekering Defecte zekering Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende repara- teur.
Pagina 427
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Plaats en stroomsterkte van zekeringen ■ Motorruimte Zekering Ampère Circuit H-LP CLN 30 A Koplampsproeiers RDI FAN 40 A Elektrische koelventilator(en) CDS FAN 30 A Elektrische koelventilator(s) ABS NO.1 50 A Antiblokkeersysteem, VSC+ 50 A Airconditioning Laadsysteem, RDI FAN, CDS FAN, H-LP CLN, FUEL OPN, ABS NO.1,...
Pagina 428
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Zekering Ampère Circuit GLOW 80 A Voorgloeisysteem P-SYSTEM 30 A VALVEMATIC-systeem 50 A EFI MAIN, HORN, IG2, EDU H-LP LH LO, H-LP RH LO, H-LP LH H-LP MAIN 50 A HI, H-LP RH HI E-PKB 30 A Niet gebruikt...
Pagina 429
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Zekering Ampère Circuit (Sequentieel) multipoint brandstof- IGT/INJ 15 A inspuitsysteem, ontsteking (Sequentieel) multipoint brandstof- 20 A inspuitsysteem (Sequentieel) multipoint brandstof- 20 A inspuitsysteem, automatische trans- EFI MAIN missie , EFI NO.1, EFI NO.2, EFI 30 A NO.3 HORN...
Pagina 430
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Zekering Ampère Circuit 15 A Rechter gasontladingslamp dimlicht H-LP RH LO 10 A Rechterdimlicht 15 A Linker gasontladingslamp dimlicht H-LP LH LO 10 A Linkerdimlicht : Auto's met dieselmotor : Auto's met benzinemotor : Auto's met dieselmotor en automatische transmissie : Auto's met gasontladingslampen : Auto's met halogeenlampen...
Pagina 431
PANEL 7,5 A schakelaar koplampsproeiers, draai- knop koplampverstelling, stuurwiel- toets, schakelaar VSC OFF, schakelaar stoelverwarming, schake- laar sport, ECU Toyota Parking Assist-sensor, schakelaar Toyota Parking Assist-sensor Kap panoramisch dak, binnenspie- gel met automatische antiverblin- ECU-IG NO.3 10 A...
Pagina 432
10 A lampsproeier, sequentiële schake- laar, automatische koplampverstelling, elektrische stuur- bekrachtiging Achteruitrijlichten, laadsysteem, alarmknipperlicht, achterruitverwar- ming, waarschuwingslampje veilig- heidsgordel voorpassagier, ECU-IG NO.2 10 A controlelampje PASSENGER AIR- BAG, airconditioning, controlelampje Toyota Parking Assist-sensor, scha- kelaar Toyota Parking Assist-sensor 7,5 A Diagnosesysteem...
Pagina 433
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Zekering Ampère Circuit Remlichten, derde remlicht, antiblok- STOP 10 A keersysteem, VSC+, schakelblok- keersysteem, startsysteem SUNROOF 20 A Zonnescherm panoramadak DOOR 25 A Centrale vergrendeling ACC-B 25 A CIG, ACC FR FOG 15 A Mistlampen voor Startsysteem, ACC, CIG, ECU-IG NO.2, HTR-IG, WIPER, RR WIPER,...
Pagina 434
(Blz. 435) ● Laat als de nieuwe zekering direct doorslaat de auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Als de stroomafname van een circuit te groot is De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onherstel-...
Pagina 435
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aangegeven, of een stukje metaal. ● Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zekering. Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijdelijk. Hierdoor kan aanzienlijke schade en zelfs brand ontstaan.
Pagina 436
Als u moeite hebt met het verwijderen van een lamp, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie over het vervangen van overige lampen. ■...
Pagina 437
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Locatie lampen achter Achteruitrijlicht Achterlicht Richtingaan- wijzer achter Kentekenplaatverlichting Mistachterlicht...
Pagina 438
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren Vervangen van gloeilampen ■ Vervangen van de gloeilampen van de koplamp vóór, parkeerver- lichting vóór en richtingaanwijzers vóór Links Verwijder het bovenste deel van het luchtfilterkanaal. Verwijder de borgclip. Verwijder het bovenste deel van het luchtfilterkanaal voor een gemakkelijke toegang tot de lampen.
Pagina 439
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Dimlicht (auto's met halogeenlampen) Draai de lampvoet linksom. Neem de stekker los, terwijl de borglip wordt ingedrukt.
Pagina 440
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Grootlicht Draai de lampvoet linksom. Neem de stekker los, terwijl de borglip wordt ingedrukt.
Pagina 441
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Mistlamp voor (indien aanwezig) Verwijder de bouten en klemmen van de wielkuip en verwijder de wielkuip gedeeltelijk. Draai de lampvoet linksom. Neem de stekker los, terwijl de borglip wordt ingedrukt.
Pagina 442
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Parkeerverlichting voor Draai de lampvoet linksom. Verwijder de gloeilamp.
Pagina 443
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Richtingaanwijzer voor Draai de lampvoet linksom. Verwijder de gloeilamp.
Pagina 444
4-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren ■ Achteruitrijlichten/mistachterlichten, achterlichten en richting- aanwijzers achter Open de achterklep en verwijder de afdekkap. Maak de 2 klemmen los en verwij- der de fitting van de achterlicht- unit. Verwijder de gloeilamp. Achterlicht Richtingaanwijzer achter Achteruitrijlicht of mistachter- licht...
Pagina 445
Omwikkel de schroevendraaier met tape om te voorkomen dat de auto wordt beschadigd. Verwijder de gloeilamp. ■ Overige lampen Laat de onderstaande lampen vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ● Dimlicht (gasontladingslamp) ● Richtingaanwijzers opzij ● Derde remlicht ● Remlichten...
Pagina 446
Plaats de afdekkap in de motorruimte. (Blz. 395) ■ Condensvorming in de koplampen Neem in de volgende gevallen contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie. Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Pagina 447
■ Gasontladingskoplampen (indien aanwezig) ● Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie over het vervangen van gasontladingslampen. ● Raak de hoogspanningsfitting van de gasontladingslampen niet aan wanneer de koplampen ingeschakeld worden.
Pagina 448
Bij problemen 5-1. Belangrijke informatie 5-2. Stappen die genomen moeten worden in Alarmknipperlichten..... 448 noodgevallen Als uw auto moet worden Als een waarschuwings- gesleept ......449 lampje gaat branden of Als u denkt dat er iets een waarschuwings- mis is......... 457 zoemer klinkt...
Pagina 449
5-1. Belangrijke informatie Alarmknipperlichten Gebruik de alarmknipperlichten als de auto defect is of betrokken is bij een ongeval. Druk op de schakelaar om alle richtingaanwijzers in te schake- len. Schakel ze uit door nog- maals op de schakelaar te drukken. OPMERKING ■...
Pagina 450
Als ze beschadigd zijn, gebruik dan een dolly of een autoambulance. Voor het slepen Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Laat uw auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur voordat u deze laat slepen. ● De motor draait maar de auto komt niet in beweging.
Pagina 451
5-1. Belangrijke informatie Slepen in een noodgeval In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan een sleepoog vastmaken. Uw auto mag op deze manier alleen op een verharde weg en met lage snelheid over een korte afstand worden gesleept. Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Pagina 452
5-1. Belangrijke informatie WAARSCHUWING ■ Waarschuwing ● Wees extra voorzichtig als er op deze manier wordt gesleept. Vermijd plotseling optrekken of plotselinge bewegingen waardoor er extreme krachten op het sleepoog en de sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Let tijdens het slepen altijd op de omgeving en de medeweggebruikers. ●...
Pagina 453
5-1. Belangrijke informatie Sleepoog plaatsen Verwijder het afdekkapje van het sleepoog met een sleufkopschroe- vendraaier. Plaats een doek tussen de schroe- vendraaier en de carrosserie, zoals aangegeven in de afbeelding. Plaats het sleepoog in de opening en draai het zo ver mogelijk met de hand vast.
Pagina 454
5-1. Belangrijke informatie WAARSCHUWING ■ Plaatsen van het sleepoog op de auto Controleer of het sleepoog goed vastzit. Als dat niet het geval is, dan kan het sleepoog bij het slepen losraken. Dat kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Pagina 455
5-1. Belangrijke informatie Van voren slepen met een lepel Deactiveer de parkeerrem. OPMERKING ■ Om beschadiging van de auto te voorkomen Let erop dat de andere zijde van de auto dan die op de lepel staat voldoende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de auto tijdens het slepen beschadigd worden.
Pagina 456
5-1. Belangrijke informatie Van achteren slepen met een lepel Auto's met Multidrive CVT of auto- matische transmissie: Gebruik een dolly onder de voorwielen. Auto's handgeschakelde transmissie: We raden u aan om een dolly onder de voorwielen te plaatsen. Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Als er geen dolly wordt gebruikt, zet het contact dan in stand ACC en zet de selectie-...
Pagina 457
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die op de lepel staat voldoende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de auto tij- dens het slepen beschadigd worden. Vervoeren op een autoambulance Als uw Toyota wordt getranspor- Voor teerd op een autoambulance, zet de auto dan vast zoals aange- geven in afbeelding.
Pagina 458
Als u denkt dat er iets mis is Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn dat uw auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo snel mogelijk con- tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Zichtbare symptomen ●...
Pagina 459
5-1. Belangrijke informatie Uitschakelsysteem brandstofpomp (benzinemotor) Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de brandstof- toevoer naar de motor om de kans op brandstoflekkage te verkleinen als de motor afslaat of als een airbag wordt geactiveerd als gevolg van een ongeval. Volg onderstaande procedure om de motor opnieuw te starten als het sys- teem geactiveerd is.
Pagina 460
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk een probleem in het remsysteem aanwezig is. Breng de auto onmiddellijk tot stilstand op een veilige plaats en laat uw auto direct controleren door een Toyota- dealer of erkende reparateur. Waarschu-...
Pagina 461
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waarschu- wingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem en moge- lijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Waarschu- Waarschuwingslampje/details...
Pagina 462
Als de brandstoftank leeg is, vul hem dan onmiddellijk. Het motorcontrolelampje gaat na een aantal ritten weer uit. Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende repa- rateur als het motorcontrolelampje niet uitgaat.
Pagina 463
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Waarschu- Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure wingslampje Controlelampje veiligheids- gordel bestuurder (waarschuwingszoemer) Doe de veiligheidsgordel om. (Op het instru- Waarschuwt de bestuurder mentenpaneel) om de veiligheidsgordel om te doen. Controlelampje veiligheids- gordel voorpassagier (waarschuwingszoemer) Doe de veiligheidsgordel om. (Op het mid- Waarschuwt de voorpassa- denpaneel)
Pagina 464
Multi-informatiedisplay— Als de waarschuwingsmelding opnieuw wordt weergegeven na het uit- voeren van de correctieprocedure, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Breng de auto direct tot stilstand. De volgende waarschuwingen geven aan dat de mogelijke schade aan de auto kan leiden tot een ongeval.
Pagina 465
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waarschu- wingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem en moge- lijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Waarschuwingsmelding Details Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het stuurslotsysteem.
Pagina 466
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Waarschuwingsmelding Details Geeft aan dat er een storing in de Traction Control (TRC) en Vehicle Stability Control (VSC) zit (indien aanwezig). Er klinkt ook een zoemer. Geeft aan dat er abnormaal veel water in het brandstoffilter zit.
Pagina 467
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Volg de correctieprocedures. Een zoemer klinkt en er verschijnt een waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay. Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het probleem te verhelpen, of de waarschuwings- lampjes uitgaan. Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure Geeft aan dat een of...
Pagina 468
P. sche transmissie te Neem als het lampje hoog is geworden. brandt contact op met Er klinkt ook een zoe- een Toyota-dealer of mer. erkende reparateur. Geeft aan dat het motoroliepeil laag is. Controleer het oliepeil en Er klinkt ook een zoe- vul indien nodig olie bij.
Pagina 469
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure Laat de motorolie en het Geeft aan dat de motor- oliefilter door een Toyota- olie moet worden ver- dealer of erkende repara- verst. (Na het teur controleren en ver- verversen van de vangen.
Pagina 470
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Zoemer Zoemer Waarschuwings- Correctie- Details interieur exterieur melding procedure Geeft aan dat een ander portier dan het bestuur- dersportier is geopend of gesloten terwijl Controleer waar het contact in de elektronische een andere sleutel zich stand dan UIT bevindt.
Pagina 471
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Zoemer Zoemer Waarschuwings- Correctie- Details interieur exterieur melding procedure Geeft aan dat het bestuurders- portier werd geopend of gesloten terwijl Zet het contact het contact in UIT en vergren- een andere Continu del de portieren stand dan UIT...
Pagina 472
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Zoemer Zoemer Waarschuwings- Correctie- Details interieur exterieur melding procedure Geeft aan dat het bestuurders- portier werd geopend of • Zet de selectie- gesloten terwijl de selectiehen- hendel in stand del niet in stand P stond, het con- Continu Continu...
Pagina 473
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Zoemer Zoemer Waarschuwings- Correctie- Details interieur exterieur melding procedure Geeft aan dat de selectiehendel Zet de selectie- niet in stand P of hendel in stand Een keer N staat en dat P en zet het con- het contact UIT tact UIT.
Pagina 474
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Zoemer Zoemer Waarschuwings- Correctie- Details interieur exterieur melding procedure Geeft aan dat een portier is Druk op de start- geopend of knop terwijl het gesloten en dat koppelingspe- het contact van- daal wordt inge- uit UIT twee- trapt.
Pagina 475
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als de auto een lekke band heeft (auto's met een reservewiel) Verwijder het wiel met de lekke band en monteer het reservewiel. ■ Voor het opkrikken van de auto ● Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond. ●...
Pagina 476
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Auto's met derde zitrij Wielmoersleutel Krikhendel Krik Sleepoog Reservewiel...
Pagina 477
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Uitvoeringen zonder derde zitrij Open de afdekplaat. Verwijder de krik.
Pagina 478
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Verwijder het reservewiel (uitvoeringen zonder derde zitrij) Verwijder de achterste afdekplaat. Auto's met een volwaardig reservewiel Auto's met een compact reservewiel Zet de afdekplaat vast met de haak. Neem de haak los Zet de haak vast...
Pagina 479
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Verwijder de afdekkap. Draai de bevestiging van het reservewiel los. Verwijder het reservewiel. Auto's met een volwaardig reservewiel...
Pagina 480
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Auto's met een compact reservewiel Verwijder de krik en het reservewiel (uitvoeringen zonder derde zitrij) Open de afdekplaat. Zet de afdekplaat vast met de haak. Neem de haak los Zet de haak vast...
Pagina 481
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Haal de krik eruit. Vastzetten Losmaken Draai de bevestiging van het reservewiel los. Verwijder het reservewiel. Het reservewiel kan niet worden verwijderd terwijl de derde zitrij is neergeklapt. Wees er zeker van dat de derde zitrij omhoog geklapt is voordat u het reservewiel verwij- dert.
Pagina 482
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Vervangen van wiel met een lekke band Leg blokken voor de wielen. Lekke band Positie wielblok Links Achter het rechter achterwiel Voor Rechts Achter het linker achterwiel Links Voor het rechter voorwiel Achter Rechts Voor het linker voorwiel...
Pagina 483
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Draai deel A van de krik met de hand aan totdat de uitsparing in de kop van de krik in contact komt met het krikpunt. Draai de krik vervolgens verder omhoog totdat het wiel vrij van de grond is.
Pagina 484
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Plaatsen van het reservewiel Verwijder eventueel aanwezige verontreinigingen van het contact- vlak van de velg. Als er verontreinigingen op het con- tactvlak aanwezig zijn, kunnen tij- dens het rijden de wielmoeren loslopen, waardoor het wiel los kan raken van de auto.
Pagina 485
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Laat de auto zakken. Draai iedere moer twee of drie keer aan in de volgorde die in de afbeelding is aangeven. Aanhaalmoment: · 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft lbf) Plaats bij auto's met stalen velgen (uitgezonderd compact reserve- wiel) de wieldop terug.
Pagina 486
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen ■ Het compacte reservewiel ● Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aanduiding TEMPORARY USE ONLY. Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk in noodgevallen. ● Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel. (Blz. 542) ■...
Pagina 487
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen ■ Verklaring voor de krik...
Pagina 488
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen WAARSCHUWING ■ Gebruiken van de krik Onjuist gebruik van de krik kan ernstig letsel veroorzaken als de auto van de krik af valt. ● Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de montage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Pagina 489
• Laat bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of boutgaten van het wiel uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. • Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe. (Blz. 414) •...
Pagina 490
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen WAARSCHUWING ■ Bij gebruik van het reservewiel Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat de volgende systemen niet goed werken: ● ABS en Brake Assist ● VSC+ (indien aanwezig) ●...
Pagina 491
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als de auto een lekke band heeft (auto's met een reparatieset) Uw auto is uitgerust met een bandenreparatieset. Een lekke band die wordt veroorzaakt door een spijker of een schroef in het loopvlak van de band kan tijdelijk worden gerepareerd met behulp van een bandenreparatieset.
Pagina 492
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Uitvoeringen met derde zitrij Wielmoersleutel Krikhendel Krik Bandenreparatieset Sleepoog ■ Inhoud Compressor Dichtmiddel Ventiel- Inspuit- Binnen- sleutel slang ventiel (reserve) Stickers...
Pagina 493
Reparatie met behulp van dichtmiddel is in de volgende gevallen niet mogelijk. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. ● De velg is beschadigd ● Twee of meer banden zijn lek ●...
Pagina 494
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Noodreparatiemethode Plaats de band met de spijker of schroef die de band heeft door- boord onderaan, in contact met de grond. Verwijder het dopje van het ventiel. Dopje Ventiel Plaats het uitstekende gedeelte van de ventielsleutel op het ventiel Ventiel- om alle lucht uit de band te laten...
Pagina 495
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Schroef de inspuitslang op de fles met dichtmiddel. Op het moment Inspuit- slang dat de inspuitslang wordt vastge- schroefd, wordt de aluminium ver- zegeling van de fles doorboord. Dichtmiddel Verwijder de plug van de inspuit- slang.
Pagina 496
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Spuit het dichtmiddel uit de fles in. Houd de fles vast en kantel deze. Knijp vervolgens het dichtmiddel zoals aangegeven uit de fles. Haal de inspuitslang van het ven- tiel en schroef met de ventielsleu- tel het binnenste deel van het Ventiel- ventiel rechtsom terug in het ven-...
Pagina 497
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Sluit de voedingsaansluiting van de compressor aan. Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact moet in stand ACC staan. Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact moet in stand ACC staan. Verwijder de aansteker en sluit de Voedings- voedingsaansluiting aan.
Pagina 498
Als de voorgeschreven spanning niet binnen 5 minuten wordt bereikt, is de band te zwaar beschadigd en kan hij niet worden gerepareerd. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Neem, nadat de band volledig is gevuld, de slang los van het ventiel.
Pagina 499
Berg de reparatieset op in de bagageruimte. Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van maximaal 80 km/h naar de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of erkende reparateur voor het repareren of vervangen van de band.
Pagina 500
● De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar- heidsdatum staat vermeld op de fles. De vloeistof moet worden vervangen voor deze datum is verstreken. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. ● Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken veroor- zaken.
Pagina 501
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen WAARSCHUWING ■ Let op met kinderen Bewaar de bandenreparatieset op een veilige plaats, buiten het bereik van kin- deren. ■ Let op met dichtmiddel ● Het dichtmiddel in de bandenreparatieset is niet geschikt voor menselijke con- sumptie.
Pagina 502
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen OPMERKING ■ Auto's met een lekke band Blijf niet doorrijden als de auto een lekke band heeft. Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kun- nen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk ■...
Pagina 503
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als de motor niet wil aanslaan Controleer de volgende punten als de motor nog altijd niet wil aanslaan nadat de juiste procedure voor het starten is gevolgd (Blz. 176, 180) of het stuurslot is ontgrendeld (Blz. 178, 183). ■...
Pagina 504
● De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 511) ● Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem. (auto's met Smart entry-systeem en startknop) Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als het probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet bekend is.
Pagina 505
Houd het rempedaal en koppelingspedaal stevig ingetrapt en druk de startknop gedurende ongeveer 15 seconden in. Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart, kan er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 506
(een systeem dat voorkomt dat de selectiehendel per onge- luk in een andere stand gezet kan worden). Laat uw auto direct controleren door uw Toyota-dealer of erkende reparateur. Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van de selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Pagina 507
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als u uw sleutels verliest Een Toyota-dealer of erkende reparateur kan een nieuwe Toyota-sleutel maken. Bij auto's zonder Smart entry-systeem en startknop dient u de hoofdsleutel en het plaatje met het sleutelnummer mee te brengen. Bij auto's met Smart entry-systeem en startknop dient u de overige sleutels en het plaatje met het sleutelnummer mee te brengen.
Pagina 508
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt, zit er mogelijk een storing in het openingssysteem. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Met de volgende procedure kan de achterklep in noodgevallen van bin- nenuit worden geopend.
Pagina 509
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als de elektronische sleutel niet goed werkt (auto's met Smart entry- systeem en startknop) Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto onder- broken wordt (Blz. 47) of als de elektronische sleutel niet kan worden gebruikt omdat de batterij leeg is, kunnen het Smart entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet worden gebruikt.
Pagina 510
(Multidrive CVT of automatische transmissie) of het koppelings- pedaal (handgeschakelde transmissie) ingetrapt. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende repa- rateur als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Pagina 511
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen ■ Uitzetten van de motor Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automatische transmissie) of de selectiehendel in de stand N (handgeschakelde transmissie) en druk op de startknop, zoals u normaliter doet bij het afzetten van de motor. ■...
Pagina 512
U kunt contact opnemen met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede voertuig met een 12V-accu, kunt u uw Toyota starten met behulp van de onderstaande hulpstartprocedure. Aansluiten van de startkabels.
Pagina 513
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur. ■ Starten van de motor als de accu leeg is (auto's met Multidrive CVT of auto- matische transmissie) De auto kan niet worden aangeduwd.
Pagina 514
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen WAARSCHUWING ■ Voorkomen van brand en explosie Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbranding komt. ●...
Pagina 515
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen OPMERKING ■ Om beschadiging van de auto te voorkomen (auto's met handgeschakelde transmissie) Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de katalysa- tor te heet kan worden en er brand kan ontstaan. ■...
Pagina 516
Controleer of de koelventilator draait. Als de koelventilator draait: Wacht totdat het waarschuwingslampje hoge koelvloeistof- temperatuur (rood) dooft en schakel de motor uit. Als de koelventilator niet draait: Zet de motor uit en neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 517
Waterlekkage van de airconditioning is echter normaal wanneer deze gebruikt is. Vul indien nodig koelvloeistof bij. In noodgevallen mag ook water worden gebruikt als u geen koel- vloeistof bij de hand hebt. (Blz. 537) Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 518
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen ■ Oververhitting Als u het volgende merkt, kan dat duiden op oververhitting van de motor. ● Het (rode) waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur knippert of gaat branden of de trekkracht vermindert. ● Er komt stoom onder de motorkap uit.
Pagina 519
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitge- voerd, wacht dan 10 seconden en probeer stap 2 en 3 vervolgens opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Pagina 520
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als de auto vast komt te zitten Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz. Zet de motor af. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehen- del in stand P (Multidrive CVT of automatische transmissie) of de selectiehendel in stand N (handgeschakelde transmissie).
Pagina 521
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen WAARSCHUWING ■ Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit Als u de auto in beweging wilt krijgen door te schommelen, controleer dan eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of personen aan- wezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotseling in beweging komt.
Pagina 522
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stilstand: Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Pagina 523
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Auto's met Smart entry-sys- teem en startknop: Houd de startknop gedurende ten min- ste 3 seconden ingedrukt of druk driemaal achter elkaar kort in om de motor uit te Houd gedurende ten minste 3 seconden schakelen.
Pagina 524
Specificaties 6-1. Specificaties Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.) ... 524 Informatie over brandstof..546 6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen..551 6-3. Initialisatie Te initialiseren onderdelen ......554...
Pagina 525
6-1. Specificaties Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.) Afmetingen en gewichten Totale lengte 4.440 mm (174,8 in.) Totale breedte 1.790 mm (70,5 in.) Zonder roofrail 1.620 mm (63,8 in.) 205/60R16 banden Met roofrail 1.660 mm (65,4 in.) Totale hoogte Zonder roofrail 1.630 mm (64,2 in.) 215/55R17 banden Met roofrail 1.670 mm (65,7 in.)
Pagina 526
1.300 kg (2.866 lb.) baar aanhangwa- Ongeremd 450 kg (992 lb.) gengewicht : Onbeladen auto : 1ZR-FAE motor : 2ZR-FAE motor : 1AD-FTV motor : 2AD-FHV motor Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 527
Voertuigidentificatienummer Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatienum- mer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto. Dit nummer is aangebracht onder de rechter voorstoel. voertuigidentificatienummer...
Pagina 528
6-1. Specificaties ■ Chargenummer Alleen voor Nederland: Elke door Louwman & Parqui inge- voerde Toyota-automobiel krijgt een chargenummer. Dit nummer staat op de sticker die aan de bin- nenzijde van de klep van het dash- boardkastje is geplakt. Vermeld bij...
Pagina 529
6-1. Specificaties Motor Benzinemotor Uitvoering 1ZR-FAE, 2ZR-FAE Type 4-cilinder lijnmotor, 4-takt benzinemotor 1ZR-FAE motor 80,5 78,5 mm (3,17 3,09 in.) Boring x slag 2ZR-FAE motor 80,5 88,3 mm (3,17 3,48 in.) 1ZR-FAE motor 1.598 cm (97,5 cu. in.) Cilinderinhoud 2ZR-FAE motor 1.798 cm...
Pagina 530
6-1. Specificaties Dieselmotor Uitvoering 1AD-FTV, 2AD-FHV Type 4 cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor (met turbo) 1AD-FTV motor 86,0 86,0 mm (3,39 3,39 in.) Boring x slag 2AD-FHV motor 86,0 96,0 mm (3,39 3,78 in.) 1AD-FTV motor 1.998 cm (121,9 cu.
Pagina 531
55 liter (14,5 gal., 12,1 lmp.gal.) (bij benadering) : De brandstofsoort kan worden herkend aan de hand van het label. (Blz. 97) : Vraag na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur of uw auto is uitgerust met de 1AD-FTV motor.
Pagina 532
5 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok. ■ Keuze motorolie De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Pagina 533
6-1. Specificaties Aanbevolen viscositeit (SAE): Uw Toyota is af fabriek gevuld met motorolie met een viscositeit van Aanbevolen SAE 0W-20. Deze motorolie is de beste keuze voor uw auto van- wege een laag brandstofverbruik en goede starteigenschappen bij koud weer.
Pagina 534
6-1. Specificaties Merktekens oliekwaliteit: Om u te helpen bij de keuze van de te gebruiken motorolie staat op de verpakking ten minste één van beide API-symbolen. API-symbool Bovenste deel: Geeft de kwaliteit van de motorolie aan door middel van een afkorting zoals SM. Deze aanduiding is vastgesteld door API (American Petroleum Institute) Middelste deel: Geeft de viscositeit...
Pagina 535
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 500 ppm of minder Oliesoort:ACEA B1, API CF-4 of CF (U mag ook API CE of CD gebruiken.) Aanbevolen viscositeit (SAE): Uw Toyota is af fabriek gevuld met motorolie met een viscositeit van Aanbevolen SAE 5W-30. Deze motorolie is de...
Pagina 536
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of minder Oliesoort:ACEA C2, B1, API CF-4 of CF (U mag ook API CE of CD gebruiken.) Aanbevolen viscositeit (SAE): Uw Toyota is af fabriek gevuld met motorolie met een viscositeit van SAE 0W-30. Deze motorolie is de Aanbevolen...
Pagina 537
Olie met een hogere viscositeit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelheden of met veel belading wordt gereden. : Vraag na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur of uw auto is uitgerust met de 1AD-FTV motor.
Pagina 538
7,8 l (8,2 qt., 6,9 Imp. qt.) motor Zonder extra verwarming 7,4 l (7,8 qt., 6,5 Imp. qt.) Gebruik een van de volgende midde- len. Soort koelvloeistof • “Toyota Super Long Life Coolant” • Of een gelijkwaardig product Gebruik geen kraanwater.
Pagina 539
5 A Multidrive CVT (2ZR-FAE motor) Inhoud 7,7 liter (8,1 qt., 6,8 Imp.qt.) (bij benadering) Soort vloeistof Originele Toyota CVT TC-VLOEISTOF De inhoud is de referentiehoeveelheid. Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 540
Toyota-dealer of erkende reparateur. OPMERKING ■ Soort automatische transmissievloeistof Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan Toyota ATF WS kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie vergezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto ontstaan.
Pagina 541
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de transmissieolie die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het stationair draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwijken. Toyota raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele TOYOTA transmissieolie type LV aan. Koppeling 5 ...
Pagina 542
6-1. Specificaties Remmen Vrije slag pedaal 1ZR-FAE, 2ZR-FAE en 1AD-FTV motor: min. 75 mm (2,95 in.) 2AD-FHV motor: min. 80 mm (3,15 in.) 1 6 mm (0,04 0,24 in.) Vrije slag pedaal 6 9 klikken Vrije slag parkeerremhendel SAE J1703 of FMVSS nr.
Pagina 543
6-1. Specificaties Banden en velgen 16 inch banden 205/60R16 92V, Bandenmaat T145/70D17 106M (compact reservewiel) Voorwiel kPa Achterwiel kPa Rijsnelheid (kg/cm of bar, (kg/cm of bar, psi) psi) 1ZR-FAE en Voor snelhe- 2ZR-FAE motor den onder 240 (2,4, 35) 230 (2,3, 33) 160 km/h Bandenspanning (99 mph)
Pagina 544
6-1. Specificaties 17 inch banden 215/55R17 94W, Bandenmaat T145/70D17 106M (compact reservewiel) Voorwiel kPa Achterwiel Rijsnelheid (kg/cm kPa (kg/cm bar, psi) of bar, psi) 1ZR-FAE en Voor snelhe- 2ZR-FAE motor den onder 240 (2,4, 35) 230 (2,3, 33) 190 km/h Bandenspanning (118 mph) (Aanbevolen bandenspan-...
Pagina 545
6-1. Specificaties ■ Trekken van een aanhangwagen Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm of bar, 3 psi) en houd rekening met de lagere toegestane maximumsnelheid. ■ Plaatsen van een compact reservewiel (auto's met compact reservewiel) Rijd niet met een aanhangwagen als een compact reservewiel is gemonteerd.
Pagina 547
6-1. Specificaties Informatie over brandstof EU-landen: Gebruik alleen loodvrije benzine die vol- doet aan de Europese norm EN228. Gebruik loodvrije brandstof met een octaangetal van 95 RON (Research Octane Number) of hoger voor optimale 1ZR-FAE en 2ZR-FAE motor prestaties van uw motor. Behalve EU-landen: Gebruik alleen loodvrije benzine.
Pagina 548
6-1. Specificaties De brandstofsoort kan worden herkend aan de hand van het label. (Blz. 97) Brandstoflabel: DIESEL EU-landen: Uw auto mag uitsluitend dieselbrand- stof gebruiken conform de Europese norm EN590. Behalve EU-landen (behalve Rus- land): Uw auto mag uitsluitend dieselbrand- stof gebruiken met een zwavelgehalte van 500 ppm of minder en een cetaan- getal van 48 of hoger.
Pagina 549
Uw auto mag uitsluitend dieselbrandstof gebruiken conform GOST R52368-2005 (zwavelgehalte max. 50 ppm). : Vraag na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur of uw auto is uitge- rust met de 1AD-FTV motor. ■ Vulopening brandstoftank voor loodvrije benzine (benzinemotor) Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw Toyota uitgerust met een kleinere vulopening.
Pagina 550
10% ethanol (E10) wordt het brandstofsy- steem beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specifica- ties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 551
5% FAME (B5) wordt het brandstofsy- steem beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specifica- ties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Pagina 552
Deze voor- keursinstellingen kunnen alleen met speciaal gereedschap worden uitgevoerd door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Persoonlijke Standaard- Onderwerp...
Pagina 553
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen Persoonlijke Standaard- Onderwerp Functie voorkeurs- instelling instelling Alle portieren worden ver- grendeld wanneer u de selectiehendel in een andere stand dan P zet Alle portieren worden ont- grendeld wanneer u de selectiehendel in stand P Portierslot (Blz. 57) Snelheidsafhankelijke automatische portierver- grendeling...
Pagina 554
Functie voorkeurs- instelling instelling Voetenruimteverlichting Verlichting (Blz. 337) Loungeverlichting Toyota Parking Assist-sensor Zoemervolume 1 - 5 (Blz. 247) : Auto's met Smart entry-systeem en startknop : Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie Multi-informatiedisplay (Blz. 214) Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en...
Pagina 555
6-3. Initialisatie Te initialiseren onderdelen Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accukabels of onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem worden geïnitiali- seerd, zodat het weer op de juiste manier werkt. Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht Motorolie, onder- Na het verversen van de motor- Blz.
Pagina 556
Trefwoordenlijst Lijst met afkortingen ....556 Alfabetische index ...... 557 Wat moet u doen als....565...
Pagina 557
Lijst met afkortingen Lijst met afkortingen/acroniemen AFKORTINGEN BETEKENIS Antiblokkeersysteem Baby- en kinderzitjes DISP Display Elektronische module Blokkeerautomaat Elektrische stuurbekrachtiging Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht Lichtgevende diode MPAC Maximale asbelasting Airbagsysteem Traction Control Treadwear Indicator (slijtage-indicator) Voertuigidentificatienummer VSC+ Vehicle Stability Control+...
Pagina 558
Alfabetische index Alfabetische index Aansteker........353 Side airbags, ABS ..........255 voorzorgsmaatregelen... 130 Accessoireaansluiting....354 Waarschuwingslampje airbag .. 460 Accu Airconditioning Als de accu ontladen is.... 511 Automatische airconditioning ... 285 Controle ........403 Handmatig bediende Rijden in de winter, airconditioning .......
Pagina 559
Alfabetische index Baby- en kinderzitjes Brandstoffilter ......407 Babyzitjes, definitie ....135 Buitenspiegels Babyzitjes, plaatsen....143 Verstellen en inklappen....90 Kinderzitjes, bevestigen aan Buitentemperatuur, display..215 de bovenzijde ......151 Kinderzitjes, definitie....135 CD-speler ........307 Kinderzitjes, ISOfix- Chargenummer......527 bevestigingssysteem.....
Pagina 561
Alfabetische index Mistlampen Olie Lampen vervangen ....435 Motorolie ........396 Schakelaar....... 232 Onderhoud Vermogen ........ 545 Exterieur........376 Mistlampen voor Interieur........380 Lampen vervangen ....435 Onderhoud en reparatie... 383 Schakelaar....... 232 Onderhoudsgegevens....524 Vermogen ........ 545 Veiligheidsgordels....381 Motor Zelf onderhoud en controles Als de brandstof opraakt en...
Pagina 562
Alfabetische index Als uw auto in geval van nood Rijden tot stilstand moet worden Inrijden ........165 gebracht ........ 521 Procedures....... 162 Als uw auto moet worden Rijden in de winter ....266 gesleept......... 449 Zitpositie, correcte....121 Als uw auto vast komt te zitten 519 Rijden met een Elektronische sleutel werkt aanhangwagen......
Pagina 563
Tafeltje aan rugleuning....359 Elektronische sleutel werkt Tankdopklep ........95 niet goed ....... 508 Toerenteller........207 Mechanische sleutel ....28 Toyota Parking Assist-sensor ... 247 Plaatje met sleutelnummer ..28 Traction Control ......255 Sleutels ........28 TRC..........255 Smart entry-systeem...
Pagina 564
Alfabetische index Veiligheidsvoorzieningen voor Vervangen kinderen Banden......474, 490 Accu, Batterij van de elektronische voorzorgsmaatregelen .. 405, 513 sleutel ........418 Airbags, voorzorgsmaatregelen130 Gloeilampen......435 Baby- en kinderzitjes ....135 Zekeringen ....... 422 Baby- en kinderzitjes, plaatsen 143 Verwarming Batterij elektronische sleutel, Buitenspiegels......
Pagina 566
Wat moet u doen als... Wat moet u doen als... Als de auto een lekke band Blz. 474, De auto een lekke band heeft heeft Als de motor niet wil aanslaan Blz. 502 Als u zonder brandstof komt te Blz. 518 De motor niet wil aanslaan staan en de motor afslaat Blz.
Pagina 567
Wat moet u doen als... Als er een waarschu- Een waarschuwings- of contro- Blz. 459 wingslampje gaat branden lelampje gaat branden...
Pagina 568
Wat moet u doen als... ■Waarschuwingslampjes Waarschuwingslampje Controlelampje remsysteem cruise control Blz. 459 Blz. 460 (Knippert) Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje automatische koplamp- verstelling laadsysteem Blz. 459 Blz. 460 Waarschuwingslampje hoge koelvloeistof- Waarschuwingslampje laag temperatuur brandstofniveau Blz. 459 Blz. 461 (Rood) Motorcontrolelampje Controlelampje veiligheids- gordel bestuurder Blz.
Pagina 569
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION Veiligheidshaak Tankdopklep Blz. 389 Blz. 95 Ontgrendelings- Ontgrendeling Bandenspanning hendel motorkap tankdopklep Blz. 389 Blz. 95 Blz. 542 Inhoud brandstoftank Blz. 99, 529 (bij benadering) Euro-loodvrij met een octaangetal van 95 Benzinemotor RON (Research Octane Number) of hoger Blz.