Automatische verlichting
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en ko‐
plampen automatisch in- of uitgescha‐
keld, afhankelijk van hoe donker het
buiten is.
LET OP
• Bedek de sensor (1) op het dash‐
board nooit. Daarmee zorgt u voor
een betere werking van de auto‐
matische verlichting.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Gebruik voor het reinigen van de
sensor geen ruitenreiniger. Deze
kan een dunne laag achter op de
sensor achterlaten, waardoor deze
niet meer goed werkt.
• Als de voorruit van uw auto getint
glas heeft of is voorzien van een
metaalhoudende coating, functio‐
neert het automatische verlich‐
tingssysteem mogelijk niet goed.
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. De arm
zal terugkeren in zijn oorspronkelijke
positie.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om het
grootlicht uit te schakelen. De arm zal
terugkeren in zijn oorspronkelijke posi‐
tie.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, moet u de verlichting niet lange‐
re tijd te laten branden terwijl de auto
niet is ingeschakeld.
5
5-95