478
1. Druk op
Sd
(Definiëren).
2. Voer in het veld Naam
een naam in voor de
functie, bijvoorbeeld
SINCOS, en tik op
.
3. Voer de functie in het
veld Functie in.
eA
A
>+fA
Er worden nieuwe
velden onder de functie
weergegeven, een voor
elke potentiële
parameter. U moet
kiezen welke parameters
worden gebruikt
wanneer de functie
wordt aangeroepen. In
dit voorbeeld worden de parameters A en B gebruikt. De
waarde van C wordt gegeven door de algemene
variabele C (die standaard nul is).
4. Zorg dat A en B zijn geselecteerd en dat C niet is
geselecteerd.
5. Tik op
.
U kunt uw functie uitvoeren door deze in te voeren op de
invoerregel in de beginweergave of te selecteren in het
menu USER. Voer een waarde in voor elke variabele die
u als parameter wilt instellen. In dit voorbeeld stellen we
A en B in als parameter. U kunt dus bijvoorbeeld
SINCOS(0,5, 0,75) invoeren.
B
>A
C
Functies en opdrachten