7.3 Additionele functies voor
coördinatengegevens
Coördinaten gerelateerd aan de machine
programmeren: M91/M92
Nulpunt meetliniaal
Op de meetliniaal legt één referentiemerk de positie van het nulpunt
van de meetliniaal vast.
Machinenulpunt
Het machinenulpunt wordt gebruikt om:
begrenzingen van verplaatsingen (software-eindschakelaars) vast te
leggen
machinevaste posities (b.v. gereedschapswisselpositie) te benade-
ren
het referentiepunt van het werkstuk vast te leggen
De machinefabrikant geeft voor elke as de afstand tussen het machi-
nenulpunt en het nulpunt van de meetliniaal in een machineparameter
in.
Standaardinstelling
De TNC relateert coördinaten aan het nulpunt van het werkstuk, zie
„Referentiepunt vastleggen (zonder 3D-tastsysteem)", bladzijde 24.
Instelling met M91 – machinenulpunt
Wanneer de coördinaten in de positioneerregels aan het machinenul-
punt gerelateerd moeten worden, geef dan in deze regels M91 in.
De TNC toont de coördinatenwaarden gerelateerd aan het machi-
nenulpunt. In de statusweergave moet de coördinaatweergave op
REF zie „Statusweergaven", bladzijde 10 worden gezet.
Instelling met M92 – Machinereferentiepunt
Behalve het machinenulpunt kan de machinefabrikant nog
een ander machinevaste positie (machinereferentiepunt)
vastleggen.
De machinefabrikant legt voor elke as de afstand tussen
het machinereferentiepunt en het machinenulpunt vast
(zie machinehandboek).
Wanneer de coördinaten in de positioneerregels aan het machinerefe-
rentiepunt moeten worden gerelateerd, geef dan in deze regels M92
in.
Ook met M91 of M92 voert de TNC de radiuscorrectie cor-
rect uit. Er wordt echter geen rekening gehouden met de
gereedschapslengte.
150
X
MP
X (Z,Y)
7 Programmeren: additionele functies