394
Invoerreeks: hiermee wordt de gegevensbron
•
opgegeven; bijvoorbeeld A1:D8. Deze moet een even
aantal kolommen bevatten. Elk paar wordt behandeld als
een aparte reeks gegevenspunten.
Modus: hiermee wordt de modus opgegeven die moet
•
worden gebruikt voor de regressie:
1 y= sl*x+int
2 y= sl*ln(x)+int
3 y= int*exp(sl*x)
4 y= int*x^sl
5 y= int*sl^x
6 y= sl/x+int
7 y= L/(1 + a*exp(b*x))
8 y= a*sin(b*x+c)+d
9 y= cx^2+bx+a
10 y= dx^3+cx^2+bx+a
1 1 y= ex^4+dx^3+cx^2+bx+a
Configuratie: een tekenreeks waarmee wordt
•
aangegeven welke waarden u in welke rij wilt plaatsen
en of u rij- of kolomkoppen wilt gebruiken. Plaats elke
parameter in de volgorde waarin u ze wilt weergeven in
de spreadsheet. (Als u geen tekenreeks voor de
configuratie opgeeft, wordt de standaard gebruikt.)
Geldige parameters zijn:
H (kolomkoppen plaatsen)
–
h (rijkoppen plaatsen)
–
sl (helling, alleen geldig voor modi 1-6)
–
int (snijpunt, alleen geldig voor modi 1-6)
–
cor (correlatie, alleen geldig voor modi 1-6)
–
cd (coëfficiënt van bepaling, alleen geldig voor modi
–
1-6, 8- 1 0)
sCov (steekproef covariantie, alleen geldig voor modi
–
1-6)
pCov (populatie covariantie, alleen geldig voor modi
–
1-6)
Functies en opdrachten