KAART
Gebruik van de card met afstands
bediening
2
Ontgrendelen met behulp van de
kaart
druk op de knop 6 . De alarmlichten en
zijknipperlichten knipperen eenmaal
om aan te geven dat de portieren zijn
ontgrendeld en bij sommige voertuigen
worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Houd knop 6 ingedrukt om het voer
tuig te ontgrendelen en de voor- en
achterruiten te openen (afhankelijk van
het voertuig). Bij een voertuig met een
gemotoriseerde achterklep drukt u één
keer op de knop 5 om het voertuig te
ontgrendelen en de achterklep te ope
nen.
5 4 - K e n u w a u t o
Druk nogmaals op de knop 5 om de
gemotoriseerde achterklep te sluiten
maar niet te vergrendelen. Om de auto
te ontgrendelen, drukt u op de knop 3 .
Vergrendelen met de kaart
Druk, met gesloten portieren, achter
klep op knop 3 : de auto wordt vergren
deld.
De alarmknipperlichten knipperen
tweemaal om aan te geven dat het
voertuig vergrendeld is. Afhankelijk
van het voertuig worden de buitenspie
gels automatisch ingeklapt.
Afhankelijk van het voertuig houd u
knop 3 ingedrukt om het voertuig te
vergrendelen en de voor en achterrui
ten te sluiten.
Opmerking:
– de maximale afstand waarop de au
to vergrendeld wordt, hangt af van de
omgeving;
– als een portier of de achterklep open
is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt
een geluidssignaal en de alarm en zij
knipperlichten knipperen niet.
Als de motor draait werken
de knoppen op de kaart
niet.
Nadat een deur is geopend en geslo
ten terwijl de motor draait en de
kaart zich niet meer in zone 2 bevindt,
waarschuwt de melding "Kaart niet ge
detecteerd" u dat de kaart zich niet
langer in het voertuig bevindt. Dit helpt
om bijvoorbeeld te voorkomen dat u
wegrijdt nadat een passagier is uitge
stapt met de kaart bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de
card weer gedetecteerd is.
Alleen de achterklep vergrendelen/
ontgrendelen
Bij een voertuig met een handmatige
(niet-gemotoriseerde) achterklep, drukt
u op de knop 5 om alleen de bagage
ruimte te ver-/ontgrendelen.