Advertenties
4. Het High Beam Assist-systeem
wordt ingeschakeld wanneer de rij‐
snelheid hoger is dan 40 km/h .
5. Hieronder staat nadere informatie
over het bedienen van de lichtscha‐
kelaar terwijl de High Beam Assist
is ingeschakeld.
1. Als u de lichtschakelaar van zich
af duwt, schakelt de High Beam
Assist uit en brandt het groot‐
licht continu.
2. Als u de lichtschakelaar naar zich
toe trekt terwijl het grootlicht
uitstaat,
blijft
het
branden en schakelt de High Be‐
am Assist niet uit. (Als u uw han‐
den van de schakelaar afhaalt,
beweegt de hendel naar het
midden en schakelt het groot‐
licht uit.)
3. Als u de lichtschakelaar naar zich
toe trekt terwijl het grootlicht
aan staat dankzij de High Beam
Assist, gaat het dimlicht aan en
schakelt de High Beam Assist uit.
4. Als de lichtschakelaar in de ko‐
plampstand (
) wordt gezet
vanuit de AUTO-stand, schakelt
de High Beam Assist uit en
brandt het dimlicht continu.
In de volgende gevallen wordt van
grootlicht overgeschakeld op dimlicht
terwijl de High Beam Assist actief is.
Als de koplampen van tegemoetko‐
-
mend verkeer worden gedetecteerd.
Als de achterlichten van de voorligger
-
worden gedetecteerd.
Als de koplamp/het achterlicht van
-
een fiets/motorfiets wordt gedetec‐
teerd.
Als de omgeving zo helder is dat er
-
geen koplampen nodig zijn.
Als straatverlichting of andere ver‐
-
grootlicht
lichting wordt gedetecteerd.
Als de lichtschakelaar niet in de stand
-
AUTO staat.
Wanneer de rijsnelheid lager is dan
-
30 km/h .
Waarschuwingslampje en -melding
Wanneer de High Beam Assist niet cor‐
rect werkt, zal de waarschuwingsmel‐
ding ("Check High Beam Assist (HBA)
system" (check systeem voor koplam‐
phulp (HBA))) gedurende enkele secon‐
den worden weergegeven. Nadat de
melding is verdwenen, gaat het hoofd‐
waarschuwingslampje (
Laat het systeem nakijken door een
professionele werkplaats. Kia raadt aan
om een officiële Kia-dealer/servicepart‐
ner te bezoeken.
LET OP
De bestuurder moet voorzichtig zijn
in de onderstaande situaties, omdat
het systeem onder de volgende om‐
standigheden mogelijk niet werkt.
• Wanneer de verlichting van een te‐
gemoetkomende auto of voorlig‐
ger slecht werkt
• Als het licht van het tegemoetko‐
mende verkeer of de voorligger
niet wordt gedetecteerd, omdat
het licht beschadigd of omdat het
aan het oog onttrokken is enz.
• De lamp van een tegemoetkomen‐
de auto of voorligger is bedekt
met stof, sneeuw of water.
• Wanneer de koplampen van de
voorligger uit zijn, maar de mis‐
tlampen aan, enz.
• Wanneer externe factoren een rol
spelen
(Vervolg)
) branden.
5
5-99
Advertenties
