8
Nominale diameter Q335: schroefdraad-binnendiame-
ter
8
Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt
rechtse of linkse draad vast:
+= rechtse draad
– = linkse draad
8
Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de draad
8
Boordiepte Q356: (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en gereedschapspunt
8
Aanzet voorpositioneren Q253: verplaatsingssnel-
heid van het gereedschap bij het insteken in het
werkstuk resp. bij het terugtrekken uit het werkstuk
in mm/min
8
Freeswijze Q351: wijze van de freesbewerking bij
M03
+1 = meelopend frezen
–1 = tegenlopend frezen
8
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op de verplaatsing van het gereed-
schap. De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-
instelling te zijn. De TNC verplaatst in één slag naar
diepte als:
de diepte-instelling gelijk is aan de diepte
de diepte-instelling groter is dan de diepte
8
Voorstop-afstand boven Q258 (incrementeel): veilig-
heidsafstand voor ijlgangpositionering, wanneer de
TNC het gereedschap na terugtrekken uit de boring
weer naar de actuele diepte-instelling verplaatst
8
Boordiepte tot spaanbreken Q257 (incrementeel): ver-
plaatsing, nadat de TNC het spaanbreken heeft uitge-
voerd. Geen spaanbreken als 0 is ingegeven
8
Terugtrekken bij spaanbreken Q256 (incrementeel):
waarde waarmee de TNC het gereedschap bij spaan-
breken terugtrekt
8
Diepte aan kopvlakzijde Q358 (incrementeel):
afstand tussen werkstukoppervlak en gereedschaps-
punt bij verzinken aan kopvlakzijde
8
Verspringing verzinken kopvlakzijde Q359 (incre-
menteel): afstand waarmee de TNC het midden van
het gereedschap vanuit het midden van de boring ver-
springt
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
217