Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt bereikt.
Verhogen van de snelheid
1
Verlagen van de snelheid
2
Fijnafstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h (1 mph) of 0,6 mph (1 km/h), telkens als
de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten.
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
Door de hendel naar u toe te
1
trekken wordt de constante-
snelheidsregeling
keld.
De snelheidsregeling wordt even-
eens uitgeschakeld als het rem-
pedaal wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
2
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten van de constante-snelheidsregeling is echter pas mogelijk vanaf
een rijsnelheid van ongeveer 40 km/h of meer.
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
uitgescha-
367
4