Expressies invoeren
Voorbeeld
Aan de slag
In de volgende voorbeelden wordt uitgegaan van de
invoermodus Tekstboek.
Een expressie kan getallen, functies en variabelen
•
bevatten.
Als u een functie wilt invoeren, drukt u op de
•
bijbehorende toets of opent u een werksetmenu en
selecteert u de gewenste functie. U kunt ook een
functie invoeren door de naam ervan te typen met
behulp van de alfabetische toetsen.
Wanneer u de expressie volledig hebt ingevoerd,
•
drukt u op
E
Als u een fout maakt bij het invoeren van een expressie,
kunt u:
het teken links van de cursor wissen door op
•
drukken;
het teken rechts van de cursor wissen door op
•
S C
te drukken;
de gehele invoerregel wissen door op
•
drukken.
2
23
–
14 8
Berekenen
--------------------------- -
3 –
23
jw
14
R
j
8
>>nQ
45
>h
E
Dit voorbeeld illustreert
een aantal belangrijke
punten waarmee u
rekening moet houden:
het belang van scheidingstekens (zoals haakjes);
•
de juiste invoer van negatieve getallen;
•
het gebruik van impliciete versus expliciete
•
vermenigvuldiging.
om deze te evalueren.
(
)
ln
45
S
3
te
C
O
of
J
te
43