Programmas
tructuur
Opmerkin-
gen
560
In deze handleiding worden optionele argumenten voor
opdrachten tussen vierkante haakjes weergegeven, zoals
hierboven te zien is. In het voorbeeld met PIXON kan een
grafische variabele (G) worden opgegeven als het eerste
argument. De standaardwaarde is G0. Deze bevat altijd
het huidige weergegeven scherm. De volledige syntaxis
voor de opdracht PIXON luidt dus:
PIXON([G,] xpositie, ypositie [ ,kleur]);
Bij bepaalde ingebouwde opdrachten wordt een
alternatieve syntaxis gebruikt, waarbij functieargumenten
niet tussen haakjes worden weergegeven. Voorbeelden
zijn RETURN en RANDOM.
Programma's kunnen meerdere subroutines bevatten
(waarbij elke subroutine een functie of procedure is).
Subroutines beginnen met een kop die bestaat uit de
naam, gevolgd door haakjes waarbinnen een lijst met
parameters of argumenten gescheiden door komma's
wordt weergegeven. De tekst van een subroutine bestaat
uit een reeks instructies die binnen een BEGIN END;-paar
is ingesloten. De tekst van een simpel programma
genaamd MYPROGRAM zou er bijvoorbeeld als volgt uit
kunnen zien:
EXPORT MYPROGAM()
BEGIN
PIXON(1,1);
END;
Als een regel van een programma begint met twee
slashes, //, wordt de rest van de regel genegeerd.
Hierdoor kunt u opmerkingen invoegen in het
programma:
EXPORT MYPROGAM()
BEGIN
PIXON(1,1);
//Deze regel bevat alleen maar een
opmerking.
END;
Programmeren