Het systeem wordt uitgeschakeld wan‐
neer:
• U kunt van rijstrook wisselen met de
richtingaanwijzer.
- De richtingaanwijzer gebruiken om
van rijstrook te wisselen.
- Als u van rijstrook wisselt zonder
de richtingaanwijzer aan te zetten,
neemt het systeem de besturing
mogelijk over.
• Het LKA-systeem kan overschakelen
op stuurbekrachtiging wanneer de
auto dichtbij het midden van de rijst‐
rook rijdt nadat het systeem is aan‐
gezet of van rijstrook is gewisseld.
Het LKA-systeem kan het sturen niet
bekrachtigen als het voertuig voort‐
durend te dichtbij de rijstrookmarke‐
ring rijdt voordat hij overschakelt op
de stuurbekrachtiging.
• De bediening van de ESC (elektroni‐
sche stabiliteitsregeling) of de VSM
(voertuigstabiliteitsregeling) zijn ge‐
activeerd.
• De besturing wordt niet ondersteund
wanneer u met hoge snelheid een
scherpe bocht neemt.
• Het sturen wordt niet bekrachtigd
wanneer de auto langzamer rijdt dan
55 km/h en sneller dan 200 km/h .
• De besturing wordt niet ondersteund
wanneer u snel van rijstrook wisselt.
• De besturing wordt niet ondersteund
wanneer u plotseling remt.
• Het sturen wordt niet bekrachtigd
wanneer de rijstrook zeer breed of
smal is.
• Het sturen wordt niet bekrachtigd
wanneer slechts aan één kant van de
rijstrook een markering wordt gesig‐
naleerd.
• Er zijn meer dan twee rijstrookmar‐
keringen, zoals bij een bouwterrein.
• De kromming van een bocht is te
flauw.
• Wanneer u plotseling aan het stuur
draait, wordt het LKA-systeem tijde‐
lijk uitgeschakeld.
• Als u op een steile helling of heuvel
rijdt.
Aandacht van de bestuurder
In onderstaande gevallen dient de be‐
stuurder voorzichtigheid te betrachten,
omdat het systeem de rijstrookmarke‐
ring niet goed herkent:
Wanneer de rijstrook en de weg in
slechte staat zijn
• Het is moeilijk om de rijstrookmarke‐
ring of de rand van de weg te onder‐
scheiden omdat deze onder een laag
stof of zand zit.
• De kleur van de rijstrookmarkering
lastig te onderscheiden is ten opzich‐
te van het wegdek.
• Er iets is wat op een rijstrookmarke‐
ring lijkt.
• De rijstrookmarkering of rand van de
weg is onduidelijk of beschadigd.
• Het aantal rijstroken toe-/afneemt of
de rijstrookmarkeringen elkaar krui‐
sen (zoals wanneer u door een tolsta‐
tion rijdt of over een samengevoeg‐
de/gesplitste rijstrook).
• Er meer dan twee rijstrookmarkerin‐
gen zijn.
• De rijstrookmarkering zeer breed of
smal is.
• De rijstrookmarkering of rand van de
weg is als gevolg van sneeuw, regen,
verkleuring, een plas of andere oorza‐
ken niet zichtbaar.
6
6-73