(Vervolg)
• Een te hoge bandenspanning heeft
een negatieve invloed op het rij‐
comfort en zorgt voor een ver‐
hoogde slijtage in het midden van
het loopvlak. Bovendien bestaat er
een grotere kans op beschadiging
door oneffenheden in het wegdek.
• Wanneer banden warm zijn, zal de
bandenspanning normaal gespro‐
ken 28 tot 41 kPa hoger zijn dan
wanneer ze koud zijn. Laat om de
banden op de juiste spanning te
brengen geen lucht ontsnappen uit
warme banden. Hierdoor zal de
bandenspanning te laag worden.
• Vergeet niet de ventieldopjes terug
te plaatsen. Zonder het ventiel‐
dopje kan er vuil en vocht in het
ventiel komen, waardoor lucht kan
ontsnappen. Zorg bij verlies van
een ventieldopje zo snel mogelijk
voor een nieuw exemplaar.
WAARSCHUWING
n Bandenspanning
(Vervolg)
(Vervolg)
Een te hoge of een te lage banden‐
spanning reduceert de levensduur
van de banden, beïnvloedt de rijei‐
genschappen van de auto in negatie‐
ve zin en kan tot onverwachte band‐
problemen leiden. Hierdoor bestaat
de kans dat u de macht over de auto
verliest en letsel oploopt.
LET OP
n Bandenspanning
Let altijd op het volgende:
• Controleer de bandenspanning bij
koude banden. (Nadat er de laatste
drie uur niet met de auto is gere‐
den of niet meer dan 1,6 km.
• Controleer ook altijd de spanning
van het reservewiel.
• Overschrijd het laadvermogen van
de auto niet. Plaats niet te veel
bagage op het roof rack als uw au‐
to hiermee is uitgerust.
• Versleten, oude banden kunnen
ongelukken veroorzaken. Vervang
een band als het profiel erg versle‐
ten is of als de band beschadigd is.
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning min‐
stens eenmaal per maand.
Controleer ook de spanning van het re‐
servewiel.
Controle
Gebruik een goede kwaliteit meter om
de bandenspanning te meten. Het is
onmogelijk de bandenspanning te be‐
oordelen door alleen naar de banden te
kijken. Radiaalbanden lijken ook op de
juiste spanning te zijn als de banden‐
spanning te laag is.
Controleer de bandenspanning bij koude
banden. - "Koude" banden wil zeggen
dat er de laatste drie uur niet met de
auto is gereden of niet meer dan
1,6 km.
Verwijder de ventieldop. Druk de ban‐
denspanningsmeter stevig op het ven‐
tiel om de spanning te meten. Als de
bandenspanning overeenkomt met de
aanbevolen druk op de band en het in‐
formatielabel, hoeft hij niet te worden
aangepast. Corrigeer de bandenspan‐
ning tot het aanbevolen niveau als de
spanning te laag is.
8
8-29