UNIVERSEELBOREN (cyclus G203)
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang naar de
ingegeven veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
2 Het gereedschap boort met de ingegeven aanzet F tot de eerste
diepte-instelling.
3 Indien spaanbreken is ingegeven, trekt de TNC het gereedschap
met de ingegeven terugtrekwaarde (bij TNC 410: met de veilig-
heidsafstand) terug. Wanneer zonder spaanbreken gewerkt
wordt, dan verplaatst de TNC het gereedschap met de aanzet
terugtrekken naar de veiligheidsafstand terug, blijft daar staan -
indien ingegeven - en verplaatst aansluitend weer met ijlgang naar
veiligheidsafstand boven de eerste diepte-instelling.
4 Aansluitend boort het gereedschap met aanzet naar de volgende
diepte-instelling. De diepte-instelling wordt met elke verplaatsing
verminderd met de afnamefactor - indien ingegeven.
5 De TNC herhaalt dit proces (2-4), totdat de boordiepte is bereikt
6 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil - indien
ingegeven - voor het vrijmaken en wordt na de stilstandstijd met
de aanzet terugtrekken naar de veiligheidsafstand teruggetrokken.
Indien een 2e veiligheidsafstand is ingegeven, verplaatst de TNC
het gereedschap met ijlgang daarheen
Let vóór het programmeren op het volgende
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie G40 program-
meren.
Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de wer-
krichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogram-
meerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
8
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
gereedschapspunt – werkstukoppervlak
8
Diepte Q201 (incrementeel): afstand werkstukopperv-
lak – bodem van de boring (punt van de boor)
8
Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnel-
heid van het gereedschap bij het boren in mm/min
8
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op de verplaatsing van het gereed-
schap. De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-
instelling te zijn. De TNC verplaatst in één slag naar
diepte als:
de diepte-instelling gelijk is aan de diepte
de diepte-instelling groter is dan de diepte
8
Stilstandstijd boven Q210: tijd in seconden die het
gereedschap op veiligheidsafstand stilstaat, nadat het
door de TNC uit de boring is teruggetrokken om de
spanen te verwijderen
8
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördin-
aat werkstukoppervlak
190
Z
Q210
Q203
Q211
Voorbeeld: NC-regel
N10 G203 Q200=2 Q201=-20 Q206=150
Q202=5 Q210=0 Q203=+20 Q204=50
Q212=0.2 Q213=3 Q205=3 Q211=0.25
Q208=500 Q256=0.2 *
Q206
Q208
Q204
Q200
Q202
Q201
X
8 Programmeren: cycli