Met uw auto rijden
Voertuigen herkennen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen door de sensor niet worden
herkend:
- Smalle voertuigen zoals motorfietsen
of fietsen
- Voertuigen die aan de zijkant van de
rijstrook rijden
- Langzaam
rijdende
voertuigen
voertuigen die plotseling afremmen
- Gestopte voertuigen (Wanneer de
voorligger wegrijdt, detecteert het
systeem een gestopt voertuig moge‐
lijk niet.)
- Voertuigen met een klein achterpro‐
fiel zoals aanhangers zonder lading
6-26
Een voorligger kan in de volgende situ‐
aties door de sensoren niet juist wor‐
den herkend:
- Als het voertuig naar achteren over‐
helt door een te zware lading in de
bagageruimte
- Terwijl het stuur wordt bediend
- Als u aan de zijkant van de rijstrook
rijdt
- Bij het rijden op smalle weggetjes of
in bochten
Trap indien nodig het rempedaal of gas‐
pedaal in.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatre‐
gelen wanneer u het Slim regenera‐
tief remsysteem gebruikt:
• Wanneer een noodstop noodzake‐
lijk is, moet u het rempedaal in‐
of
trappen.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Houd een veilige afstand aan over‐
eenkomstig de wegomstandighe‐
den en de rijsnelheid. Als de tus‐
senafstand tijdens het rijden met
hoge snelheden te klein wordt, kan
een ernstige aanrijding het gevolg
zijn.
• Zorg dat u voldoende remafstand
heeft en rem indien nodig af door
het rempedaal in te trappen.
• Het Slim regeneratief remsysteem
kan een stilstaande auto, voetgan‐
gers of een tegemoetkomende au‐
to niet herkennen. Wees voorzich‐
tig en kijk altijd vooruit om te
voorkomen dat zich onverwachte
en plotselinge situaties voordoen.
• Wanneer voertuigen die vóór u rij‐
den regelmatig van rijstrook wis‐
selen, kan dit zorgen voor een ver‐
traging in de reactie van het sys‐
teem of kan het systeem reageren
op een voertuig dat zich in werke‐
lijkheid op een naastgelegen rijst‐
rook bevindt. Rijd voorzichtig om
te voorkomen dat zich onverwach‐
te en plotselinge situaties voor‐
doen.
(Vervolg)