Wat te doen in een noodgeval
niet wanneer het wiel en de band
beschadigd zijn.
LET OP
n Bandenspanning
Ga niet rijden als de bandenspanning
lager is dan 250 kPa (2,5 bar). Dit
kan leiden tot een ongeluk doordat
de band het plotseling begeeft.
10. Schakel de compressor uit.
11. Verwijder de vulslang van de fles
met dichtmiddel en van het ventiel
van de band.
Plaats de bandenreparatieset TMK te‐
rug in het opbergvak in de auto.
WAARSCHUWING
n Koolmonoxide
Als de motor draait in een niet- of
onvoldoende geventileerde ruimte
(zoals in een gebouw), bestaat er
gevaar voor koolmonoxidevergifti‐
ging en verstikking.
7-18
Het dichtmiddel verdelen
12. Rijd direct ongeveer 7~10 km of on‐
geveer 10 minuten) om het dicht‐
middel in de band gelijkmatig te
verdelen.
LET OP
Rijd hierbij niet harder dan 60 km/h.
Rijd indien mogelijk niet langzamer
dan 20 km/h.
Als u tijdens het rijden ongewone
trillingen opmerkt, een abnormaal
rijgedrag
ervaart
of
hoort, verlaag dan uw snelheid en
(Vervolg)
(Vervolg)
rijd voorzichtig verder tot u de auto
op een veilige plaats tot stilstand
kunt brengen. Schakel in dat geval
een hulpdienst in.
Wanneer u de bandenreparatieset
gebruikt, kunnen de bandenspan‐
ningssensoren en het wiel worden
bevuild met dichtmiddel. Verwijder
daarom het wiel en de bandenspan‐
ningssensors die bevuild zijn met
dichtmiddel en laat het voertuig na‐
kijken door een professionele werk‐
plaats. Kia raadt aan om een officiële
Kia-dealer/servicepartner te bezoe‐
ken.
Bandenspanning controleren
1. Stop na ongeveer 7~10 km (onge‐
veer 10 minuten) gereden te heb‐
ben op een geschikte plaats.
2. Sluit de vulslang (3) van de com‐
pressor rechtstreeks aan (aan de
zijde van de bevestigingsklem) en
sluit de vulslang (3) (overliggende
zijde) daarna aan op het ventiel van
bijgeluiden
de band.