Met uw auto rijden
• 0 km/h ~ 160 km/h : als er wel
een voorligger is
3. Beweeg
de
schakelaar
(naar SET-) en laat hem los bij de
gewenste snelheid. De ingestelde
snelheid en de tussenafstand op
het LCD-display gaan branden.
4. Laat het gaspedaal los. De gewen‐
ste snelheid wordt nu automatisch
aangehouden.
Zodra het systeem in werking treedt,
gaat het controlelampje ( ) op het in‐
strumentenpaneel branden.
Het controlelampje brandt naargelang
de systeemstatus in de volgende kleu‐
ren.
Groen: actief
6-122
Wit: stand-by
Zie "Smart Cruise Control (SCC)" op
bladzijde 6-100 voor meer SCC-instel‐
lingen en informatie.
Het LFA-systeem activeren
Als het voertuig zich binnen de rijstrook
bevindt en beide rijstroken worden door
het systeem herkend en de bestuurder
maakt geen scherpe stuurbewegingen,
dan gaat het LFA-systeem over naar de
stuurbekrachtigingsmodus. Het contro‐
lelampje wordt groen en het systeem
ondersteunt het sturen om het voer‐
tuig in zijn rijstrook te houden.
Wanneer de controle over het stuur tij‐
omlaag
delijk uitstaat, knippert het controle‐
lampje in het groen en wordt het wit.
Wanneer beide rijstroken niet worden
herkend door het systeem, regelt het
systeem het stuurwiel in beperkte ma‐
te, of er nu een voorligger is of niet.
WAARSCHUWING
Het LFA-systeem zorgt ervoor dat
het voertuig op zijn rijstrook blijft.
Het LFA-systeem garandeert niet
(Vervolg)
(Vervolg)
100% veiligheid. Neem beslissingen
op de weg op grond van de omstan‐
digheden en denk altijd om de veilig‐
heid. Vertrouw nooit volledig op uw
LFA-systeem.
Waarschuwing
Als u tijdens het rijden het stuur loslaat
terwijl het LFA-systeem het sturen on‐
dersteunt, wordt de losse-handen‐
waarschuwing geactiveerd.