EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Als het systeem in de eer
ste twee waarschuwingsfa
ses weer handen op het
stuurwiel waarneemt, stoppen de
waarschuwingen. De functie
houdt de auto nog steeds in de rij
strook.
Opmerking: in sommige situaties de
tecteert de "Rijstrookcentrering" uw
handen mogelijk niet meer op het
stuurwiel en klinkt er een waarschu
wingssignaal.
– als de bestuurder het stuur zeer licht
vasthoudt.
– de bestuurder draagt handschoe
nen;
– ...
Waarschuwing met be
trekking tot de capaci
tieve sensor: het is
verboden om accessoi
res op het stuur te bevestigen
(beschermhoes enz.)
In een scherpe bocht
In een scherpe bocht en afhankelijk
van de snelheid van de auto, kan het
systeem de zijwaartse beweging van
de auto minder goed controleren. De
bestuurder moet dan onmiddellijk actie
uitvoeren op het stuurwiel, zodat de
auto in de rijstrook blijft.
Als de bestuurder niet ingrijpt, gaat het
stuurwiel trillen om aan te geven dat
de auto een streep gaat overschrijden
en dat de bestuurder onmiddellijk actie
moet nemen.
Het waarschuwingslampje 22
en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 21 worden rood op het
instrumentenpaneel.
Als het voertuig een streep hele
maal overschrijdt en zijn rijstrook
verlaat, of als de bocht te scherp is,
gaat de functie "Rijstrookcentre
ring" op stand-by.
Het feit dat de functie op stand-by
staat, wordt bevestigd doordat het
waarschuwingslampje 22
indicatoren voor de linker/rechter
streep 21 op het instrumentenpaneel
grijs worden weergegeven.
De functie "Rijstrookcentre
ring" kan de bestuurder niet
helpen bij het nemen van
een rotonde of een kruispunt en
kan automatisch overschakelen
naar stand-by.
In alle gevallen moet de bestuur
der altijd aan het stuur draaien
om het traject van het voertuig
onder deze rijomstandigheden te
beheersen.
Storingen
Als er een storing wordt gedetecteerd
in de werking van de functie "Rijstrook
centrering", verschijnt de melding "Rij
hulpsystemen niet beschikbaar" or
"Rijhulpsystemen controleren" op het
3
en de
R i j d e n - 2 4 9