I/O
CHOOSE
Programmeren
I/O-opdrachten worden gebruikt voor het invoeren van
gegevens in een programma en voor het uitvoeren van
gegevens vanuit een programma. Deze opdrachten
maken interactie tussen gebruikers en programma's
mogelijk.
Met deze opdrachten worden de matrix- en lijsteditors
gestart.
Syntaxis: CHOOSE(var, "title", "item1",
"item2",...,"itemn")
Hiermee wordt een keuzevak weergegeven met de titel en
de opgegeven items om te kiezen. Als de gebruiker een
object selecteert, wordt de variabele waarvan de naam
wordt opgegeven, bijgewerkt met het nummer van het
geselecteerde object (een geheel getal, 1, 2, 3, ...) of 0
als de gebruiker op
Hiermee wordt waar (niet nul) geretourneerd als de
gebruiker een object selecteert; anders wordt onwaar (0)
geretourneerd.
Voorbeeld:
CHOOSE
(N,"PickHero",
"Euler","Gauss
","Newton");
IF N==1 THEN
PRINT("U hebt
Euler
gekozen") ELSE
IF N==2 THEN PRINT("U hebt Gauss
gekozen");ELSE PRINT("U hebt Newton
gekozen");
END;
END;
Na uitvoering van CHOOSE wordt de waarde van n
bijgewerkt zodat deze 0, 1, 2 of 3 bevat. Met de opdracht
IF THEN ELSE wordt de naam van de geselecteerde
persoon afgedrukt op de terminal.
tikt.
617