11 Aan het einde van de cyclus verplaatst de TNC het gereedschap in
ijlgang naar de veiligheidsafstand of - indien ingegeven - naar de 2e
veiligheidsafstand
Let vóór het programmeren op het volgende
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie G40 program-
meren.
De voortekens van de cyclusparameters draaddiepte, ver-
zinkingsdiepte resp. diepte aan kopvlakzijde bepalen de
werkrichting. De werkrichting wordt in onderstaande
volgorde bepaald:
1. Draaddiepte
2. Verzinkingsdiepte
3. Diepte aan kopvlakzijde
Als voor een van de diepteparameters 0 wordt gekozen,
voert de TNC deze bewerkingsstap niet uit.
Wanneer aan kopvlakzijde moet worden verzonken, moet
voor de parameter verzinkingsdiepte 0 worden gekozen.
Programmeer de draaddiepte minstens 1/3 x de spoed
kleiner dan de verzinkingsdiepte.
212
8 Programmeren: cycli