• Als u met de auto door plassen rijdt,
worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De rem‐
weg van uw auto wordt langer als de
remmen nat zijn. Ook kan de auto tij‐
dens het remmen naar één kant trek‐
ken als de remmen nat zijn.
U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer nor‐
maal. Als het remsysteem daarna
niet normaal werkt, breng dan de au‐
to zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en laat het voer‐
tuig nakijken door een professionele
werkplaats.
Kia raadt aan om een officiële Kia-
dealer/servicepartner te bellen.
• Zet de transmissie tijdens het afrij‐
den van een helling niet in de vrij‐
stand. Dit is bijzonder gevaarlijk. Rijd
met een ingeschakelde versnelling,
gebruik het remsysteem om de snel‐
heid te verlagen en schakel vervol‐
gens een lagere versnelling in. Door
tevens op de motor af te remmen,
kunt u de snelheid op een veilige ma‐
nier verlagen.
• Houd het rempedaal niet langdurig
achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren om‐
dat het remsysteem hierdoor over‐
verhit kan raken, waardoor de rem‐
werking minder wordt. Verder zorgt
het ingetrapt houden van het rem‐
systeem voor extra slijtage aan on‐
derdelen van het remsysteem.
• Trap het rempedaal geleidelijk in en
verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
• Neem de nodige voorzorgsmaatrege‐
len in acht bij het parkeren op een
helling.
Activeer
de
parkeerrem
krachtig en zet de selectieknop in
stand P. Draai de voorwielen naar de
stoeprand als de auto met de voorzij‐
de naar beneden wijst, om te voorko‐
men dat de auto wegrolt. Draai de
voorwielen naar de stoeprand als de
auto met de voorzijde naar beneden
wijst, om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Draai de voorwielen van de stoeprand
af als de auto met de voorzijde naar
boven wijst, om te voorkomen dat de
auto wegrolt. Als er geen geschikte
stoeprand naast de weg aanwezig is
die de auto tegen kan houden, leg dan
blokken voor de wielen.
• Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde toe‐
stand vastvriezen. De kans daarop is
het grootst als er rond de achterrem‐
men sprake is van een opeenhoping
van sneeuw of ijs of als de remmen
nat zijn. Als de kans bestaat dat de
parkeerrem vast gaat vriezen, ge‐
bruik hem dan alleen maar tijdelijk tij‐
dens het in stand P zetten van de se‐
lectieknop en blokkeer de achterwie‐
len zodat de auto niet kan gaan rol‐
len. Deactiveer daarna de parkeer‐
rem.
6
6-47