Algemene functies van toepassingen
CHECK
UNCHECK
418
Naast de toepassingsfuncties die specifiek voor elke
toepassing gelden, hebben de volgende toepassingen twee
functies gemeen:
Functie
•
Oplossen
•
Parametrisch
•
Polair
•
Rij
•
Geavanceerde grafieken
•
Hiermee wordt de variabele Symbn in de symbolische weergave
ingeschakeld. Symbn kan de volgende waarden hebben:
F0-F9—voor de app Functie
•
E0-E9—voor de app Oplossen
•
H1-H5—voor de app 1var. statistieken
•
S1-S5—voor de app 2var. statistieken
•
X0/Y0-X9/Y9—voor de app Parametrisch
•
R0-R9—voor de app Polair
•
U0-U9—voor de app Rij
•
CHECK(Symbn)
Voorbeeld:
CHECK(F1) schakelt de variabele F1 in de symbolische
weergave van de app Functie in. Het resultaat is dat F1(X) wordt
getekend in de plotweergave en een kolom met functiewaarden
heeft in de numerieke weergave van de app Functie.
Hiermee wordt de variabele Symbn in de symbolische
weergave uitgeschakeld.
UNCHECK(Symbn)
Voorbeeld:
UNCHECK(R1) schakelt de variabele R1 in de symbolische
weergave van de app Functie in. Het resultaat is dat R1(θ) niet
wordt getekend in de plotweergave en niet wordt
weergegeven in de numerieke weergave van de app Polair.
Functies en opdrachten