• Trek niet in de dwarsrichting of in
verticale richting aan het sleepoog.
Anders kan het sleepoog beschadigd
raken. Trek alleen in de lengterichting
van de auto.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het slepen van
de auto.
-
Probeer abrupt optrekken en
remmen, alsmede vreemde ma‐
noeuvres te voorkomen, zodat
de sleepkabel of -ketting en de
sleepogen niet te zwaar worden
belast. Anders kunnen ze breken,
waardoor ernstig letsel of scha‐
de kan ontstaan.
-
Als er nauwelijks beweging in de
auto zit, ga dan niet onnodig
door met slepen. We adviseren u
contact op te nemen met een
officiële Kia-dealer of een des‐
kundig bergingsbedrijf voor hulp.
-
Sleep de auto zo recht mogelijk
naar voren.
-
Blijf op veilige afstand van de au‐
to tijdens het slepen.
• Gebruik een sleepkabel van maximaal
5 m. Bevestig een witte of rode doek
(ongeveer 30 cm lang) in het midden
van de sleepkabel zodat deze niet
over het hoofd wordt gezien.
• Rijd voorzichtig tijdens het slepen om
te voorkomen dat de sleepkabel slap
komt te hangen.
• Tijdens het slepen moet de bestuur‐
der in het gesleepte voertuig zitten
om te sturen en remmen en mogen
er geen andere passagiers in zitten.
Voorzorgsmaatregelen bij slepen in
een noodgeval
• Zet de toets POWER (start) in stand
ACC, zodat het stuurslot niet kan
worden ingeschakeld.
• Zet de selectieknop in stand N (neu‐
traal).
• Ontgrendel de parkeerrem.
• Vanwege de verminderde remwer‐
king, moet u harder op het rempedaal
trappen.
• Het sturen gaat zwaarder omdat de
stuurbekrachtiging niet werkt.
• Tijdens een afdaling kunnen de rem‐
men oververhit raken, waardoor de
remwerking afneemt. Stop in dat ge‐
val regelmatig om de remmen af te
laten koelen.
• Het voertuig moet gesleept worden
met een snelheid van maximaal
25 km/h binnen een afstand van
20 km.
7
7-25