Met uw auto rijden
VÓÓR HET RIJDEN
Vóór het instappen
• Zorg ervoor dat alle ruiten, buiten‐
spiegel(s) en lampen schoon zijn.
• Controleer de toestand van de ban‐
den.
• Kijk onder de auto of er geen sporen
van lekkage te zien zijn.
• Controleer of er zich geen obstakels
achter de auto bevinden wanneer u
achteruit wilt rijden.
Vóór het starten
• Sluit alle portieren.
• Verstel de stoel zodanig dat u alle be‐
dieningsorganen gemakkelijk kunt be‐
reiken.
• Stel de binnen- en buitenspiegels af.
• Controleer of alle verlichting werkt.
• Controleer alle instrumenten.
• Controleer de werking van de waar‐
schuwingslampjes als de toets PO‐
WER (start) in stand ON wordt gezet.
• Ontgrendel de parkeerrem en contro‐
leer of het waarschuwingslampje van
het remsysteem uit gaat.
6-04
Voor een veilig gebruik is het noodzake‐
lijk dat u volledig vertrouwd bent met
uw auto en de bedieningsorganen.
WAARSCHUWING
Alle inzittenden moeten tijdens het
rijden de veiligheidsgordel op de juis‐
te manier dragen. Zie "Veiligheids‐
gordels" op bladzijde 4-17 voor meer
informatie over het juiste gebruik
van de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING
Controleer altijd de omgeving rond
de auto op de aanwezigheid van per‐
sonen, in het bijzonder kinderen,
voordat u de transmissie in stand D
(rijden) of R (achteruit) zet.
WAARSCHUWING
n Rijden onder invloed van alco‐
hol of drugs
(Vervolg)
(Vervolg)
Rijden onder invloed is gevaarlijk. Rij‐
den onder invloed is de belangrijkste
doodsoorzaak in het verkeer. Zelfs
een geringe hoeveelheid alcohol ver‐
mindert het reactie-, waarnemings-
en beoordelingsvermogen. Rijden on‐
der invloed van drugs is minstens
even gevaarlijk als rijden onder in‐
vloed van alcohol.
De kans op een ernstig ongeval is ve‐
le malen groter als u gaat rijden on‐
der invloed van alcohol of drugs.
Ga niet rijden als u gedronken heeft
of drugs heeft gebruikt. Rijd ook niet
mee met een bestuurder die onder
invloed van alcohol of drugs is. Be‐
paal van tevoren wie er rijdt of neem
een taxi.