Onderhoud
ZWARE RIJOMSTANDIGHEDEN
A:
Herhaaldelijk rijden van korte afstanden van minder dan 8 km bij normale temperaturen of minder dan 16 km bij lage
temperaturen.
B:
Langdurig rijden met lage snelheden.
C:
Rijden op slechte, stoffige, modderige en onverharde wegen, grindwegen of wegen waarop pekel gestrooid is.
D:
Rijden in gebieden waar pekel of andere agressieve stoffen worden gebruikt of rijden onder zeer koude weersomstan‐
digheden
E:
Rijden onder erg stoffige omstandigheden
F:
Filerijden
G:
Hellingen op of af rijden of op bergwegen rijden.
H:
Bij het rijden met een aanhanger of met een camperopbouw.
I:
Politieauto's, taxi's, bedrijfsauto's of bij het slepen van een auto.
J:
Rijden onder winterse omstandigheden.
K:
Sneller rijden dan 170 km/h .
L:
Veel filerijden.
8-16