DIEPBOREN (cyclus G83)
1 Het gereedschap boort met de ingegeven aanzet F van de actuele
positie naar de eerste diepte-instelling
2 Vervolgens wordt het gereedschap door de TNC in ijlgang terugge-
trokken en weer verplaatst tot aan de eerste diepte-instelling, ver-
minderd met de voorstopafstand t.
3 De besturing bepaalt de voorstopafstand automatisch:
boordiepte tot 30 mm: t = 0,6 mm
boordiepte boven de 30 mm: t = boordiepte/50
maximale voorstopafstand: 7 mm
4 Aansluitend boort het gereedschap met de ingegeven aanzet F
naar een volgende diepte-instelling
5 De TNC herhaalt dit proces (1 t/m 4), totdat de ingegeven boor-
diepte is bereikt.
6 Op de bodem van de boring trekt de TNC het gereedschap, na de
stilstandstijd voor het vrijmaken, met ijlgang naar de startpositie
terug.
Let vóór het programmeren op het volgende
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie G40 program-
meren.
Positioneerregel op het startpunt in de spilas (veiligheid-
safstand boven het werkstukoppervlak) programmeren.
Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de wer-
krichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogram-
meerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
8
Veiligheidsafstand
gereedschapspunt (startpositie) – werkstukoppervlak
8
Boordiepte
2
pervlak – bodem van de boring (punt van de boor)
8
Diepte-instelling
king heeft op de verplaatsing van het gereedschap.
De boordiepte hoeft geen veelvoud van de diepte-
instelling te zijn. Het gereedschap verplaatst zich in
één beweging naar boordiepte, als
de diepte-instelling gelijk is aan de diepte
de diepte-instelling groter is dan de boordiepte
8
Stilstandstijd in seconden: tijd die het gereed-
schap op de bodem van de boring stilstaat voor het
vrijmaken
8
Aanzet F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap
bij het boren in mm/min
184
1
(incrementeel): afstand
(incrementeel): afstand werkstukop-
3
(incrementeel): maat die betrek-
Z
Voorbeeld: NC-regel
N10 G83 P01 2
P02 -20
P05 500 *
1 1
3
X
2
P03 -8
P04 0
8 Programmeren: cycli