Referentiepunt kiezen
Een productietekening geeft een bepaald vormelement van het
werkstuk als absoluut referentiepunt (nulpunt) aan, meestal een hoek
van het werkstuk. Bij het vastleggen van het referentiepunt wordt het
werkstuk eerst ten opzichte van de machine-assen uitgericht en wordt
het gereedschap voor elke as in een bekende positie ten opzichte van
het werkstuk gebracht. Voor deze positie wordt de weergave van de
TNC of op nul of op de overeenkomstige positiewaarde vastgelegd.
Daardoor wordt het werkstuk toegekend aan het referentiesysteem
dat voor de TNC-weergave resp. zijn bewerkingsprogramma geldt.
Geeft de productietekening gerelateerde referentiepunten aan, dan
moet eenvoudig gebruik gemaakt worden van de cycli voor coördina-
tenomrekening (zie „Cycli voor coördinatenomrekening" op bladzijde
294).
Wanneer de productietekening geen juiste NC-maten heeft, dan
wordt een positie of een hoek van het werkstuk als referentiepunt
gekozen, van waaruit de maten van de overige posities op het
werkstuk heel eenvoudig bepaald kunnen worden.
De referentiepunten kunnen met een 3D-tastsysteem van HEIDEN-
HAIN bijzonder eenvoudig worden vastgelegd. Zie gebruikershand-
boek tastcycli „Referentiepunt vastleggen met 3D-tastsystemen".
Voorbeeld
De schets van het werkstuk rechts toont boringen
de maatvoering gerelateerd is aan een absoluut referentiepunt met de
coördinaten X=0 Y=0. De boringen
gerelateerd referentiepunt met de absolute coördinaten X=450
Y=750. Met de cyclus NULPUNTVERSCHUIVING kan het nulpunt tijdelijk
naar de positie X=450, Y=750 worden verschoven, om de boringen
t/m 7) zonder verdere berekeningen te programmeren.
42
(1
t/m 4), waarvan
(5
t/m 7) zijn gerelateerd aan een
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, Palletsbeheer
Z
Y
MIN
Y
1 7
150
0
750
1 6
1 5
-150
320
(5
1 1
325
450
MAX
X
1 3
1 4
1 2
X
900
950