Wat te doen in een noodgeval
CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
1. Waarschuwingslampje lage banden‐
spanning / controlelampje storing
TPMS
2. Indicatie positie lage bandenspan‐
ning (op LCD-display)
7-08
Controleer de bandenspanning
• U kunt de bandenspanning controle‐
ren via de assistentiemodus op het
instrumentenpaneel.
- Zie
"Gebruikersinstellingen"
bladzijde 5-53
• De bandenspanning wordt 1 tot 2 mi‐
nuten na het rijden weergegeven.
• Als de bandenspanning niet wordt
weergegeven als het voertuig tot stil‐
stand is gebracht, verschijnt het be‐
richt "Drive to display" (Rijd om weer
te geven). Controleer na het rijden de
bandenspanning.
• U kunt de eenheid voor de banden‐
spanning op het instrumentenpaneel
wijzigen via de Gebruikersinstellingen.
- psi, kPa, bar (zie "Gebruikersinstel‐
lingen" op bladzijde 5-53).
Controleer iedere maand bij koude ban‐
den of de bandenspanning van alle ban‐
den, inclusief het reservewiel (indien
van toepassing), overeenkomt met de
aanbevolen spanning op het voertuig‐
plaatje of het bandenspanningslabel.
(Als de bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of het bandenspan‐
ningslabel, dient u de juiste spanning
voor deze banden te bepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto uitge‐
rust met een controlesysteem lage
bandenspanning (TPMS) dat ervoor
zorgt dat een waarschuwingslampje la‐
ge bandenspanning gaat branden wan‐
op
neer de bandenspanning van een of
meerdere band(en) aanmerkelijk te laag
is. Wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op de
juiste spanning te brengen. Rijden op
banden waarvan de bandenspanning te
laag is, heeft oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te lage
bandenspanning
levert
brandstofverbruik op, verkort de le‐
vensduur van de banden en heeft mo‐
gelijk invloed op de rijeigenschappen
van de auto en de remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging van
onderhoud van de banden te worden
gebruikt. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder dat de banden op de
juiste spanning zijn, ook al is de banden‐
spanning nog niet zo laag dat het waar‐
schuwingslampje gaat branden.
een
hoger