Kenmerken van uw auto
VERWARMINGS- EN VENTILATIESYSTEEM
Werking systeem
Ventileren
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand
.
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in
met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de ge‐
wenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
Verwarmen
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand
.
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in
met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de ge‐
wenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
5. Als u de uitstromende lucht ge‐
droogd wilt hebben, kunt u het air‐
conditioningssysteem
(indien van toepassing).
5-112
Tips voor gebruik
• Om te voorkomen dat stof of onaan‐
gename geuren in het interieur van
de auto terechtkomen, kan de scha‐
kelaar voor de luchttoevoer tijdelijk in
de stand recirculatie worden gezet.
Selecteer de stand buitenlucht weer
zodra de bron van irritatie gepas‐
seerd is om weer frisse lucht toe te
laten tot het interieur. Frisse lucht is
beter voor de fysieke gesteldheid van
de bestuurder en bovendien aange‐
namer.
• De lucht voor het verwarmings- en
ventilatiesysteem wordt aangevoerd
via de roosters in de paravan onder
de voorruit. Zorg er daarom voor dat
deze roosters niet worden geblok‐
keerd door bladeren, sneeuw of an‐
dere objecten.
• Voorkom dat de voorruit beslaat door
de stand buitenlucht te selecteren, de
aanjager in de gewenste stand te
zetten, de airconditioning in te scha‐
kelen en de gewenste temperatuur in
aanzetten
te stellen.
• Schakel de stand
voorruit beslaat.
LET OP
Wanneer de aanjager wordt bediend
terwijl de toets POWER (start) in
stand ON staat, kan de accu ontla‐
den raken. Bedien de aanjager wan‐
neer de auto is ingeschakeld.
Airconditioning
Kia-airconditioningssystemen zijn ge‐
vuld
met
R1234yf.
1. Start de auto. Druk op toets A/C.
2. Zet de luchtcirculatietoets in stand
.
3. Schakel de stand BUITENLUCHT of
RECIRCULATIE in met de toets
luchttoevoer.
4. Stel de aanjagersnelheid en de
temperatuur bij om een maximaal
comfort te bereiken.
in wanneer de
koudemiddel
R-134a
of