Airbag bestuurder en
voorpassagier
Uw auto is uitgerust met een aanvul‐
lend veiligheidssysteem (SRS) en drie‐
puntsgordels voor zowel de bestuurder
als de voorpassagier.
Dat uw auto is voorzien van een derge‐
lijk systeem blijkt uit de letters AIRBAG
op het stuurwielkussen en op het pa‐
neel aan passagierszijde boven het
dashboardkastje.
Het aanvullend veiligheidssysteem be‐
staat uit airbags die zich bevinden in
het stuurwiel en boven het dashboard‐
kastje.
Het doel van de airbags is om de be‐
stuurder en/of de voorpassagier een
aanvullende bescherming te bieden
naast de bescherming die wordt gebo‐
den door de veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING
Maak altijd gebruik van de veilig‐
heidsgordels en, indien van toepas‐
sing, van kinderzitjes; iedere keer, bij
iedere reis en voor iedereen! De air‐
bags worden met aanzienlijke kracht
in een zeer korte tijd gevuld. De vei‐
ligheidsgordel houden de inzittenden
in de juiste positie, zodat ze optimaal
kunnen profiteren van de airbags.
Ook in een auto met airbags kunnen
de inzittenden ernstig letsel oplopen
tijdens het activeren van de airbag
als de inzittenden de gordels niet of
niet op de juiste wijze dragen. Volg
altijd de voorzorgsmaatregelen met
betrekking
tot
veiligheidsgordels,
airbags en de veiligheid voor de inzit‐
tenden in dit instructieboekje zorg‐
vuldig op.
Om de kans op ernstig of dodelijk
letsel te beperken en optimaal te
profiteren van het aanvullend veilig‐
heidssysteem:
• ABC - Zorg dat kinderen op de 2e
zitrij altijd de veiligheidsgordels
dragen. Dat is de veiligste plaats
voor kinderen van alle leeftijden.
(Vervolg)
4
4-51