8.2 Puntentabellen (alleen bij
TNC 410)
Toepassing
Wanneer u een cyclus of meerdere cycli na elkaar op een onregelma-
tig puntenpatroon wilt uitvoeren, maakt u puntentabellen.
Als u van boorcycli gebruik maakt, komen de coördinaten van het
bewerkingsvlak in de puntentabel overeen met de coördinaten van de
middelpunten van de boring. Als u van freescycli gebruik maakt,
komen de coördinaten van het bewerkingsvlak in de puntentabel
overeen met de coördinaten van het startpunt van de desbetreffende
cyclus (b.v. coördinaten van het middelpunt van een rondkamer). De
coördinaten in de spilas komen overeen met de coördinaat van het
werkstukoppervlak.
Puntentabel ingeven
Werkstand Programmeren/bewerken kiezen:
Bestandsbeheer oproepen: PGM MGT-toets indruk-
ken
BESTANDSNAAM?
Naam en bestandstype van de puntentabel ingeven,
NEU.PNT
met de ENT-toets bevestigen
Maateenheid kiezen: softkey MM of INCH indrukken.
De TNC schakelt over naar het programmavenster en
toont een lege puntentabel
Met de softkey REGEL TUSSENVOEGEN een nieuwe
regel tussenvoegen en de coördinaten van de gewen-
ste bewerkingsplaats ingeven
Deze stap herhalen totdat alle gewenste coördinaten zijn ingegeven
Met de softkeys X UIT/AAN, Y UIT/AAN, Z UIT/AAN
(tweede softkey-balk) wordt vastgelegd welke coördina-
ten in de puntentabel kunnen worden ingegeven.
178
8 Programmeren: cycli