Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 410 Bedieningshandboek pagina 223

Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 410:

Advertenties

8
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
onderkant gereedschap - werkstukoppervlak
8
Diepte Q201 (incrementeel): afstand werkstukopperv-
lak – bodem van de boring
8
Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnel-
heid van het gereedschap bij boren op de schroeflijn
in mm/min
8
Verplaatsing per schroeflijn Q334 (incrementeel):
maat waarmee het gereedschap op een schroeflijn
(=360°) telkens wordt verplaatst.
Let erop dat bij een te grote verplaatsing zowel het
gereedschap zelf als het werkstuk wordt beschadigd.
Om te voorkomen dat er een te grote verplaatsing wordt
ingegeven, moet in de gereedschapstabel in de kolom
ANGLE de maximaal mogelijke insteekhoek van het gereed-
schap worden ingegeven, zie „Gereedschapsgegevens",
bladzijde 99. De TNC berekent dan automatisch de maxi-
maal toegestane verplaatsing en verandert eventueel de
door u ingegeven waarde.
8
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördin-
aat werkstukoppervlak
8
Lengte van de 2e veiligheidsafstand Q204 (incremen-
teel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitges-
loten is
8
Nominale diameter Q335 (absoluut): boringdiameter.
Wanneer u voor de nominale diameter en de gereed-
schapsdiameter dezelfde waarde heeft ingegeven,
boort de TNC zonder schroeflijninterpolatie direct
naar de ingegeven diepte.
8
Voorgeboorde diameter Q342 (absoluut): zodra in
Q342 een waarde groter dan 0 wordt ingegeven, con-
troleert de TNC niet langer de verhouding nominale
diameter/gereedschapsdiameter. Hierdoor kunt u
boringen uitfrezen met een diameter die meer dan
twee keer zo groot is dan de gereedschapsdiameter
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
Voorbeeld: NC-regel
N12 G208 Q200=2 Q201=-80 Q206=150
Q334=1.5 Q203=+100 Q204=50 Q335=25
Q342=0 *
197

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tnc 426Tnc 430