Handleiding elektrische auto
RIJDEN MET EEN ELEKTRISCHE AUTO
Starten van de auto
1. Neem, terwijl u de Smart Key bij u
draagt, plaats in de bestuurders‐
stoel.
2. Doe voor het starten van de auto
de veiligheidsgordel om.
3. Activeer de parkeerrem.
4. Schakel alle elektrische systemen
UIT.
5. Controleer de positie van het gas‐
pedaal en het rempedaal en of u
hier met uw rechtervoet goed bij
kunt komen.
6. Trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt.
7. Schakel naar stand P (parkeren)
terwijl u het rempedaal ingetrapt
houdt.
8. Trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt terwijl u de toets POWER
(start) indrukt.
1-50
9. Als het controlelampje
kunt u wegrijden met de auto. Als
het controlelampje
kunt u niet wegrijden met de auto.
Start de auto nogmaals.
10. Houd het rempedaal ingetrapt en
schakel naar de gewenste stand.
11. Deactiveer de parkeerrem en laat
het rempedaal langzaam opkomen.
Controleer of de auto zachtjes naar
voren rijdt en trap dan het gaspe‐
daal in.
Uitzetten van de auto
1. Houd het rempedaal ingetrapt als
de auto stilstaat.
2. Schakel naar stand P (parkeren)
terwijl u het rempedaal ingetrapt
houdt.
3. Activeer bij ingetrapt rempedaal de
parkeerrem.
4. Houd het rempedaal ingetrapt, druk
op de toets POWER (start) en scha‐
kel de auto uit.
brandt,
niet brandt,
5. Controleer of het controlelampje
op het instrumentenpaneel uit
gaat. Als het controlelampje
brandt en de versnelling in een an‐
dere stand dan stand P (parkeren)
staat, kan de bestuurder per onge‐
luk het gaspedaal intrappen, waar‐
door de auto onverwacht in bewe‐
ging komt.