pa2b2
pade
parabola
parallel
454
Hiermee wordt een priemgetal n genomen dat congruent is
aan 1 modulo 4 en [a,b] geretourneerd zodat a^2+b^2=n.
pa2b2(Intg(n))
Voorbeeld:
retourneert
pa2b2(17)
Hiermee wordt de Padé-benadering geretourneerd: een
rationale breuk P/Q zodat P/Q=Xpr mod x^(n+1) of mod N
met degree(P)<p.
pade(Expr(Xpr), Var(x), (Intg(n) || Poly(N)),
Intg(p))
Voorbeeld:
pade(exp(x),x,10,6)
420*x^3-3360*x^2-15120*x-30240)/(x^5-
30*x^4+420*x^3-3360*x^2+15120*x-30240)
Met twee punten (F, A) als argumenten wordt hiermee een
parabool getekend van brandpunt F en toppunt A. Met drie
punten (F, A en P) als argumenten wordt een parabool getekend
met brandpunt F en toppunt A in het vlak ABP. Met een complex
getal (A) en een reëel getal (c) als argumenten wordt een
parabool getekend van de vergelijking y=yA+c*(x–xA)^2. Met
één tweedegraads polynoom (P(x,y)) als argument wordt de
parabool getekend die wordt gedefinieerd wanneer wordt
ingesteld dat het polynoom gelijk is aan 0.
parabola(Pnt(F)||Pnt(xA+i*yA),Pnt(A)||Reëel(c
),[Pnt(P)])
Voorbeeld:
Met parabola(GA,GB)
waarvan het brandpunt punt A is en de richtlijn lijn B
Met een punt en lijn als argumenten wordt hiermee de lijn
getekend door het punt dat parallel ligt aan de opgegeven
lijn. Met een punt en vlak als argumenten wordt het vlak
getekend door het punt dat parallel ligt aan het opgegeven
vlak. Met een punt en twee lijnen als argumenten wordt het
vlak getekend door het punt dat parallel ligt aan het vlak dat
door de twee opgegeven lijnen wordt bepaald.
parallel(Pnt of Lijn,Lijn of Vlak,[Lijn])
Voorbeeld:
Met parallel(A, B)
A die parallel loopt aan lijn B
[4,1]
retourneert
(-x^5-30*x^4-
wordt een parabool getekend
wordt de lijn getekend door punt
Functies en opdrachten