CORRECTIEMIDDELEN EN -HULPMIDDELEN VOOR DE BESTUURDER
De tractiecontrolefunctie in en uit
schakelen
In sommige situaties (rijden op een
heel zachte ondergrond zoals sneeuw
of modder of rijden met sneeuwkettin
gen), kan het systeem de kracht van
de motor verminderen om het doorslip
pen te beperken. Druk op de schake
laar 1 om de functie in te schakelen.
Als u dit niet wenst, kan de functie uit
geschakeld worden door schakelaar 1
in te drukken. In dit geval brandt het
waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel, met het
bericht "ESC uitgeschakeld".
De tractiecontrole biedt extra veilig
heid. Wij adviseren u de functie tijdens
het rijden niet uit te schakelen. Kom zo
snel mogelijk uit deze situatie door
nogmaals op schakelaar 1 te drukken.
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is complementair aan de
ABS wat helpt om de remweg van het
voertuig te verminderen.
De werking van de startvergrende
ling
Het systeem herkent wanneer een
noodstop wordt uitgevoerd. In dit geval
ontwikkelt het remsysteem onmiddellijk
de maximale kracht en kan het ABS.
Het ABS remsysteem blijven werken
zolang het rempedaal ingedrukt is.
Remlichten gaan aan
Afhankelijk van de auto kunnen deze
knipperen bij krachtig afremmen.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het
systeem, als u snel het gaspedaal los
laat, op het remmen om de remweg te
verminderen.
Bijzondere gevallen
Tijdens het gebruik van de snelheids
regelaar:
continu
– als u het gaspedaal gebruikt, kan het
systeem in werking komen als u het
pedaal loslaat;
– als u het gaspedaal niet gebruikt,
wordt het systeem niet geactiveerd.
Storingen
Als het systeem een storing detecteert,
wordt de melding "Controleer remsys
teem" weergegeven op het instrumen
tenpaneel samen met het waarschu
wingslampje
.
Ga naar een merkdealer.
Deze functies zijn extra
hulpmiddelen in kritieke
situaties waarbij het rij
gedrag van de auto aan
gepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van
de bestuurder niet overnemen.
De limieten van de auto blijven
onveranderd; ga daarom dus
niet harder rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de op
lettendheid of de verantwoorde
lijkheid van de bestuurder overne
men - de bestuurder moet altijd
alert zijn op plotselinge gebeurte
nissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
3
R i j d e n - 1 9 5