Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Verberg thumbnails Zie ook voor Prime:
Inhoudsopgave

Advertenties

Trace

Een plot
selecteren
Evalueren
van een
definitie
Een inleiding tot HP apps
Trig
Trig
[Bereik: Geavanceerde grafieken, Functie, Parametrisch, Polair,
Rij, Oplossen, 1var. statistieken en 2var. statistieken.]
Met de traceerfunctionaliteit kunt
u een cursor (de traceercursor)
over de huidige grafiek
bewegen. U verplaatst de
traceercursor door te drukken op
of
. U kunt de
<
>
traceercursor ook verplaatsen
door te tikken op of naast de
huidige plot. De traceercursor springt naar het punt op de plot dat
zich het dichtst bij het punt bevindt waar u op hebt getikt.
De huidige coördinaten van de cursor worden onder in het
scherm weergegeven. (Als de coördinaten door menuknoppen
worden verborgen, tikt u op
verbergen.)
De traceermodus en de weergave van coördinaten worden
automatisch ingeschakeld bij het tekenen van een plot.
Behalve in de app Geavanceerde grafieken kunt u als er
meerdere plots worden weergegeven, drukken op
totdat de traceercursor zich op de gewenste plot bevindt.
Tik in de app Geavanceerde grafieken op de gewenste plot en
houd deze ingedrukt. De plot wordt geselecteerd of een plotmenu
wordt weergegeven waarin u een plot kunt selecteren.
Een van de primaire gebruiken van de traceerfunctionaliteit is het
evalueren van een plotdefinitie. Stel dat u in de symbolische
weergave F1(X) hebt gedefinieerd als (X – 1)
u ook weten wat de waarde van die functie is wanneer X is 25.
om de knoppen te
of
=
– 3. Voorts wilt
2
\
107

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave