Matrices
Vectoren
Matrices
Matrixvariabelen
Matrices
U kunt matrices en vectoren maken, bewerken en
gebruiken in de beginweergave, CAS of in programma's.
U kunt matrices rechtstreeks in de beginweergave of CAS
invoeren of de matrixeditor gebruiken.
Vectoren zijn eendimensionale arrays. Zij bestaat uit
slechts één rij. Een vector wordt weergegeven met enkele
rechte haken, bijvoorbeeld [1,2,3]. Een vector kan een
vector voor reële getallen of een vector voor complexe
getallen zijn, bijvoorbeeld
[1+2*i 7+3*i].
Matrices zijn tweedimensionale arrays. Zij zijn
samengesteld uit twee of meer rijen en ten minste één
kolom. Matrices kunnen elke combinatie reële of
complexe getallen bevatten, bijvoorbeeld:
1
+
2
1 2 3
of
3 4i
–
4 5 6
7
Er zijn tien gereserveerde matrixvariabelen beschikbaar,
namelijk M0 tot M9. U kunt echter ook zelf een variabele
naam voor een matrix definiëren. U kunt deze gebruiken
in berekeningen in Start, in CAS-weergaven of in een
programma. U kunt matrixnamen ophalen vanuit het
menu Var. of simpelweg de naam invoeren via het
toetsenbord.
i
.
25
521