302
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●
Zorg ervoor dat de camerasensor niet vuil wordt of beschadigd raakt.
Zorg er bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit voor dat er geen
glasreiniger op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
indien de lens vuil of beschadigd is.
●
Stel de camerasensor niet bloot aan sterke schokken.
●
Wijzig de montagepositie of -richting van de camerasensor niet en verwij-
der de sensor niet.
●
Neem de camerasensor niet uit elkaar.
●
Plaats geen elektronische apparaten of apparaten die sterke elektrische
golfsignalen versturen in de buurt van de camerasensor.
●
Wijzig geen onderdelen van de auto rond de camerasensor (binnenspie-
gel, enz.) of het dak.
●
Bevestig geen accessoires die de camerasensor mogelijk hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper. Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●
Zorg er als een surfplank of een ander lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat deze de camerasensor niet hindert.
●
Breng geen wijzigingen aan de koplampen of andere lichten aan.