Systeemreacties
9.3 Systeemreacties bij SINAMICS-alarmen
9.3
Systeemreacties bij SINAMICS-alarmen
Hieronder worden de toegepaste storingsreacties en hun betekenis beschreven:
Aanduiding
GEEN
Reactie
Geen
Beschrijving
Geen reactie bij optreden van de storing.
Aanduiding
UIT1
Reactie
Remmen aan de startsensor-terugloophelling en aansluitende impulsblokkering.
Beschrijving
Toerentalgeregelde modus (p1300 = 20, 21)
● De aandrijving wordt afgeremd door n_soll = 0 direct aan te bieden aan de startsensor-
● Na detectie van de stilstand wordt een eventueel geconfigureerde motorrem gesloten (p1215).
Draaimomentgeregelde modus (p1300 = 23)
● Bij draaimomentregeling geldt: Reactie zoals bij UIT2.
● Bij omschakeling op draaimomentgeregelde modus via p1501 geldt:
Benaming
UIT1_VERTRAAGD
Reactie
Zoals UIT1, maar vertraagd.
Beschrijving
Storingen met deze storingsreacties worden pas na het verlopen van de vertragingstijd on p3136
actief.
De resterende tijd tot UIT1 wordt weergegeven in r3137.
Benaming
UIT2
Reactie
Interne/externe impulsblokkering
Beschrijving
Toerentalgeregelde modus en draaimomentgeregelde modus
● Direct wissen van impuls, de aandrijving rolt uit.
● Een eventueel geconfigureerde motorrem wordt direct gesloten.
● De inschakelblokkering wordt ingeschakeld.
1190
terugloophelling (p1121) .
Na het verlopen van de sluittijd (p1217) worden de impulsen gewist.
Stilstand wordt gedetecteerd als de toerentalwaarde onder de toerentalgrenswaarde (p1226)
komt of als de onder normwaarde ≤ toerentalgrenswaarde (p1226) gestarte bewakingstijd
(p1227) verlopen is.
Er is geen sprake van eigen remreactie.
Als de feitelijke toerentalwaarde onder de toerentalgrenswaarde (p1226) komt of het tijdniveau
(p1227) afgesloten is, wordt een eventueel geconfigureerde motorrem gesloten. Na het verlopen
van de sluittijd (p1217) worden de impulsen gewist.
Diagnosehandboek, 01/2015, 6FC5398-8BP40-5JA2
Alarmen