Welkom aan boord van uw elektrische auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
BUITENKANT Spiegels ➥ 1.166 Dakdragers ➥ 3.75 Dakverankeringen ➥ 3.78 Elektrische ruiten ➥ 3.21 Wissen voorruit ➥ 1.183 en ➥ 1.187 Ontwasemen ➥ 3.5 en ➥ 3.9 Opladen ➥ 1.9 Sleutel/afstandsbediening ➥ 1.24 card ➥ 1.29 portieren vergrendelen, ontgren- delen ➥ 1.55 Onderhoud van de carrosserie ➥...
Pagina 5
INTERIEUR De juiste zithouding ➥ 1.69 Opbergruimtes, indeling interieur ➥ 3.28 Hoofdsteun achter ➥ 3.38 Plaatsen achter ➥ 3.41 ➥ 3.44 Op de voorplaats(en) ➥ 1.60 Hoofdsteunen voor ➥ 1.59 Voor de veiligheid van de kinde- Vervoer van bagage ➥ 3.70 ren ➥...
Pagina 6
BESTUURDERSPOSITIE Knoppen boordcomputer Instrumentenpaneel ➥ 1.149 ➥ 1.138 Verlichting buitenkant ➥ 1.175 Multimediascherm ➥ 3.18 Snelheidsregelaar ➥ 2.86 Verwarmde stoel(en) ➥ 1.60 Snelheidsbegrenzer ➥ 2.82 V e r w a r m i n g - / Airconditioningsysteem Modus “Vertrouwelijkheid ➥...
Pagina 7
RIJHULPSYSTEMEN ABS (antiblokkeersysteem) ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Detectie van verkeersborden ➥ 2.78 Hulp bij wegrijden op een helling Hulp bij het rijden met aanhangwagen Snelheidsbegrenzer ➥ 2.82 Tractiecontrole - Extended grip ➥ 2.28 Snelheidsregelaar ➥ 2.86 Geavanceerde veiligheid ➥ 2.59 Stop and Go adaptieve snelheidsre- Lane departure warning ➥...
VEILIGHEID IN DE AUTO Deactiveren van de passa- g i e r s a i r b a g v o o r i n ➥ 1.131 Voorste Airbags ➥ 1.79 ZijruitAirbags ➥ 1.86 Zijdelingse Airbags ➥ 1.86 Autogordels ➥ 1.69...
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN Technische informatie voor hulpdiensten ➥ 6.3 Beoordeling van een voertuigidentifica- tienummer ➥ 6.2 Identificatieplaatje ➥ 6.2 Identificatie van de motor ➥ 6.4 Bandenspanningsetiketten ➥ 2.23 ➥ 4.8...
Pagina 11
PECHHULP Vervangen van een/de ruiten- Lekke band: wisserblad(en) voorruit ➥ 5.38 De gereedschappen ➥ 5.8 Reservewiel ➥ 5.2 Vervangen van de lampen van Verwisselen van een de koplampen ➥ 5.16 wiel ➥ 5.11 Sleeppunt voor ➥ 5.40 Vervangen van het ruitenwis- serblad achter ➥...
Pagina 17
ELEKTRISCHE AUTO: inleiding (2/6) De elektrische auto bezit specifieke kenmer- ken maar werkt op dezelfde wijze als een auto met thermische motor. Het fundamentele verschil van de elektri- sche auto is het exclusieve gebruik van de elektrische energie in plaats van de brand- stof voor auto’s met thermische motor.
Pagina 18
ELEKTRISCHE AUTO: inleiding (3/6) Accu’s Tractiebatterij “400 volt” 12 V-hulpaccu Deze batterij slaat de noodzakelijke energie De tweede accu in uw auto is een De elektrische auto beschikt over twee op voor de goede werking van de motor van 12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke typen accu’s: uw elektrische auto.
Pagina 19
ELEKTRISCHE AUTO: inleiding (4/6) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 volt gelijkspanning. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder span- ning staan. Let op de waarschuwingen op de stickers in de auto. Elke interventie of wijziging aan het elek- “400V”-circuit Het symbool A lokaliseert de elektrische ele-...
Pagina 20
ELEKTRISCHE AUTO: inleiding (5/6) Rijden Diepe plassen, overstromingen: Net als bij een auto met automatische trans- Rijd niet door als het water op missie moet u eraan wennen dat u uw linker- de weg hoger staat dan de on- voet niet gebruikt, ook niet om te remmen. derrand van de velgen.
Pagina 21
ELEKTRISCHE AUTO: inleiding (6/6) Geluid Voetgangersclaxon Elektrische auto’s zijn erg stil. U bent er nog Met de voetgangersclaxon kunt u andere niet aan gewend maar andere weggebrui- weggebruikers waarschuwen, met name kers zijn dat evenmin. Ze kunnen moeilijk voetgangers en fietsers. horen of de auto rijdt.
BELANGRIJKE AANBEVELINGEN Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
Pagina 23
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/13) Schakelschema van de lading 1 Specifiek stopcontact of laadpunt 2 Laadsnoer 3 Oplaadaansluiting Raadpleeg bij vragen over de benodigde uitrusting voor het opladen een merk- dealer.
Pagina 24
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/13) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Opladen Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
Pagina 25
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/13) Laadsnoer A Laadsnoer B Raadpleeg voor de werking altijd aandach- tig het instructieboekje van het laadsnoerB. Deze kabel is specifiek voor uw auto en be- Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij: stemd voor de verbinding met wandcontact- –...
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/13) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Keuze van laadsnoer De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld.
Pagina 27
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (5/13) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen Wisselstroom (AC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, contro- leert u het volgende: – de kleur en een van de letters op de aan- sluiting 4 moeten overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uit- einde 5 van de leiding;...
Pagina 28
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (6/13) Laadtypen die voldoen aan de Europese normen (vervolg) Gelijkstroom (DC) Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande instructies. Voordat u een laadkabel aansluit, moet u controleren of de kleur en een van de letters op de aansluiting 3 overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 6 van de laadkabel.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/13) De auto is uitgerust met twee laadcontac- Wanneer de auto gedurende meer dan 3 ten aan de voorkant van de auto (afhankelijk maanden geparkeerd staat met een laadni- van de auto): veau rond nul, kan de batterij mogelijk niet meer worden opgeladen.
Pagina 30
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (8/13) Voorzorgsmaatregelen U kunt de tractiebatterij het beste opladen (vervolg) na het rijden en/of in een omgeving met een gematigde temperatuur. Anders kan het op- Als voorbereiding op aankomst en parke- laden lang duren of onmogelijk zijn. ren in koude omstandigheden (tempera- turen onder nul), moet het voertuig binnen Tips...
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (9/13) Het laadsnoer wordt automatisch op de auto aangesloten. Zo kan het snoer niet van de auto worden losgekoppeld. Tijdens het opladen knippert het waarschu- wingslampje 7 blauw. Bij opladen met gelijkstroom (DC), mag de laadkabel tussen uw voertuig en de laadterminal niet langer zijn dan Opladen van de tractiebatterij –...
Pagina 32
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (10/13) Wanneer het opladen start, is de volgende informatie zichtbaar op het instrumentenpa- neel: – het energieniveau op het controlelampje van de batterij 11; – het laadniveau van de batterij; – een schatting van de resterende tijd (vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt de resterende tijd niet meer weergege- ven);...
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (11/13) Storingen Als het waarschuwingslampje 7 rood knip- pert: – koppel de kabel 2 los van het stopcon- tact 3 en van de voeding, volgens de pro- cedure op de volgende pagina. – sluit de kabel 2 opnieuw aan op dezelfde of een andere, nabije voedingsbron.
Pagina 34
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (12/13) Opmerking: na een lange oplaadbeurt van de tractiebatterij kan de kabel warm zijn. Gebruik daarom de handgrepen. Koppel bij een onverwachte laadonder- breking (laadfout, defecte oplaadtermi- nal, enz.) de kabel 2 los en zorg dat de laadklep goed gesloten en vergrendeld is 10 voordat u opnieuw probeert op te Voorzorgen bij het loskoppelen van de...
Pagina 35
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (13/13) Sticker 13 Het etiket 13 aan de rechterkant herinnert u – aansluiting op een gewoon stopcontact, aan de volgende instructies: een oplaadpunt met wisselstroom of met Het etiket 13 op de laadklep 10 laat zien hoe –...
ELEKTRISCH VOERTUIG: laadprogrammering (1/2) Programma Programma Postponed Programma Meteen laden Programma Meteen laden Postponed charge charge Bewerken Bewerken Bewerken Bewerken Laden begint om 12:34 Laden begint zodra de auto aangesloten is Lading Calendar Lading Airco Calendar Airco Programmeren van het opladen ‟Onmiddellijk opladen”...
Pagina 37
ELEKTRISCH VOERTUIG: laadprogrammering (2/2) Programma Programmeren van het opladen EV-programm. Oplaadprogramma 1 Starten om Stop om Meteen laden Postponed Programma 12:34 PM -> 12:24 AM L M M J V S D charge Bewerken Bewerken Oplaadprogramma 2 L M M J V S D 10:00 PM ->...
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2) 4 Vergrendelen/ontgrendelen van het in- zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk vrij te maken van zijn houder, drukt u op de knop 4, het komt vanzelf naar buiten. Druk op de knop 4 en begeleid het inzet- stuk tot in zijn houder.
Pagina 39
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2) Bereik van de FM-afstandsbediening Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let er bij het vasthouden van de afstandsbe- diening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. Let op: Als een van de portieren of de ach- terklep open of niet goed gesloten is, mislukt Vervangen, extra sleutel of afstands- Verantwoordelijkheid van...
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (1/2) Afstandsbediening A De afstandsbediening A of, afhankelijk van de auto, de afstandsbediening B vergren- Druk op de knop 2 om alle portieren te ont- delt of ontgrendelt de portieren. Deze wordt grendelen. gevoed door een batterij die kan worden ver- Afstandsbediening B vangen.
Pagina 41
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (2/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door organen te bedienen zoals de ruitbediening, of de portieren te ver-...
FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling Om de extra portiervergrendeling in te schakelen Drukt u twee keer snel achter elkaar op knop 1. Het vergrendelen wordt bevestigd doordat de alarmknipperlichten en de zijknipperlich- ten twee keer traag en drie keer snel knip- peren. Afhankelijk van de auto worden de buiten- spiegels automatisch ingeklapt bij het ver- grendelen van de auto.
Pagina 43
KAART: algemeen (1/4) B card Er zijn twee manieren om de kaart te ge- bruiken: modus Toegang en Beveiligde modus. Als u wilt schakelen tussen de gebruiks- modi van de kaart, gebruikt u het menu Toegang via de boordcomputer of, af- hankelijk van de auto, via het multime- diascherm.
KAART: algemeen (2/4) Met de kaart kunt u: Bereik van de card Actieradius – vergrendelen/ontgrendelen van de ope- Het bereik van de afstandsbediening wordt Controleer of de batterij goed en van het ningselementen (deuren, bagageruimte) beïnvloed door de omgeving. Let er op dat juiste model is, en plaats het correct.
Pagina 45
KAART: algemeen (3/4) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, organen te bedienen zoals bij- voorbeeld de ruitbediening, of de portie-...
KAART: algemeen (4/4) Riem aanbrengen 9 Steek de polsriem in het onderdeel 10 en steek het uiteinde van de riem door de gesp. Schuif de behuizing achter 7 omlaag terwijl u Plaats de polsriem bij de opening 8 en sluit op de zone C drukt.
Pagina 47
HANDSFREE KAART: gebruik (1/11) A card Er zijn drie manieren voor het vergrendelen/ ontgrendelen van de auto: – handsfree, terwijl men naar de auto toe loopt of ervan wegloopt; – in de handsfree-modus, afhankelijk van de auto, met de knop 2 op de portier- handgreep 1.
Pagina 48
HANDSFREE KAART: gebruik (2/11) Handsfree ontgrendeling bij het naderen Handsfree vergrendelen terwijl men van De auto kan alleen worden vergrendeld als van de auto; de auto wegloopt de kaart binnen de zone 5 is. Als de kaart in de toegangszone 3 is, wordt Als u van de auto wegloopt met de kaart bij de auto ontgrendeld.
Pagina 49
HANDSFREE KAART: gebruik (3/11) Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen Handsfree vergrendelen/ontgrendelen Wanneer de auto is ontgrendeld, drukt u de toegangszone 4 blijft, wordt de vergren- met knop 2 eenmaal op de knop 2 om het voertuig te deling op afstand uitgeschakeld. (afhankelijk van de auto) vergrendelen.
Pagina 50
HANDSFREE KAART: gebruik (4/11) Bijzonderheden met betrekking tot handsfree vergrendelen Nadat de auto is vergrendeld met de hands- free-functie, moet u ongeveer drie secon- den wachten voordat u de auto weer kunt ontgrendelen. Tijdens deze drie seconden kunt u nagaan of de auto goed vergrendeld is door aan de handgrepen van de deuren te trekken.
Pagina 51
HANDSFREE KAART: gebruik (5/11) Vergrendelen met de kaart Met de portieren en de bagageruimte geslo- ten, druk op de knop 6: de auto wordt ver- grendeld. De alarmknipperlichten knipperen twee- maal om aan te geven dat het voertuig ver- grendeld is. Afhankelijk van het voertuig worden de buitenspiegels automatisch in- geklapt.
Pagina 52
HANDSFREE KAART: gebruik (6/11) B card Ontgrendelen van de auto Er zijn twee manieren voor het ontgrendelen van de auto: – In de handsfree-modus, door middel van de knoppen op de portierhandgrepen; – de kaart gebruiken in de afstandsbedie- ningsmodus. Vergrendelen van de auto Er zijn vier manieren om de auto te vergren- delen:...
HANDSFREE KAART: gebruik (7/11) Handsfree ontgrendelen De alarmlichten en zijknipperlichten knippe- Opmerking: handsfree ont-/vergrendelen ren eenmaal om aan te geven dat de por- werkt niet als de kaart niet aanwezig is in Met de kaart in de toegangszone 12: tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui- de detectiezone 12 van de ingedrukte knop.
HANDSFREE KAART: gebruik (8/11) Handsfree vergrendelen Beveiligde modus De alarmknipperlichten knipperen twee- maal om aan te geven dat het voertuig ver- Als een van de voorportieren open is, drukt Druk, met het voertuig ontgrendeld en alle grendeld is. Afhankelijk van het voertuig u op de knop 9, 10 of 11 om het achterste portieren/kleppen gesloten, eenmaal op de worden de buitenspiegels automatisch in-...
Pagina 55
HANDSFREE KAART: gebruik (9/11) Handsfree vergrendelen terwijl men van Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen De auto kan alleen worden vergrendeld als de auto wegloopt de toegangszone 13 blijft, wordt de ver- de kaart binnen de zone 15 is. grendeling op afstand uitgeschakeld.
Pagina 56
HANDSFREE KAART: gebruik (10/11) Ontgrendelen met behulp van de kaart Vergrendelen met de kaart Druk op de knop 16 om de schuifdeuren aan Druk met alle portieren/kleppen gesloten, op de zijkant en de klapdeuren achter te ont- de knop 14: de auto wordt vergrendeld. grendelen.
Pagina 57
HANDSFREE KAART: gebruik (11/11) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar Wanneer de kaart nadat de motor is ge- brengen door bijvoorbeeld de motor te start, en na het openen en sluiten van een...
HANDSFREE KAART: VERGRENDELING Om de extra Als de auto extra portiervergrendeling heeft, kunnen hiermee de portieren worden ver- portiervergrendeling in te grendeld en niet met de handgrepen aan schakelen de binnenkant van de portieren worden ont- grendeld (na het inslaan van een ruit om het Drukt u twee keer snel achter elkaar op portier van binnenuit te openen).
DIGITALE SLEUTEL (1/4) Werkingsomstandigheden Een digitale sleutel uitlenen Afhankelijk van het land en het abonnement kunt u een digitale sleutel voor uw auto in- Activeer Bluetooth® op uw smartphone en Ga vanuit de app van de fabrikant naar het stalleren op uw smartphone. open vervolgens de app om toegang te krij- menu “Share Virtual Key”...
DIGITALE SLEUTEL (2/4) In-/uitschakelen via het De portieren, bagageruimte, Deze functies zijn: multimediascherm extra portiervergrendeling – vergrendelen/ontgrendelen van alle klep- of afstandsbediening van de pen en portieren: zie “Handsfree kaart: De functie “Digitale sleutel” kan worden ge- gebruiken” ➥ 1.33; verlichting ver-/ontgrendelen deactiveerd en weer geactiveerd zodat het voertuig niet communiceert met een digitale...
Pagina 61
DIGITALE SLEUTEL (3/4) Bij starten/stoppen van de motor, controleert het systeem eerst of de smartphone aanwe- zig is in de plaatsingszone 1. Zie voor meer informatie “Starten en stop- pen van de motor” ➥ 2.2 ➥ 2.3. De smartphone moet gedurende de hele rit in de auto blijven.
DIGITALE SLEUTEL (4/4) Speciale functies van de digitale sleutel – Om de digitale sleutel actief te houden, moet de betreffende smartphone ten minste eenmaal per 48 uur verbonden zijn met het internet (via WI-FI of mobiel netwerk). Verbind uw smartphone anders een paar minuten met internet, zodat de digitale sleutel opnieuw kan worden ge- activeerd.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/6) Waarschuwing portier vergeten te sluiten Als de auto stilstaat, verschijnt het waar- schuwingslampje op het instrumenten- paneel tezamen met een controlelampje dat aangeeft welk van de portieren en kleppen (portieren, achterklep) open of niet goed ge- sloten is.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/6) Aanbevelingen bij het ge- bruik van de schuifdeur Bij het openen en sluiten van de deur, moeten net als bij elk portier van de auto de volgende voor- zorgsmaatregelen in acht worden geno- men: – Controleer of niemand, geen dier of voorwerp gevaar loopt wanneer u deze manoeuvre verricht.
Pagina 65
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (3/6) Schuifdeur Handmatig vergrendelen (vervolg) Draai, met de knop 7 in de ontgrendelde stand, deze naar de voorkant van de auto Openen van binnenuit (beweging C). Trek met de deur ontgrendeld aan de Handmatig ontgrendelen hendel 6 of activeer, afhankelijk van de auto, de knop 8 en schuif vervolgens het portier Draai, met de knop 7 in de vergrendelde naar de achterkant van het voertuig totdat...
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (4/6) Klapdeuren achter De grote deur van binnenuit openen Activeer, afhankelijk van de auto, de De grote deur van buitenaf openen knop 10. Trek met ontgrendelde portieren aan de handgreep 9. Om de portieren te ontgrende- Laat bij harde wind de klapdeu- len ➥...
Pagina 67
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (5/6) Klapdeuren achter Rijden met de kleine deur open Maximale opening van de deuren (vervolg) Sluit de grote deur terwijl de kleine deur Druk bij elke deur op de hendel 12 om de open is. deurvanger vrij te maken. Open de deur zo Openen van de kleine deur ver mogelijk.
Pagina 68
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (6/6) Zorg voor uw eigen veiligheid ervoor, dat alle portieren van uw auto goed gesloten zijn voordat u wegrijdt. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat.
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3) Als de afstandsbediening of, afhankelijk van de auto, de kaart niet werkt In bepaalde gevallen werken de FM- afstandsbediening of de kaart niet: – batterij van de FM-afstandsbediening of kaart leeg, accu van de auto ontladen, enz.
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3) Gebruik van de sleutel die in de Auto’s met sleutel, Het passagiersportier handmatig kaart is ingebouwd afstandsbediening vergrendelen – Trek aan de hendel 3. Verdraai, met open portier, de schroef 6 Gebruik van de sleutel (met behulp van het uiteinde van de sleutel) –...
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3) Controlelampje van de Vergrendelen van de portieren portiervergrendeling zonder kaart of sleutel Wanneer het contact aan is, geeft het 7 Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de waarschuwingslampje in de schakelaar de kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz. staat van de portiervergrendeling aan: Houd met afgezet contact en een portier –...
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN storingen NB: na het openen/sluiten van een portier, vergrendelt dit weer automatisch zodra de Als u een storing constateert (geen centrale auto 10 km/u rijdt; vergrendeling, het lampje in schakelaar 1 licht niet op wanneer u probeert de portie- Inschakelen/Uitschakelen van ren en de achterklep te vergrendelen enz.), controleert u of de centrale vergrendeling...
HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Zet deze in de hoogste stand (zet de rug- leuning indien nodig schuin naar achteren). Wanneer de hoofdsteun in de hoogste stand staat, drukt u op de knop 3 en trekt u de hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt. Hoofdsteun terugplaatsen Controleer of de poten van de hoofdsteun 2 schoon zijn.
VOORSTOELEN (1/7) Controleer, om elk risico van verwondingen te voorkomen, of niemand zich in de buurt van de bewegende delen bevindt. Bij het bewegen van de stoel, moet u er voor zorgen dat niets de bewegende delen en hun vergrendeling hindert. Naar voren of naar achteren Rugleuning verstellen Voer deze verstellingen uit-...
VOORSTOELEN (2/7) Armsteun in het midden 5 Om de lendensteun van de stoel Uitvoering met voorbank met (afhankelijk van de auto) te verstellen twee plaatsen Zet de hendel 6 lager voor een steviger on- Afhankelijk van de auto kan de middelste dersteuning en hoger voor een zwakkere.
VOORSTOELEN (3/7) Estate-uitvoering, neergeklapt – trek de hendel 2 omhoog en trek de rug- Het etiket B op de zitting herinnert u aan leuning naar beneden en naar voren. deze instructies. Afhankelijk van de auto kan de rugleuning Kantel bij het neerklappen de hoofd- aan passagierskant neergeklapt worden op steun 8 zodat deze onder het dashboard het zitkussen om een vlakke vloer te krijgen.
VOORSTOELEN (4/7) Plaats uw hand op de voorkant Terugplaatsen van de stoel van de zitting bij het terugplaat- sen. Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van Risico van beknelling. de stoel hindert. – Trek aan de hendel 2 en trek de rugleu- ning omhoog.
VOORSTOELEN (5/7) Bestelwagenversie, neergeklapt – Druk op de zitting zodat deze helemaal Het etiket F aan de zijkant van de zitting her- tot op de vloer komt. De rugleuning kan innert u aan deze instructies. De rugleuning aan passagierskant kan plat worden bekrast als deze niet correct is op de zitting worden neergeklapt.
Pagina 79
VOORSTOELEN (6/7) Om de stoel weer in de comfortstand te zetten, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Controleer of de hoofdsteun correct is geplaatst. Vergeet niet om de voorpassagiersairbag weer in te schakelen voordat iemand in de stoel plaatsneemt. ➥ 1.131. Met de ringen 11 aan weerszijden van de passagiersstoel voorin kunt u de lading op de stoel in de vlakke stand vastzetten.
VOORSTOELEN (7/7) storingen Wanneer er een storing wordt gedetecteerd, gaat het waarschuwingslampje van de 12 schakelaar voor de betreffende stoel na on- geveer vijf seconden uit. Ga naar een merkdealer. Stoelverwarming Contact aan: – Als u één keer drukt op de schakelaar 12 van de gewenste stoel, wordt de verwar- ming ingeschakeld in de hoogste stand.
DRAAIBAAR SCHEIDINGSSCHOT (1/2) Laat de schot kantelen – Draai het beweegbare deel 90° en zet het vast op punt 3 door de pal 2 omlaag te – De passagiersairbag voor uitschakelen drukken. Controleer of de pal goed vast- ➥ 1.131; zit 2.
Pagina 82
DRAAIBAAR SCHEIDINGSSCHOT (2/2) Let op: controleer voordat u het draaiend gedeelte weer in de uitgangspositie terugzet of de grendelpunten 5 schoon zijn. Voordat u de partitie terugzet in de oorspron- kelijke positie, ontgrendelt u de pallen 1 en 2. Zet het draaiende deel terug in de uitgangs- positie en klik eerst de ene pal 2 en daarna de andere 1 vast.
AUTOGORDELS (1/10) De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
AUTOGORDELS (2/10) Vergrendelen – plaats de schouderriem 1 zo veel moge- lijk onderaan de nek zonder dat deze er Trek de riem langzaam en rustig over u werkelijk tegenaan komt (pas zo nodig en heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- indien mogelijk de hoogte van de veilig- troleer de vergrendeling door aan de gesp 3 heidsgordel aan) en zorg dat de schou-...
Pagina 85
AUTOGORDELS (3/10) Als er, afhankelijk van het voertuig. iemand op de stoel zit en een van deze veiligheids- gordels niet is vastgemaakt of wordt los- gemaakt terwijl de auto harder dan circa 20 km/u rijdt, knippert het waarschuwings- ß lampje en klinkt er gedurende circa 120 seconden een pieptoon.
Pagina 86
AUTOGORDELS (4/10) Gordelverklikker achterin, standaard chassisversie (afhankelijk van de auto) De afbeelding 6 of 7 verschijnt op het instru- mentenpaneel wanneer het voertuigcontact wordt ingeschakeld. Dit informeert de be- stuurder elke keer over de bevestigingssta- tus van elk van de veiligheidsgordels ach- terin: –...
Pagina 87
AUTOGORDELS (5/10) Gordelverklikker achterin, lange chassisversie (afhankelijk van de auto) De afbeelding 8 of 9 verschijnt op het instru- mentenpaneel wanneer het voertuigcontact wordt ingeschakeld. Dit informeert de be- stuurder elke keer over de bevestigingssta- tus van elk van de veiligheidsgordels ach- terin: –...
Pagina 88
AUTOGORDELS (6/10) Gordelverklikker achterin, lange chassisversie (vervolg) Controleer altijd of de passagiers achterin hun gordel hebben vastgemaakt en of het aangegeven aantal vastgemaakte gordels overeenkomt met het aantal bezette zitplaat- sen achterin. Opmerking: soms kan een voorwerp op de zitting van een van de achterstoelen de waarschuwingen activeren, afhankelijk van de auto.
AUTOGORDELS (7/10) Hoogteverstelling van de gordel Open Sesame autogordel Versie met de voorbank met van de voorstoelen voorpassagier twee zitplaatsen Druk op de knop 12 om de hoogte van de Rol de gordel 13 langzaam af. In normale gebruiksomstandigheden maakt gordel zo af te stellen dat de schouderriem u de veiligheidsgordel van de middelste zit- Klik de verschuifbare gesp 14 vast in de slui-...
AUTOGORDELS (8/10) Autogordels aan de zijkanten Autogordel midden achter achter16 (versie met standaardchassis) (versie met standaardchassis) Trek de gordel 17 langzaam uit zijn houder 18. Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- Klik de gesp 21 vast in de zwarte sluiting 22. ste gordels.
AUTOGORDELS (9/10) Achterstoelen zijkant tweede Veiligheidsgordel midden op Gordels op achterbank van rij 23 tweede zitrij achter derde zitrij 30 (versie met lang chassis) (versie met lang chassis) (versie met lang chassis) Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen Trek de gordel 25 langzaam uit zijn Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- houder 24.
Pagina 92
AUTOGORDELS (10/10) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme; riemen, stoelen en bevestigingen. Raadpleeg een merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (zoals wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan bij een ongeval verwondingen veroorzaken.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel; – Het is streng verboden zelf –...
Pagina 94
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Krachtbegrenzer Airbags van bestuurder en passagier voorin Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevinden zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen å Dit controlelampje licht op bij het starten van de motor en dooft na ongeveer drie secondes. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
Pagina 96
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) In de volgende situaties werken de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
Pagina 97
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden bestaat het – aanrijding van de zijkant, op de voorkant gordelspanners of de airbags in werking gevaar dat de gordelspanners ofairbags van de auto; treden: niet geactiveerd worden: –...
Pagina 98
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners in het oprolmecha- aanrijding. nisme (gordels aan de zijkant); – Het is streng verboden zelf – Krachtbegrenzers voor bescherming werkzaamheden uit te voeren aan van de borstkas.
Pagina 100
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zij Airbag Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Zijruit Airbag Dit type airbag wordt (afhankelijk van de auto) boven langs de zijkant van de auto ge-...
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert.
Pagina 103
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- De bescherming die het kinderzitje biedt is structies. Neem, bij problemen met het in- afhankelijk van zijn capaciteit om het kind stalleren, contact op met de fabrikant van de vast te houden en van de installatie ervan.
Pagina 104
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3) Bevestiging met de autogordel Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het De autogordel moet worden afgesteld om ISOFIX systeem. goed te kunnen werken bij krachtig remmen of bij een botsing.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3) Bevestiging met ISOFIX systeem Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren- dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge- garandeert een gemakkelijke, snelle en vei- standaardiseerd volgens de huidige regel- lige montage.
Pagina 107
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3) De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze veranke- ringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema overal leverbaar. Controleer, voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien op de volgende bladzijde ziet u waar u een ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op...
Pagina 109
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Op middelste zitplaats achter Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter- stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Controleer of de gordel geschikt is voor de ➥...
Pagina 110
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/20) "Open Sesame” bestelwagenuitvoering Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be- Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel...
Pagina 111
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. “Open Sesame” bestelwagenuitvoering Zitplaats voorin passagier Type kinderzitje Gewicht van het kind airbag geactiveerd aan zonder passagiersairbag of met passagierszijde (1) de airbag uitgeschakeld(1) Reiswieg dwars...
Pagina 112
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/20) Bestelwagenversie met inklapbare passagiersstoel Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 113
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Bestelwagenversie met inklapbare passagiersstoel Zitplaats voorin passagier Type kinderzitje Gewicht van het kind airbag geactiveerd aan zonder passagiersairbag of met passagierszijde (1) de airbag uitgeschakeld(2)
Pagina 114
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (5/20) Bestelwagenversie met niet-inklapbare passagiersstoel Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 115
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (6/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Bestelwagenversie met niet-inklapbare passagiersstoel Zitplaats voorin passagier Type kinderzitje Gewicht van het kind airbag geactiveerd aan zonder passagiersairbag of passagierszijde (1) met airbag uitgeschakeld...
Pagina 116
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (7/20) Bestelwagen uitvoering drie zitplaatsen voorin Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 117
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (8/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Bestelwagen uitvoering drie zitplaatsen voorin Zitplaats voor aan de zijkant Middelste airbag Type kinderzitje Gewicht van het kind zitplaats zonder passagiersairbag of geactiveerd aan...
Pagina 118
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (9/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis) Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter Gewicht van Type kinderzitje passagiers airbag Zitplaatsen het kind...
Pagina 119
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (10/20) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto. X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”...
Pagina 120
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (11/20) Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 121
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (12/20) Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 122
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (13/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis) Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter Gewicht van Type kinderzitje passagiers airbag Zitplaatsen het kind airbag geactiveerd aan...
Pagina 123
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (14/20) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto. X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”...
Pagina 124
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (15/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis) Achterstoelen van Zitplaats voorin passagier de tweede rij Gewicht van Achterstoelen Type kinderzitje...
Pagina 125
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (16/20) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto. X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”...
Pagina 126
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (17/20) Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 127
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (18/20) Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinder- veiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct be-...
Pagina 128
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (19/20) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis) Achterstoelen van Zitplaats voorin passagier de tweede rij Gewicht van Achterstoelen Type kinderzitje het kind...
Pagina 129
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (20/20) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto. X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”...
Pagina 130
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (1/15) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Bestelwagenuitvoering met voorpassagiersstoel uitgerust met ISOFIX systeem Passagiersstoel voorin De grootte van Gewicht van Type kinderzitje de ISOFIX stoel...
Pagina 131
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (2/15) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge- rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd. i-U = Geschikt voor “universele”...
Pagina 132
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (3/15) Bestelwagenuitvoering met voorpassagiersstoel uitgerust met ISOFIX systeem ² Plaats verboden voor het installe- ren van dit type kinderzitje. ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ...
Pagina 133
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (4/15) Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (standaardchassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. L E V E N S G E VA A R GEVAAR VAN ERNSTIGE VERWONDINGEN:...
Pagina 134
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (5/15) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (standaardchassis) Passagiersstoel voorin Plaatsen achter De grootte Gewicht van zonder Type kinderzitje...
Pagina 135
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (6/15) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring "Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek" voor auto's die zijn uit- gerust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd. i-U = Geschikt voor "universele"...
Pagina 136
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (7/15) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (standaardchassis) Plaatsen achter De grootte Gewicht van Type kinderzitje van de ISOFIX Passagiersstoel voorin...
Pagina 137
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (8/15) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge- rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd. i-U = Geschikt voor “universele”...
Pagina 138
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (9/15) Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (standaardchassis) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. De zitplaatsen achterin aan de zijkant hebben een verankering voor het beves- tigen van een “universeel”...
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (10/15) Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (lang chassis) Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast ➥ 1.69. Pas indien nodig de zitpositie aan. L E V E N S G E VA A R GEVAAR VAN ERNSTIGE VERWONDINGEN:...
Pagina 140
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (11/15) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem(lang chassis) Achterstoelen van Zitplaats voorin passagier de tweede rij Gewicht De grootte Achterstoelen...
Pagina 141
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (12/15) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge- rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd. i-U = Geschikt voor “universele”...
Pagina 142
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (13/15) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (lang chassis) Achterstoelen van de tweede rij De grootte van Achterstoelen Gewicht van...
Pagina 143
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (14/15) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge- rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd. i-U = Geschikt voor “universele”...
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (15/15) Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (lang chassis) Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. De zitplaatsen achterin aan de zijkant hebben een verankering voor het beves- tigen van een “universeel”...
Pagina 146
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt...
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken.
Pagina 148
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2) 1.134...
Pagina 149
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 14 Schakelaars voor: 26 Knop voor het ontgrendelen van de 2 Schakelaar voor: – stoelverwarming voor; motorkap.
Pagina 150
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2) 10 11 1.136...
Pagina 151
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 13 Hoofdschakelaar en knoppen voor 16 Knop voor het ontgrendelen van de 2 Plaats passagiers airbag. snelheidsregelaar/-begrenzer en Stop motorkap.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Controlelampje markeringslicht Controlelampje dimlicht á Controlelampje grootlicht Controlelampje automatisch grootlicht ➥ 1.175 Controlelampje mistlichten voor Controlelampje mistachterlicht Controlelampje richtingaanwij- zers links Controlelampje richtingaanwij-...
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. å RichtingaanwijzerAirbag Waarschuwingslampje onmid- Waarschuwingslampje ® dellijk stoppen Het licht op bij het starten van de Als dit tijdens het rijden rood wordt ®...
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Ú Controlelampje elektronisch Controlelampje tractiebatterij- Waarschuwingslampje laad- systeem peil stroom 12 V-hulpaccu Dit verschijnt als de temperatuur van de Dit verschijnt in het geel als het laadniveau Als het lampje gepaard gaat met het contro- ®...
Pagina 155
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Controlelampje antiblokkeer- Controlelampje snelheidsafhan- systeem kelijke stuurbekrachtiging Dit gaat branden bij het aanzetten van het Het licht op bij het aanzetten van het contact contact, en dooft na enkele secondes.
DISPLAYS EN METERS (1/7) Instrumentenpaneel in mijlen Auto’s uitgerust met een multimedia- scherm. (mogelijkheid om over te gaan op km/u) Selecteer op het multimediascherm, met stil- Auto's zonder een multimediascherm staande auto en draaiende motor, het menu – Schakel het contact uit en druk zo vaak “Instellingen”, het tabblad “Systeem”...
Pagina 157
DISPLAYS EN METERS (2/7) Instrumentenpaneel A Geluidssignaal snelheidsverklikker Weergave klaar om te rijden 8 Afhankelijk van de auto en het land wordt Het bericht “READY” verschijnt als de motor verschijnt zodra het bestuurdersportier draait en verdwijnt als de auto sneller rijdt wordt geopend.
Pagina 158
DISPLAYS EN METERS (3/7) Reservedrempel Als het laadniveau van de tractiebatterij on- geveer 12% bereikt, verschijnen de meter en het indicatielampje 14 in het geel, vergezeld van een pieptoon. De actieradius optimaliseren ➥ 2.20. Drempels van onmiddellijke stilstand Wanneer het laadniveau ongeveer 6% be- reikt, klinkt er weer een pieptoon en licht de meter rood op.
Pagina 159
DISPLAYS EN METERS (4/7) Instrumentenpaneel B Laadniveau 20 Drempels van onmiddellijke stilstand De meter geeft de resterende hoeveelheid Wanneer het laadniveau ongeveer 6% be- verschijnt zodra het bestuurdersportier energie aan. reikt, klinkt er weer een pieptoon en licht de wordt geopend. Bij sommige controlelamp- meter rood op.
Pagina 160
DISPLAYS EN METERS (5/7) Weergave klaar om te rijden 22 Multimedia-informatie 23 Het bericht “READY” verschijnt als de motor Afhankelijk van de auto kunt u informa- draait en verdwijnt als de auto sneller rijdt tie weergeven op het multimediascherm dan 5 km/u. (kompas, telefoon, navigatie, enz.).
Pagina 161
DISPLAYS EN METERS (6/7) Resterende laadtijd 27 Waarschuwingslampje portier 30 Indicatielampje rijstijl 24 ➥ 2.16 Verschijnt als een portier, de achterklep of Oplaadpercentage tractiebatterij 28 Geschatte actieradius 25. laadklep open staat of niet goed is gesloten. Boordcomputer 29 ➥ 1.149 Totaalteller 26 ➥...
Pagina 162
DISPLAYS EN METERS (7/7) Snelheidsmeter 31 en, afhankelijk van de Het “max” niveau is de volledige capaciteit auto,, 33 van de motor om zijn maximale vermogen te leveren. Lees uw snelheid alleen af met de goedge- keurde snelheidsmeter 31. Geluidssignaal snelheidsverklikker Het controlelampje 33 is slechts een aandui- Afhankelijk van de auto en het land wordt ...
Pagina 163
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (1/3) Boordcomputer A of B Auto uitgerust met boordcomputer A De functies zijn verdeeld over de zone 5, 6, 7 Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de en 8. De positie van de zones varieert af- volgende functies: hankelijk van de geselecteerde rijstijl.
Pagina 164
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (2/3) Selecties (het display hangt af van de uitvoering van de auto en het land) Op het tabblad Auto: a) ritinstellingen; – gemiddeld energieverbruik sinds de laatste reset en actueel energiever- bruik; – afgelegde afstand sinds de laatste reset en gemiddelde snelheid.
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (3/3) Betekenis van de waarden van Handmatige reset Selecteer een van de ritinstellingen en houd energieverbruik schakelaar 4 OK ingedrukt om de actiera- Bepaalde uitrustingen van de auto verbrui- dius te resetten. ken energie: de door de auto verbruikte energie kan dus verschillend zijn van de ver- Automatische reset bruikte energie aan de elektrische meter.
Pagina 166
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Verbruik a) Gegevens van de reis Actueel energieverbruik. + 13,4 Gemiddeld energieverbruik.
Pagina 167
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding b) Reset van de bandenspanning ➥ 2.23 Bandenspanning c) Klok 12:00 1.153...
Pagina 168
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding d) Onderhoudsinterval. Servicebeurt binnen ... Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers); daarna, als de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende 1936 km gevallen zich voor:...
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Instellingen e) Menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto ➥ 1.159. (OK) f) Functieoverzicht.
Pagina 170
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding “Kabel loskoppelen om te starten” Geeft aan dat het laadsnoer nog steeds aangesloten is op de auto.
Pagina 172
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Deze verschijnen met het controlelampje . U moet dan, voor uw eigen veiligheid, direct stoppen zodra dit zonder gevaar mogelijk is. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3) Selectie van de instellingen d) “Welkom”: – Welkom buitenkant; Selecteer een menu en vervolgens de func- – Automatische uitklappen van de spie- tie die moet worden gewijzigd (de weergave gels; hangt af van de uitrusting en het land van –...
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3) Selectie van de instellingen d) “RIJHULPSYSTEMEN”: – Volume waarschuwingsgeluid bij ver- Navigeer met behulp van de 4 of 5 om de laten rijstrook; functie te selecteren die moet worden ge- – Waarschuwingsgevoeligheid bij verla- wijzigd en druk op 6 “OK"...
Pagina 175
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3) Om het menu te verlaten, drukt u op 4 of 5 om naar “TERUG” te gaan en bevestigt u uw keuze door op 6 “OK" te drukken. Het kan nodig zijn dit een aantal keren te herhalen. Als de regel is geselecteerd, drukt u op scha- kelaar 6 “OK"...
Pagina 176
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) 9 °C 12:00 Auto’s uitgerust met een multimedia- Auto’s zonder multimediascherm Stel het uur in met behulp van knop 3 of 4, scherm. druk vervolgens op de schakelaar 5 “OK” Druk zo vaak als nodig is op de 2 schakelaar om te bevestigen.
Pagina 177
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (losgenomen accukabel, ze- kering doorgebrand, enz.) moet u het klokje weer gelijk zetten. Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk. Buitentemperatuurmeter 7 Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en +3 °C ligt, knipperen de °C tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid).
STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING (1/2) Schakel de functie in Druk met het contact aan op de schake- laar 3; het schakelaarlampje verschijnt. Uitschakelen van de functie - Automaat: De functie wordt ongeveer 30 minuten na de verwarmingsfase automatisch uitgescha- keld. Het schakelaarlampje 3 verdwijnt. Opmerking: als de functie automatisch is uitgeschakeld, drukt u twee keer op de scha- kelaar 3 om deze opnieuw te activeren.
Pagina 179
STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING (2/2) Stuurbekrachtiging Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- laden is. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
SPIEGELS (1/4) Inklapbare buitenspiegels Functie welkomst en afscheid (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Zie de gebruiksaanwijzing van het multime- De spiegels klappen automatisch in bij het diasysteem om de functie welkomst en af- vergrendelen van de auto (schakelaar 3 in scheid te openen.
SPIEGELS (2/4) Handmatig inklapbare Binnenspiegel bijzonderheid Wanneer de achteruitkijkspiegel handmatig buitenspiegels De binnenspiegel is verstelbaar. is in- of uitgeklapt, kan hij worden teruggezet Om de buitenspiegel neer te klappen, trekt u naar een bepaalde gebruiksstand. Spiegel met knopje 4 in de richting van de portierruit tot u een me- Om te voorkomen dat u in het donker ver- Dit kan door op de schakelaar 3 te drukken.
SPIEGELS (3/4) Scherm met camerabeeld achter Het gezichtsveld van de camera dekt niet het gehele gebied achter de auto, met name Het scherm 5 kan naar links en rechts en de dodehoekzone F. naar boven en beneden bewegen. ➥ 1.170. Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat.
Pagina 183
SPIEGELS (4/4) Groothoek spiegel 7 De bestuurder heeft uitzicht via: – G de groothoek spiegel; (afhankelijk van de auto) – H de ruit van het passagiersportier voor; Zet de zonneklep 6 omlaag om bij de spe- – I de buitenspiegel. ciale spiegel te kunnen die beter zicht opzij biedt tijdens het manoeuvreren.
CAMERABEELD ACHTER (1/4) De camera achter verwarmen Wanneer het contact wordt aangezet, geeft Deze functie is een extra hulp- het 2-scherm op de middenconsole van middel. De bestuurder moet Bij koud weer zorgt deze functie dat de het dak de situatie achter de auto weer, die altijd opletten en blijft verant- camera snel elektrisch wordt opgewarmd.
CAMERABEELD ACHTER (2/4) Werking Uitschakelen van de functie Bijzonderheden van de achteruitversnelling Het gezichtsveld van de camera dekt niet De display schakelt uit: het gehele gebied achter de auto, met name – minstens twee minuten nadat het contact Als de achteruitversnelling is ingeschakeld, de dodehoekzone A.
CAMERABEELD ACHTER (3/4) U kunt deze instellingen selecteren: a) de helderheid aanpassen; b) de verticale kijkhoek afstellen; c) de horizontale kijkhoek afstellen; d) de automatische afstelling van de verti- cale hoek i- of uitschakelen volgens de voertuigsnelheid; e) afhankelijk van de auto, het display van de achteruitrijcamera in- of uitschakelen;...
CAMERABEELD ACHTER (4/4) Bijzonderheid storingen Als het waarschuwingslampje C continu aanwezig is op een zwarte achtergrond, Wanneer de auto achteruitrijdt, verschijnt op Als het systeem een bedieningsfout detec- raadpleeg dan een merkdealer. auto’s die niet zijn uitgerust met het multime- teert, verschijnt het waarschuwingslampje C diasysteem, het waarschuwingslampje B op op een zwarte achtergrond op het scherm 2...
CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als waarin u het stuurwiel wilt bewegen. Werking van de sneltoets Verschuif de hendel 1 even omhoog of omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet overschrijdt, en laat hem dan weer los: de hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke stand en het betreffende richtingaanwijzer- lampje knippert drie keer.
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6) Afhankelijk van de auto verschijnen de dim- lichten automatisch na enkele wisbewegin- gen van de ruitenwisserbladen. š Markeringslichten Dimlicht Handbediend Draai de ring 2 tot het symbool bij het merkteken 3 staat: Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk- teken 3 staat: Dit controlelampje op het in- Dit controlelampje op het in-strumentenpa- strumentenpaneel licht op.
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6) Tijdens het uitschakelen van het grootlicht Het grootlicht wordt automatisch ontstoken keren de dimlichten automatisch terug in wanneer: hun oorspronkelijke stand. – er weinig licht buiten is; – er geen andere auto of verlichting wordt gedetecteerd;...
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6) storingen Wanneer het bericht “Controleer autom ver- lichting” op het instrumentenpaneel ver- schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld. Raadpleeg een merkdealer. Het gebruik ‘s nachts van een draagbaar navigatiesysteem op het gedeelte van de voorruit onder de camera, kan de wer- Automatisch grootlicht king van het automatische grootlichtsys- (vervolg)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6) Functie welkomst en afscheid Geluidssignaal vergeten (afhankelijk van de auto) verlichting Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan In het geval dat de lichten zijn ingescha- de dagrijverlichting en de markeringslichten keld na het stilzetten van de motor, klinkt er achter automatisch aan wanneer card wordt een signaal bij het openen van het bestuur- gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
Pagina 193
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6) Als de motor en de lichten uitgescha- keld zijn, de 2 ring op AUTO staat, trekt u de hendel 1 naar u toe: de markeringslichten en dimlichten gaan ongeveer 30 seconden aan samen met de waarschuwingslampjes š...
VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6) Mistachterlicht Bochtlichten (Afhankelijk van de auto) Draai de middelste ring 4 van de schakelaar zo dat het symbool bij het merk- Bij vooruitrijden met een snelheid van teken 3 staat en laat dan los. minder dan circa 40 km/u en de dimlich- ten aan, gaat in bepaalde omstandighe- De werking is afhankelijk van de gevoerde den (stuurwielhoek, richtingaanwijzers aan,...
KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2) Voorbeelden van de stand van knop A , afhankelijk van de belasting Besteluitvoering Break uitvoering Lang Lang chassis chassis Normaal Lang Normaal chassis chassis chassis zitplaatsen) zitplaatsen) Bestuurder alleen of een passagier voorin Schakelaar A wordt gebruikt om de hoogte Alle stoelen bezet van de koplampen aan te passen aan de be- lasting van de auto.
KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2) Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tij- dens uw verblijf de lichten tijdelijk af te stellen. Tijdelijke afstelling Open de motorkap en zoek de markering B nabij een van de koplampen.
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (1/4) Wanneer automatisch wissen is ingescha- keld of de gevoeligheid wordt verhoogd, wordt één wisbeweging uitgevoerd. Opmerking: – de regensensor heeft enkel een onder- steunende functie. Bij beperkte zicht- baarheid moet de bestuurder zijn ruiten- wisser handmatig inschakelen. Bij mist of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet altijd automatisch en blijft deze onder uw controle.
Pagina 198
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (2/4) storingen Bijzonderheid Bij een storing van het automatisch wissen, Tijdens het rijden gaat de wisser lang- schakelt de ruitenwisser over op wissen met zamer werken als de auto stopt. Van snel intervallen. Roep de hulp in van een merk- continu wissen naar langzaam continu dealer.
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (3/4) Bijzondere stand van de ruitenwisser voor (onderhoudsstand) In deze stand kunnen de bladen worden op- getild om ze van de voorruit te verwijderen. Dit kan nuttig zijn: – om de bladen te reinigen; – om de bladen van de voorruit los te maken in winterse weersomstandighe- den;...
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (4/4) Opmerking: bij temperaturen onder nul kan de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de voorruit en het zicht verminderen. Verwarm de voorruit met behulp van de ontwase- mingsschakelaar voordat u ze reinigt. De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
Pagina 201
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2) Om de werking te stoppen, laat u opnieuw de ring 3 draaien. Opmerking: Wanneer u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in rust- stand zetten om het automatisch wissen uit te zetten.
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (2/2) Inschakelen/uitschakelen van de Wanneer er zich obstakels op de achterruit achterruitwisser bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui- tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als Wanneer de achteruitversnelling wordt inge- een obstakel de beweging van het blad ver- schakeld, wordt het intervalwissen van de hindert, kan het blad stoppen.
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met sleutel Starten van de motor Verantwoordelijkheid van de – Druk het rempedaal in; bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto – zet de versnellingshendel uitsluitend in stand P; Laat nooit, zelfs niet eventjes, –...
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/3) De kaart moet zich in de detectiezone 1 be- Bijzonderheden vinden of, afhankelijk van de auto, in de de- Afhankelijk van de auto hebt u wellicht – Als er niet is voldaan aan een van die tectiezone 2.
Pagina 206
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/3) “Handsfree” starten met storingen De boodschap “Plaats de kaart in zone + START” verschijnt op het instrumentenpa- achterklep open In sommige gevallen werkt de handsfree- neel. card niet: In dat geval mag de kaart zich niet in de ba- Druk op het rempedaal en leg vervolgens de gageruimte bevinden, om te vermijden dat u –...
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/3) Als de kaart niet meer in het interieur aanwe- Controleer, als u de auto ver- zig is of als de batterij van de kaart leeg is en laat en vooral als u de kaart bij u probeert bij stilstaande auto de motor uit u hebt, of de motor volledig is te zetten, verschijnt het bericht “Kaart afwe-...
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (1/5) Selecteurhendel 1 parkeren achteruitrijden neutraal vooruitversnelling regeneratiemodus. Drie niveaus van motorrem, B1 (laagste) tot B3 (hoog- ste). B2 is de standaard Weergavegebied versnelling of posi- De auto kan alleen gestart worden als het laadsnoer losgekoppeld is.
Pagina 209
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (2/5) Opmerking: – de schakelhendel 1 mag uit de stand P, R, N, D, B worden gehaald als de sleu- tel in de stand “ON” staat ➥ 2.2 of, voor auto’s die zijn uitgerust met een “hands- free”-kaart, in de modus “Accessoires” ➥...
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (3/5) Rijden in de modus D Rijden in de modus B Zet de hefboom in stand D. In de meeste Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt het verkeerssituaties hoeft u de selectiehendel voertuig regeneratief remmen om het voer- niet meer te verplaatsen. tuig af te remmen.
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (4/5) Parkeren van de auto Bij het manoeuvreren kan de Als de auto stilstaat, zet u de versnellings- auto aan de onderkant ergens hendel in de P-stand terwijl u het rempedaal tegenaan rijden (bijvoorbeeld: ingedrukt houdt: de reducer en de aange- contact met een paaltje, een dreven wielen worden mechanisch geblok- trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-...
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (5/5) storingen – Als tijdens het rijden het bericht “Controleer auto.transmissie” verschijnt, is er een storing. Raadpleeg zo snel mogelijk een merk- dealer. – Als tijdens het rijden het bericht “Oververhitting auto.transmissie” ver- schijnt, stop dan zo snel mogelijk om de versnellingsschakelaar te laten afkoelen en wacht totdat het bericht verdwijnt.
VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM Vastzetten Trek de handgreep 2 omhoog. Controleer of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje op het instrumentenpaneel licht op. De auto kan alleen gestart worden als het laadsnoer losgekoppeld is. Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) waar-...
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4) In alle andere gevallen, bijvoorbeeld als de motor afslaat, wordt de automatische par- keerrem niet automatisch aangetrokken. De handbediening moet dan gebruikt worden. Voor bepaalde modellen in sommige landen wordt de rem niet automatisch vastgezet. Zie “Handbediening”. Het vastzetten van de automatische hand- rem wordt bevestigd door het bericht “Parkeerrem aangetrokken”...
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4) Automatische werking (vervolg) Opmerking: in sommige situaties (automa- tische parkeerrem defect, handmatig ont- grendelen van de automatische parkeerrem, enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver- schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het instrumentenpaneel om u te waar- schuwen dat de automatische parkeerrem is losgezet: –...
Pagina 216
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4) – zet de elektronische parkeerrem hand- matig los (lees “Elektronische parkeer- rem handmatig loszetten” op de vorige pagina); – afhankelijk van de auto wordt de parkeer- rem automatisch geactiveerd. U moet deze handmatig loszetten. Kortstondige stop Parkeren met vrijgezette automatische par- keerrem (bijvoorbeeld als het vriest): Om de elektronische parkeerrem handma- –...
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (1/4) Optimaal gebruik zone 0 De actieradius is goedgekeurd volgens een voorgeschreven standaardmethode. Deze Geef nul verbruik aan. methode is voor alle autofabrikanten het- zelfde en maakt het mogelijk om auto’s met Groene gebruikszone B “aanbevolen elkaar te vergelijken.
Pagina 219
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (2/4) Indicatielampje rijstijl 1 (afhankelijk van de auto) Dit lampje informeert u in real time over uw rijstijl. De indicator 1 waarschuwt u. Hoe meer blaadjes op 1 worden weergege- ven, hoe soepeler en zuiniger u rijdt. Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt het brandstofverbruik van uw auto.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (3/4) Een algemene melding van 0 tot 100 geeft u de mogelijkheid om uw prestaties als zui- nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger het cijfer, hoe lager het energieverbruik. De tips voor zuinig rijden worden u gegeven om uw prestaties te verbeteren.
Pagina 221
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/4) stand ECO De ECO-modus is een functie die het ener- gieverbruik zo laag mogelijk houdt. De ECO-modus stelt u in staat het vermo- gen en de maximumsnelheid te beperken. De beperkte versnelling leidt tot brandstof- besparing in een stedelijke omgeving.
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2) Bij reëel gebruik kan de actieradius van de Het “sportieve” rijgedrag vermindert de ac- elektrische auto variëren afhankelijk van di- tieradius van de auto: rijd daarom “soepel” verse factoren die u gedeeltelijk in de hand en kijk ver vooruit.
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2) Het profiel van de weg Het thermische comfort De banden Geef op een helling geen extra gas en pro- Het gebruik van de verwarming of de aircon- Door een te lage bandenspanning neemt beer niet dezelfde snelheid te houden. Houd ditioning vermindert de actieradius van de de rolweerstand en dus ook het energiever- het gaspedaal bij voorkeur in dezelfde stand.
MILIEU Denk zelf ook aan het milieu Recycling Uw auto is ontwikkeld met een zo groot mogelijke aandacht voor het milieu gedu- – Onderdelen en voertuigen mogen aan Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage, het einde van hun levensduur niet 95% herbruikbaar.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5) Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning Deze gebeurt: – wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aan- gepast te zijn aan de gebruiksomstandig- heden (onbelast, belast, rijden op de au- tosnelweg ...); – na het wisselen van de wielen (dit wordt echter afgeraden);...
Pagina 226
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5) – druk lang (ongeveer 3 seconden) op knop 4 om het resetten te starten. De knipperende banden gevolgd door de boodschappen “Inleren bandsp. bezig” en daarna “Plaatsbepaling banden actief” wijst erop dat het verzoek om de referen- tiewaarde voor bandenspanning te reset- ten is bevestigd.
Pagina 227
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5) De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure. Treeplank Weergaven Boodschappen Interpretatie (afhankelijk van de auto) Bandendruk init. lang drukken Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het re- setten van de spanning van alle vier de banden door de scha- kelaar 4 OK ingedrukt te houden.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5) Corrigeren van de Vervangen van wielen/banden bandenspanning Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen nodig (wielen, wieldoppen, enz.). ➥ 5.13. De spanningen van de vier banden Raadpleeg een merkdealer voor het vervan- moeten koud worden ingesteld (raad- gen van de banden en om de geschikte ac- pleeg het label op de zijkant van het be- cessoires voor het systeem te kennen die stuurdersportier).
Pagina 229
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). ® Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Controleen Boodschappen Weergaven Interpretatie waarschuwingslampjes (afhankelijk van de auto) Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden geel weergegeven.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- staan uit: – het antiblokkeersysteem van de wielen (ABS); – elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC) met onderstuurcontrole en trac- tiecontrole; – de noodstopbekrachtiging; – hulp bij wegrijden op een helling, –...
Pagina 232
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/6) Elektronisch Onderstuurcontrole In sommige situaties (rijden op een heel zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of stabiliteitsprogramma (ESC) Dit verbetert de werking van het ESC bij rijden met sneeuwkettingen), kan het sys- met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- teem de kracht van de motor verminderen wielen hun grip verliezen).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/6) In dat geval verschijnt het waarschuwings- Het ABS-remsysteem blijft werken zolang het rempedaal ingedrukt is. lampje in het geel op het instrumen- tenpaneel en, afhankelijk van de auto, ver- Remlichten gaan aan schijnt ook ¨Zachte grond geactiveerd¨...
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/6) Hulp bij wegrijden op een helling Hulp bij het rijden met aanhangwagen Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden Het systeem helpt de auto onder controle op een helling.
Pagina 235
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (6/6) Tractiecontrole - Extended grip Werkingsstand “Onvast wegdek” Druk op de schakelaar 2: het waarschu- Wanneer het voertuig hiermee is uitge- rust, zorgt de wegliggingscontrole ervoor wingslampje verschijnt, samen met dat de auto gemakkelijker te besturen is het bericht “Zachte grond geactiveerd”, ge- op een wegdek met minder grip (onvast volgd door het bericht “ESC uitgeschakeld”.
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5) Op basis van de informatie van de camera 1 waarschuwt de functie de bestuurder als deze een doorgetrokken of onderbroken streep kruist zonder de richtingaanwijzers te activeren. Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, damp enzo- Deze functie is een extra hulp voort).
Pagina 237
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5) Werking Wanneer de functie is geactiveerd, worden het waarschuwingslampje en de linker- en rechterstreep 3 op het instrumen- tenpaneel grijs weergegeven. De functie is gereed om te waarschuwen als: – het voertuig rijdt sneller dan ongeveer 70 km/u;...
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – de streep wordt zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- Het systeem kan niet worden ingeschakeld den; wanneer: – ongeveer vier seconden na het wisselen –...
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5) storingen – Druk herhaaldelijk op knop 6 of 7 om het menu RIJHULPSYSTEMEN te openen. In geval van een storing worden de indicato- Druk op de schakelaar 8 OK; ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk –...
Pagina 240
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
RIJSTROOKASSISTENT (1/6) Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, damp enzo- voort). Met behulp van de informatie van de camera 1 wordt een corrigerende actie uit- gevoerd op het stuursysteem van de auto als een doorgetrokken of onderbroken streep wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
RIJSTROOKASSISTENT (2/6) Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane Keeping gedeactiveerd” op het instrumen- tenpaneel te selecteren. Het controlelampje op het instru- mentenpaneel gaat uit.. Opmerking: functie “Rijstrookassistent” uitschakelt, wordt ook de functie “Waarschuwen bij verlaten van rij- strook”...
Pagina 243
RIJSTROOKASSISTENT (3/6) Bijzondere gevallen In deze gevallen: – activeert de functie een actie op de stuur- Bij het gebruik van de functie: inrichting van de auto om de verplaat- – Als het systeem geen actie van de be- singsrichting van de auto te corrigeren; stuurder op het stuurwiel detecteert, ver- ...
Pagina 244
RIJSTROOKASSISTENT (4/6) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – de streep wordt zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- den; Het systeem kan niet worden ingeschakeld – ongeveer vier seconden na het wisselen wanneer: van baan;...
Pagina 246
RIJSTROOKASSISTENT (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/10) A-systeem Afhankelijk van het voertuig zijn er twee sys- temen voor dodehoekwaarschuwing: Op basis van de informatie van de ultrasoon- – SysteemA: gebruikt informatie van ul- sensoren aan elke kant van de achterbum- trasone sensoren in de bumpers van het per, aangeduid door de pijlen 2, geeft het voertuig.
Pagina 248
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/10) A-systeem Indicator 1 Werking (vervolg) Op elke binnenspiegel 3 bevindt zich een in- De functie waarschuwt als er bij een rijsnel- dicator 1. heid tussen ongeveer 30 en 130 km/u, een Bijzonderheid ander voertuig in de dode hoek C zit en in Opmerking: reinig de binnenspiegels 3 re- dezelfde richting rijdt als uw voertuig.
Pagina 249
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/10) Display E Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet werkt Richtingaanwijzer ingeschakeld, het waarschuwingslampje 1 knippert als de – Tijdens het rijden op een weg met functie een auto in het waarschuwingsge- scherpe bochten; bied van de dode hoek detecteert en/of een –...
Pagina 250
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/10) B-systeem Bijzonderheid Let op dat de zone G rondom de radars Op basis van de informatie van de senso- aan elke kant van de achterbumper niet zijn ren aan elke kant van de achterbumper bedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.) (zone G), wordt de bestuurder gewaar- schuwd: Als een radar bedekt is, verschijnt het be-...
Pagina 251
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/10) B-systeem Werking Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het controlelampje 1 alleen als die auto lang (vervolg) De functie waarschuwt u als de snelheid van genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw de auto hoger is dan 15 km/u: auto C.
Pagina 252
DODEHOEKWAARSCHUWING (6/10) Display E Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet werkt Richtingaanwijzer ingeschakeld, het waarschuwingslampje 1 knippert als de – Tijdens het rijden op een weg met functie een auto in het waarschuwingsge- scherpe bochten; bied van de dode hoek detecteert en/of een –...
Pagina 253
DODEHOEKWAARSCHUWING (7/10) – Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu “RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven. Druk op de schakelaar 8 OK; – Druk op 6 of 7 om het menu “Dode- hoekwaarschuwing” weer te geven en druk op de schakelaar 8 OK ; –...
Pagina 254
DODEHOEKWAARSCHUWING (8/10) Systemen A en B (vervolg) storingen Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een merkdealer. – De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrij- vakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto’s detecteren in de dode hoek.
Pagina 255
DODEHOEKWAARSCHUWING (9/10) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Pagina 256
DODEHOEKWAARSCHUWING (10/10) Beperkingen voor de werking van het systeem – De zone rond de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de auto) moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/4) De functie wordt geactiveerd als de auto een snelheid heeft van meer dan ongeveer 30 km/u. Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enz.). Plaats van de frontale radar 2 Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
Pagina 258
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/4) – Druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu “Afstand waachuwing” weer te geven. Druk op de schakelaar 7 OK; – Druk nogmaals op de schakelaar 7 OK om de functie in of uit te schakelen: functie ingeschakeld <...
Pagina 259
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/4) – C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer 1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand tussen de twee voertuigen); – D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1 seconde of minder (de afstand tussen de twee voertuigen is veel te kort). Als de afstand tussen de twee auto’s minder Het interval wordt alleen ge- is dan ongeveer 0,5 seconde, worden de in-...
Pagina 260
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (4/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (1/17) Het geavanceerde veiligheidssysteem omvat: – de actieve noodstop; – de noodrijstrookassistent. Het geavanceerde veiligheidssysteem ge- bruikt informatie van de camera 1, frontale radar 2 en zijradars 3. Plaats van de camera 1 Plaats van de radars aan de zijkant 3 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt (door vuil, modder, condens enz.).
Pagina 262
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (2/17) – Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om het menu Geavanceerde veiligheid te openen en druk op 9 OK. Druk opnieuw op de schakelaar 9 OK om de functie in of uit te schakelen: functie ingeschakeld < functie uitgeschakeld Bij het uitschakelen van het systeem ver- ...
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (3/17) Het systeem informeert de bestuurder als er een risico bestaat op een frontale botsing om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te maken (het rempedaal indrukken en/of het stuurwiel draaien). Afhankelijk van het reactievermogen van de bestuurder kan het systeem helpen bij het remmen om schade te beperken of een bot- sing te voorkomen.
Pagina 264
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (4/17) Actieve noodrem Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van bedieningselementen van de auto (stuur- (vervolg) wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- mige operaties vertragen of niet activeren. Detectie van auto’s Als u met een snelheid van meer dan 8 km/u rijdt en er ontstaat een risico van botsing met een voorligger, een tegenligger bij een mo- gelijke richtingsverandering of een stilstaand...
Pagina 265
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (5/17) Actieve noodrem Speciale functies van stilstaande auto´s (vervolg) Stilstaande auto’s worden gedetecteerd als uw auto een snelheid heeft van ongeveer 8 Bijzonderheden van tegenliggers bij een tot 100 km/u. Het systeem is niet actief en mogelijke verandering van richting geeft geen piepsignaal als u harder rijdt dan ongeveer 100 km/u.
Pagina 266
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (6/17) Actieve noodrem Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van bedieningselementen van de auto (stuur- (vervolg) wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- mige operaties vertragen of niet activeren. Detectie van voetgangers en fietsers Als het voertuig een snelheid heeft van on- Bijzonderheden met betrekking tot geveer 8 tot 86 km/u en er botsingsgevaar stilstaande fietsers en voetgangers...
Pagina 267
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (7/17) Actieve noodrem (vervolg) Instellingen voor voertuigen uitgerust met een multimediascherm Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem om de functie-instellin- gen van het multimediascherm 4 te bekijken: – Waarschuwing: pas het gevoelig- heidsniveau van de waarschuwing aan. Selecteer hiervoor: –...
Pagina 269
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (9/17) Actieve noodstop Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Pagina 270
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (10/17) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort); – slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort); – slecht zicht (nacht, mist enzovoort); –...
Pagina 271
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (11/17) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit); – De voorkant van de auto is beschadigd (botsing, vervorming, krassen op de radar, enz.); –...
Pagina 272
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (12/17) Afhankelijk van de auto wordt op basis van informatie van de radars 3 en de camera 1 een corrigerende actie uitgevoerd op het stuursysteem van de auto bij botsingsge- vaar met een voertuig met dezelfde of een hogere snelheid, indien dit gebeurt binnen het detectiegebied van de radars achter.
Pagina 273
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (13/17) De noodrijstrookassistent (vervolg) Bermdetectie Als u met een snelheid van meer dan 70 km/u rijdt en de kant van de weg nadert (op de grond, vangrail, bestrating, stoeprand enz.) zonder dat de richtingaanwijzer is in- geschakeld, reageert het systeem als volgt: –...
Pagina 274
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (14/17) De noodrijstrookassistent (vervolg) Detectie van een tegenligger Als het voertuig een snelheid heeft van on- geveer 70 tot 110 km/u en er botsingsgevaar is met een voertuig dat uit de tegenoverge- stelde richting komt in een aangrenzende rijstrook en binnen de detectiezone B is, zonder dat de richtingaanwijzer is geacti- veerd, gebeurt het volgende:...
Pagina 275
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (15/17) De noodrijstrookassistent (vervolg) Detectie van een voertuig dat van achte- ren nadert (afhankelijk van de auto) Als u met een snelheid van meer dan 70 km/u rijdt en u overschrijdt een lijn (door- lopend of onderbroken) terwijl er botsings- gevaar dreigt met een voertuig in de dode hoek C dat in dezelfde richting rijdt als uw auto of met een voertuig dat snel van ach-...
Pagina 276
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (16/17) De noodrijstrookassistent Omstandigheden waarin het systeem Als het voertuig een aanhanger of caravan niet wordt ingeschakeld trekt, kunnen onverwachte of onnodige cor- (vervolg) recties optreden. In dat geval kunt u de ge- Het systeem kan niet worden ingeschakeld avanceerde veiligheidsfunctie uitschakelen Tijdelijk niet beschikbaar: wanneer:...
Pagina 277
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (17/17) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Een botsing kan de uitlijning van de camera of de radar(s) wijzigen, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (1/2) De vermoeidheidsdetectie is een nuttige functie op eentonige wegen (zoals autosnel- wegen). Het rijgedrag van de bestuurder wordt ge- analyseerd met inachtneming van de ge- beurtenissen om u te informeren bij elk risico op vermoeidheid, zoals: – stuurwielbeweging; –...
Pagina 279
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (2/2) – druk de schakelaar 3 achtereenvolgens Als het gevaar van vermoeidheid bestaat, omhoog of omlaag tot u bij het menu verschijnt het bericht “Vermoeidh. det. Neem “Waarschuwing vermoeidheidsdetectie” een pauze” op het instrumentenpaneel, komt en druk op de schakelaar 2 OK. samen met een geluidssignaal.
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4) Opmerking: op voertuigen die niet zijn uit- Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt ook de informatie van het navigatiesysteem gerust met een navigatiesysteem en, wan- gebruikt. neer u in een land rijdt waar de snelheid- seenheden verschillen van die van uw Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, voertuig, kunt u handmatig de bijbehorende...
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4) Auto’s zonder een multimediascherm – Zet de auto stil en druk zo vaak als nodig op de schakelaar 3 om het tabblad Voertuig weer te geven. – druk herhaaldelijk op 4 of 5 om het menu “Instellingen”...
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4) Als de maximumsnelheid wordt overschre- den, knippert de cirkel rond het paneel (waarschuwingslampje 7) en is een geluids- signaal te horen om de bestuurder te waar- schuwen. Werkzaamheden Verandering van de ingestelde maximum snelheid Controleen waarschuwingslampjes Als de ingestelde snelheid van de Stop and De functie geeft de volgende waarschu- Go adaptieve snelheidsregelaar, de snel-...
Pagina 283
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4) storingen Het systeem kan de snelheidsbeperking niet detecteren: – de voorruit niet schoon is; – de camera verblind wordt door de zon; – bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist, enz.); – als de verkeersborden onleesbaar (door sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter een andere auto of bomen);...
SNELHEIDSBEGRENZER (1/4) De snelheidsbegrenzer bestuurt de motor en het remsysteem om te zorgen dat een door u gekozen rijsnelheid niet wordt over- schreden; deze snelheid noemen we de li- mietsnelheid. Bediening 1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit. 2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit. 3 Schakelaar om de maximumsnelheid te activeren en te verlagen (SET/-).
SNELHEIDSBEGRENZER (2/4) Het rijden Inschakelen Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake- Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld Druk op de schakelaar 1. Het waarschu- laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals wingslampje 6 wordt grijs weergegeven.
SNELHEIDSBEGRENZER (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) Tijdens het overschrijden van de snelheid knippert de snelheid in het rood op het in- strumentenpaneel.
SNELHEIDSBEGRENZER (4/4) Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De functie snelheidsbegrenzer wordt onder- wordt opgeschort als u drukt op de schake- broken: laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op- – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geslagen en op het instrumentenpaneel grijs geval wordt er geen snelheid meer in het weergegeven.
SNELHEIDSREGELAAR (1/5) De snelheidsregelaar bestuurt de motor en het remsysteem om te zorgen dat een door u gekozen rijsnelheid wordt aangehouden; deze snelheid noemen we de kruissnel- heid. Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos instellen. Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
SNELHEIDSREGELAAR (2/5) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden Gebruik schakelaar 1. Druk, terwijl de auto rijdt met een constante Als een snelheid in het geheugen is vastge- snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, op legd en de functie snelheidsregelaar is inge- Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs de schakelaar 2 (SET/-) of de schakelaar 3 schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal...
SNELHEIDSREGELAAR (3/5) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid rood op het instrumentenpaneel. Laat daarna het gaspedaal los: na enkele secondes gaat uw auto automatisch weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid rijden.
Pagina 291
SNELHEIDSREGELAAR (4/5) Onderbreken van de functie Oproepen van de ingestelde snelheid NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt de Als een snelheid in het geheugen is opge- De functie wordt uitgeschakeld als u drukt auto snel op naar deze hogere snelheid.
Pagina 292
SNELHEIDSREGELAAR (5/5) Uitschakelen van de functie Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves- tigen dat de functie niet langer actief is. De functie snelheidsregelaar wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen;...
STOP AND GO ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (1/14) Op basis van informatie afkomstig van een Afhankelijk van de wegomstandigheden Deze functie is een extra hulp radar of camera biedt de Stop and Go adap- (verkeer, weer, enz.), kan de Stop and Go tijdens het rijden.
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (2/14) Plaats van de camera 1 Bedieningsknoppen 6 Inschakelen, opslaan en verlagen van de kruissnelheid (SET/-). Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt 3 Veilige afstand instellen 7 Schakelaar om de kruissnelheid te ac- (door vuil, modder, condens enz.). 4 Uitschakelen van de functie (de inge- tiveren en te verhogen of om de kruis- stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
Pagina 295
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (3/14) Inschakelen De kruissnelheid 11 vervangt de streepjes en het functioneren van de snelheidsrege- Gebruik schakelaar 5. laar wordt door het display bevestigd met de Het controlelampje wordt grijs en het kruissnelheid in groen samen met het con- trolelampje ...
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (4/14) Bewaking veilige afstand inschakelen Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld, verschijnt de standaard veilige afstand 10 in het groen op het instrumentenpaneel. De standaard veilige afstand komt overeen met ongeveer twee seconden (zie de volgende pagina’s). Als het systeem een voertuig detecteert in uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een voertuig 9 boven de afstandsmeter 10 op het...
Pagina 297
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (5/14) De volgafstand instellen (vervolg) – afstandsmeter B: middelgrote afstand 2 (komt overeen met ongeveer 2 secon- den); – afstandsmeter C: middelgrote afstand 1 (komt overeen met ongeveer 1,6 secon- den); – afstandsmeter D: kleine afstand (komt overeen met ongeveer 1,2 seconden).
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (6/14) Stoppen en Starten Onderbreken van de functie Als uw voorligger vertraagt, wordt de snel- U kunt de functie als volgt in stand-by zetten: heid van uw auto aangepast; indien nodig tot – druk op de schakelaar 4 (0); volledige stilstand (bijv.
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (7/14) Stand-by afsluiten Afhankelijk van de situatie geeft het systeem een geluidssignaal in combinatie met: Op basis van de opgeslagen – de oranje waarschuwing E als de aan- kruissnelheid dacht van de bestuurder vereist is; Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze in de juiste omstandighe- –...
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (8/14) storingen Als de radardetectiezone door iets wordt bedekt of als het signaal wordt gestoord, Als er een storing is in de werking van de verschijnt het bericht “Radar voor geen Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar, zicht”...
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (9/14) Beperkingen van de werking van Wat niet door het systeem wordt gedetec- Detectie in een bocht teerd: het systeem Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of – voertuigen die op kruispunten aankomen: camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om Autodetectie afritten (bijv.
Pagina 302
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (10/14) Detectie van voertuigen in aangrenzende Auto’s die verborgen zijn door – voertuigen die voorwerpen transporteren rijstroken hoogteverschillen in de weg die langer zijn dan de lijn; Het systeem kan voertuigen detecteren die Het systeem kan geen voertuigen detecte- –...
Pagina 303
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (11/14) Stilstaande en langzaam rijdende – voorliggers12 die wisselen van rijstrook voertuigen en zo een stilstaande auto onthullen 13 (bijv. P). Als uw snelheid hoger is dan ongeveer 50 km/u, detecteert het systeem geen: – stilstaande voertuigen (bijv. N); –...
Pagina 304
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (12/14) Geen detectie van vaste obstakels en Detectie van voertuigen die met hoge kleine objecten snelheid in de rijstrook komen Wat niet door het systeem wordt gedetec- Als uw voertuig wordt ingehaald door een teerd: ander voertuig dat met hoge snelheid rijdt 14 (motor, auto, enz.) (bijv.
Pagina 305
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (13/14) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
Pagina 306
STOP AND GO SNELHEIDSREGELAAR (14/14) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – de voorruit of de radarzone is bedekt (vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.); – een complexe omgeving (tunnel, enz.); –...
SNELWEG- EN FILEHULP (1/16) De Stop and Go adaptieve Snelweg- en filehulp is een rijhulpsysteem Het systeem laat uw auto versnellen en ver- voor gebruik op de snelweg, tijdens lange tragen met behulp van de motor en het rem- snelheidsregelaar. ritten en in files.
SNELWEG- EN FILEHULP (2/16) Rijstrookcentrering Aanvullende informatie De rijstrookcentrering houdt met behulp Afhankelijk van de auto kan de functie van informatie van een camera de auto in “Snelweg- en filehulp” samen met andere rij- het midden van de rijstrook door de stuurin- hulpfuncties worden gebruikt: richting te bedienen.
Pagina 310
SNELWEG- EN FILEHULP (4/16) Computer 1 Stuurbekrachtiging 4 Actieve voertuigcontrole 7 Ontvangt informatie van de radar en de Bedient de voorwielen om de auto te ver- Dit systeem verstrekt informatie over de camera om de rijrichting en snelheid (ver- plaatsen volgens de gegevens van com- voertuigdynamica aan de computer 1 (snel- snelling of vertraging) van de auto te bepa- puter 1.
SNELWEG- EN FILEHULP (6/16) Bedieningsknoppen Weergaven op het Stuurwiel 21 instrumentenpaneel Veilige afstand instellen De bestuurder moet altijd zijn of haar handen op het stuurwiel houden. Als er Waarschuwingslampje Stop and Go Actieve functies in stand-by zetten te veel druk wordt uitgeoefend bij het adaptieve snelheidsregelaar ...
SNELWEG- EN FILEHULP (7/16) Functie “Rijstrookcentrering” Het waarschuwingslampje 15 wordt groen en de indicatoren voor de linker- en inschakelen rechterstreep 17 verschijnen om te bevesti- Als de Stop and Go adaptieve snelheidsre- gen dat de functie actief is en uw auto in het gelaar is ingeschakeld, ➥...
SNELWEG- EN FILEHULP (8/16) Functie “Rijstrookcentrering” op – de auto rijdt sneller dan ongeveer 135 km/u; stand-by – de rijsnelheid lager is dan ongeveer De functie “Rijstrookcentrering” gaat auto- 60 km/u, zonder voorliggers; matisch op stand-by wanneer: – de auto een streep raakt of overschrijdt; –...
Pagina 315
SNELWEG- EN FILEHULP (9/16) Opmerking: in sommige situaties kan de rij- strookcentrering uw handen op het stuurwiel mogelijk niet waarnemen, en klinkt er een signaal: – als de auto op een lange rechte baan rijdt en de handen van de bestuurder onbe- weeglijk op het stuur liggen;...
SNELWEG- EN FILEHULP (10/16) Als het voertuig een streep helemaal overschrijdt en de rijstrook verlaat, gaat de functie “Rijstrookcentrering” op stand-by. Het controlelampje 15 ver- schijnt en de indicatoren voor de linker- en rechterstreep 17 worden grijs om te bevesti- gen dat de functie in stand-by is.
SNELWEG- EN FILEHULP (11/16) – De Stop and Go adaptieve snelheidsre- gelaar is ingeschakeld. ➥ 2.91. Opmerking: één druk op de knop 10 schakelt de functies Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar en “Rijstrookcentrering” allebei uit. – Het systeem detecteert langer dan onge- veer 45 seconden geen handen op het stuurwiel.
Pagina 318
SNELWEG- EN FILEHULP (12/16) Tijdelijk niet beschikbaar – een militaire zone of een luchthaven. Als een storing wordt gedetecteerd in de werking van de Stop and Go adaptieve Als u deze gebieden verlaat, zal de functie De radar kan voertuigen detecteren die vóór snelheidsregelaar, verschijnt het bericht weer werken.
Pagina 319
SNELWEG- EN FILEHULP (13/16) De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden. Dit systeem kan niet de taak van de bestuurder overnemen. De bestuurder moet altijd en in alle omstandigheden klaar zijn om te remmen, moet zich altijd houden aan de voorgeschreven snel- heid en veilige afstand, en moet altijd blijven opletten.
Pagina 320
SNELWEG- EN FILEHULP (14/16) De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijk- heid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
Pagina 321
SNELWEG- EN FILEHULP (15/16) Uitschakelen van het systeem Schakel het systeem uit indien: – de auto op een bochtige weg rijdt; – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; – de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur; –...
Pagina 322
SNELWEG- EN FILEHULP (16/16) Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld: – voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit, de ruitenwisserbladen en de bumper; –...
PARKEERHULP (1/8) De werking van het systeem Deze functie is een extra hulp Ultrasoondetectoren die in de bumper van die met geluidssignalen de af- de auto gemonteerd, meten de afstand stand aanduidt tussen de auto tussen de auto en een obstakel. en een obstakel tijdens het achteruitrijden.
Pagina 324
PARKEERHULP (2/8) Opmerking: als de rijrichting verandert tij- dens een manoeuvre, wordt het risico op een botsing met een obstakel mogelijk te laat gesignaleerd. Werking Opmerking: het display 2 toont de omge- ving van de auto en geeft geluidssignalen. Het systeem detecteert de meeste obstakels U moet enkele meters rijden voordat de de- voor, achter en naast de auto.
Pagina 325
PARKEERHULP (3/8) Als er een obstakel wordt gedetecteerd naast de auto: – weerklinkt er bij het risico op een bot- sing een geluidssignaal met een steeds hogere frequentie naargelang u het ob- stakel nadert, tot het geluidssignaal con- tinu weerklinkt. De groene, oranje en rode zones worden getoond op het dis- play D;...
PARKEERHULP (4/8) Afstellen Afhankelijk van de auto kunt u met draai- ende motor bepaalde parameters instellen via het multimediascherm 4. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasys- teem voor meer informatie. Geluidsvolume van de parkeerhulp Regel het volume van de parkeerhulp door op + of - te drukken.
Pagina 327
PARKEERHULP (5/8) – Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu “PARKEER ASSIST.” weer te geven. Druk op de schakelaar 10 OK ; – selecteer “ON” of “OFF” om de functie in of uit te schakelen. Als de knop 6 niet kan worden gebruikt om de parkeerhulp weer in te schakelen, controleer dan of de functie niet op het instrumentenpaneel is uitgeschakeld.
PARKEERHULP (6/8) Parkeerhulp handmatig – selecteer “Volume pieptoon” om het volume van de parkeerhulp aan te uitschakelen passen met behulp van de knop 8 of 9. Schakel de functie uit in deze gevallen: – Als er vóór de ultrasone sensoren een Automatisch uitschakelen van trekhaak of een aanhanger- of laadsys- de parkeerhulp...
Pagina 329
PARKEERHULP (7/8) Werkzaamheden/reparaties van het systeem – In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer. –...
Pagina 330
PARKEERHULP (8/8) Beperkingen voor de werking van het systeem – De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar- borgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
ACHTERUITRIJCAMERA (1/4) Werking Wanneer de achteruitversnelling wordt in- geschakeld en afhankelijk van de auto, ver- zendt de camera 1 op de achterklep of de klapdeur achter, een beeld van de omgeving achter de auto naar: – het multimediascherm 2, samen met een of twee richtlijnen 5 en 6 (vast en bewe- gend);...
Pagina 332
ACHTERUITRIJCAMERA (2/4) Vaste richtlijn 5 Bewegende richtlijn 6 De vaste tekening bestaat uit gekleurde Deze is blauw en toont het traject van de merktekens A, B en C die de afstand achter auto in relatie tot de stuurwielstand. de auto aangeven: –...
ACHTERUITRIJCAMERA (3/4) Storingen Wanneer de achteruitversnelling is inge- schakeld en het systeem een bedienings- fout detecteert, wordt het multimediascherm tijdelijk zwart 2. Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die van invloed is op de camera of het scherm (helderheid, vast beeld, vertraagde commu- nicatie, enz.).
ACHTERUITRIJCAMERA (4/4) H J K Het verschil tussen de geschatte Achteruit een steile helling afrijden Achteruitrijden richting een uitsteeksel afstand en de werkelijke afstand De vaste richtlijnen 5 tonen de afstanden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op verder weg dan ze werkelijk zijn.
AUTOMATISCH PARKEREN (1/5) Inschakelen Bijzonderheden Met behulp van ultrasoon sensoren, zoals aangegeven met de pijlen 3, die in de bum- Met draaiende motor en de auto staat stil of Zorg ervoor dat de ultrasoondetectoren op pers van de auto zijn gemonteerd, vindt rijdt trager dan ongeveer 30 km/u: de met pijlen aangegeven plaatsen 3 niet deze functie toegankelijke parkeerplaatsen...
AUTOMATISCH PARKEREN (2/5) Werking Opmerking: bij het starten van de auto of na een geslaagde fileparkeermanoeuvre met behulp van het systeem, stelt het systeem Parkeren standaard het manoeuvre om uit te rijden Zolang de auto minder dan 30 km/u rijdt, voor.
Pagina 337
AUTOMATISCH PARKEREN (3/5) De parkeerplaats wordt vervolgens op het – Laat het stuurwiel los; multimediascherm aangeduid met een – Voer manoeuvres voor en achter uit hoofdletter “P”. door de instructies die op het multime- – Stop de auto; diascherm 1 worden weergegeven te volgen.
AUTOMATISCH PARKEREN (4/5) Het manoeuvre annuleren Het controlelampje in de schakelaar 2 gaat Het manoeuvre wordt in de volgende geval- uit, het controlelampje op het instru- len geannuleerd: mentenpaneel gaat uit en er klinkt een ge- – het voertuig is te ver verwijderd van de luidssignaal om te bevestigen dat het ma- gewenste parkeerplaats;...
AUTOMATISCH PARKEREN (5/5) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre- gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
Pagina 340
AUTO MET FUNCTIE “WETTELIJK VERPLICHTE SNELHEIDSBEGRENZER” Bijzonderheid: als uw auto is uitgerust met een snelheidsregelaar/-begrenzer, is het bij volledig intrappen van het gaspedaal (voor- bij het “zware punt”) niet mogelijk de inge- stelde snelheid te overschrijden. ➥ 2.82. De rijsnelheid van de auto kan permanent op een snelheid ingesteld blijven afhankelijk van de auto of de wettelijke voorschriften.
NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via de noodoproepfunctie au- tomatisch of handmatig verwittigd (koste- loos) bij een ongeval of als u onwel wordt, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Opmerking: de noodoproep werkt: –...
Pagina 342
NOODOPROEP (2/3) Automatische modus In geval van onbedoelde activering kunt u de oproep annuleren door 2 seconden lang te Als de waarschuwingslampje automatische drukken op de 3-knop voordat de verbinding modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het met het callcenter tot stand komt. automatische systeem is ingeschakeld.
Pagina 343
NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De gebruiksduur van de accu is ongeveer vier jaar (het waarschuwings- lampje 1 wordt rood als deze vier jaar bijna voorbij zijn). Zonder de functie noodoproep is het sys- Raadpleeg een merkdealer. teem niet te volgen en zal niet constant worden bewaakt.
MODUS “VERTROUWELIJKHEID VOERTUIGGEGEVENS” (1/2) Auto’s zonder storingen multimediascherm Wanneer het systeem een bedieningsfout detecteert, wordt het delen van gegevens Het verzamelen van autogegevens kan tij- gedeactiveerd; het schakelaarlampje 1 gaat delijk worden stopgezet. uit. De privacymodus inschakelen: Raadpleeg een merkdealer. –...
Pagina 345
MODUS “VERTROUWELIJKHEID VOERTUIGGEGEVENS” (2/2) Bescherming van uw persoonlijke gegevens Uw persoonlijke gegevens worden verza- meld via uw voertuig en verwerkt door de fabrikant, leden van het netwerk en andere entiteiten in de groep van de fabrikant. Raadpleeg voor meer informatie over de voorwaarden voor gegevensverwerking en het uitoefenen van uw rechten, het privacy- beleid van de fabrikant op de website van...
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (1/3) 1 Ontwasemingssleuven voor zijruiten 5 Verwarmingsroosters bij de voetenruimtes voor 2 Linker en rechter ventilatieroosters 6 Bedieningspaneel 3 Ontwasemingssleuven voorruit 7 Ventilatierooster voetenruimteruimte voor passa- 4 Centrale ventilatieroosters giers achter (afhankelijk van de auto) 8 Ventilatieroosters in achterconsole (afhankelijk van de auto)
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (2/3) Centrale ventilatieroosters 4 Linker en rechter ventilatieroosters 2 Hoeveelheid lucht Hoeveelheid lucht Sluiten: verplaats de aanwijzer 9 naar de buitenkant van de auto, tot u het zware punt Sluiten: verplaats de aanwijzer 10 naar de bereikt. binnenkant van de auto. Bevestig geen voorwerpen op de venti- latieroosters (bijv.
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (3/3) Luchtstroom Draai de knop 12: omhoog: helemaal open; omlaag: dicht. Plaatsen achter (afhankelijk van de auto) Ventilatieroosters in voetruimte 7. Ventilatieroosters in achterconsole 8 (afhankelijk van de auto) Rechts/links Verplaats de aanwijzer 11. Omhoog/omlaag Verplaats de aanwijzer 11.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING, VERWARMING (1/4) Regeling van de ventilateursnelheid Zet de knop 3 in een van de acht standen om de werking te regelen. Stand OFF In deze stand: – de handbediende verwarming en/of air- conditioning stopt automatisch; – de ventilatiesnelheid van de lucht in het interieur is nul;...
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING, VERWARMING (2/4) ö De lucht wordt naar de voeten- ruimtes en de ventilatieroosters in het dashboard gevoerd. ô De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ontwasemingsroosters in het dashboard geleid. ó De lucht wordt vooral naar de voe- tenruimtes gevoerd. Achterruitverwarming Druk op de knop 7: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING, VERWARMING (3/4) Door langdurig gebruik van de lucht- kringloop kunnen de zijruiten en de voor- ruit beslaan en kan de atmosfeer in het interieur minder aangenaam worden doordat er geen luchtverversing is. Druk daarom weer op de toets 6 om de toe- voer van buitenlucht te herstellen zodra de omstandigheden dat toelaten.
Pagina 354
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING, VERWARMING (4/4) Electrische voorruitverwarming, (afhankelijk van de auto) Druk bij draaiende motor op de scha- kelaar 8 (het ingebouwde controlelampje brandt). Met deze functie (indien aanwezig) wordt de voorruit ontwasemd. Druk om deze functie uit te schakelen op- nieuw op de schakelaar 8.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/4) Regeling van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen of verlagen door aan de knop 1 te draaien. Regeling van de temperatuur Draai knop 3 afhankelijk van de gewenste temperatuur.
Pagina 356
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/4) Functie “helder zicht” Druk op de knop 2: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buitenspie- gels snel ontdooid en ontwasemd (afhanke- lijk van de auto). Druk op de toets 8 om de werking van de achterruitverwarming te stoppen, het inge- bouwde controlelampje dooft.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/4) Achterruitverwarming In- en uitschakelen van de Electrische airconditioning voorruitverwarming, Druk op de toets 8, het ingebouwde contro- (afhankelijk van de auto) lelampje brandt. De achterruit wordt nu snel Normaal schakelt het systeem automatisch ontwasemd en de buitenspiegels worden de airconditioning in of uit, afhankelijk van Druk bij draaiende motor op de scha- verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/4) Uitschakelen van het systeem Draai de knop 1 naar “OFF” om het systeem te stoppen. U schakelt het systeem weer in door de knop 1 te draaien en de ventilatie- snelheid in te stellen of door op de toets 4 te drukken.
AIRCONDITIONING: programmeren (1/2) EV-programm. Comfortprogramma 1 Klaar om te 06:00 AM L M M J V S D Programma Comfortprogramma 2 Bewerken Klaar om te 06:00 AM L M M J V S D L M M J V S D Comfortprogramma 3 L M M J V S D Klaar om te...
AIRCONDITIONING: programmeren (2/2) Onmiddellijk inschakelen van de Opmerking: – U kunt de comfortprogramma’s uitscha- airconditioning kelen door te drukken op “OFF”; Het is mogelijk om de airconditioning direct – de minimale tijdsperiode tussen elk pro- te starten via een smartphone-app, op voor- gramma is twee uur;...
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3) Tips voor het gebruik Brandstofverbruik Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het brandstofverbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtrecirculatie in werking, ventilatiesnel- hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air- dealer.
Pagina 362
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3) Koelvloeistof R-134a Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige componenten hermetisch zijn afgesloten) Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol- kan fluorhoudende broeikasgassen bevat- gende informatie vinden op sticker A in de ten. motorruimte. De aanwezigheid en de plaats van de in- formatie op sticker A zijn afhankelijk van de auto.
Pagina 363
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3) Ñ Koelvloeistof R-1234yf Type airconditioningsvloeistof Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol- (XXX) Type olie in het aircocir- gende informatie vinden op sticker B in de cuit motorruimte. Ontvlambaar product De aanwezigheid en de plaats van de in- formatie op sticker B zijn afhankelijk van de ...
MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/3) Multimedia aansluiting 3 USB-aansluitingen 1 De locatie en werking van de uitrusting kunnen verschillen, afhankelijk van de auto. U kunt de USB-aansluiting om toegang te De USB-aansluitingen dienen alleen voor 1 USB-aansluitingen; krijgen tot de multimedia-inhoud van uw ac- het opladen van accessoires die zijn goed- 2 Multimediascherm;...
Pagina 365
MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/3) Stuurwielknoppen 6 Microfoon 9 (afhankelijk van de auto) Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust kunt u de knoppen van de handsfree telefoon 7 en spraakherkenning 8 gebruiken. Draadloze lader - Inductieladen10 (afhankelijk van de auto) ➥ 3.28 Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van dit appa-...
MULTIMEDIA-UITRUSTING (3/3) Steun van de telefoon 11 Uw smartphone in de houder plaatsen 12: Let op: de houder 12 kan worden verplaatst. Gebruik de spanmoer 13 om de houder in – Beweeg de klemmen 15. Bij hiermee uitgeruste voertuigen opent u de gewenste positie te bevestigen.
RUITBEDIENING (1/3) Elektrische ruitbediening Deze systemen werken met contact aan of contact uit tot het openen van een voorpor- tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten). Druk op de schakelaar van de betreffende ruit om de ruit tot de gewenste hoogte te laten zakken.
Pagina 368
RUITBEDIENING (2/3) Kantelruit Vanaf de passagiersplaats voor Voor de plaatsen achter Gebruik de schakelaar 6. Portieren gesloten, gebruik de schake- Om de ruit op een kier te zetten, beweegt u laar 7. de handgreep 8 in de richting van de pijl, en blokkeert u deze door op de handgreep te duwen.
RUITBEDIENING (3/3) Storingen Om de beweging van de ruit voortijdig te stoppen drukt u de schakelaar opnieuw in. Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten schakelt het systeem over op de normale op weerstand stuit (bijv.
BINNENVERLICHTING (1/3) Plafondverlichting voor 1 Kaartleeslampjes 2 en 3 voorin (afhankelijk van de auto) Druk op de schakelaar 1 om het volgende te activeren: Druk op de schakelaar 2 of, afhankelijk van de auto, op de schakelaar 3 om het vol- –...
BINNENVERLICHTING (2/3) Binnenlicht achter Kaartleeslampjes achter Verlichting dashboardkastje 6 (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Het lampje 6 gaat branden bij het openen Druk op de schakelaar 4 om het volgende Druk op de schakelaar 5 om het volgende van de klep.
BINNENVERLICHTING (3/3) Bijzonderheden Afhankelijk van de auto, gaat bij het ont- grendelen van de portieren met de afstands- bediening de binnenverlichting enige tijd branden. Met het openen van een voor- of achterportier gaat de verlichting opnieuw enige tijd branden. Daarna gaat de verlichting in het interieur en in de bagageruimte geleidelijk uit.
ZONNEKLEP, SPIEGELS, HANDGREEP Zonneklep voor Communicatiespiegel 4 (afhankelijk van de auto) Laat de zonneklep 2 zakken. In de communicatiespiegel kunt u kinde- ren achterin de auto in de gaten houden. Make-up spiegels Trek naar beneden (beweging A) in de (afhankelijk van de auto) werkstand.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/8) Opbergruimte in voorportieren 1 Bovenste opbergruimte Open de opbergruimte 4 van dashboard aan bestuurderszijde A Druk op de knop 2, plaats uw hand op de zones 3 en til omhoog om het opbergvak te openen A. Open de opbergruimte uitsluitend als de auto stilstaat.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/8) Opbergruimte 5 Dashboardkastje 7 Opbergruimte 8 Opbergruimte middenconsole/ draadloze lader - inductieladen 6 Raadpleeg voor meer informatie over de in- ductielaadzone de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/8) Bekerhouder 9 Opbergruimte in middelste armsteun 11 Afhankelijk van de auto is de bekerhouder mogelijk voorzien van haakjes om de beker Til de kap van de armsteun omhoog 10. op zijn plaats te houden. Hierin kunnen een losse asbak, blikjes enz. Bergruimte van de worden geplaatst.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/8) Opbergruimte boven cabine Opberglade aan voor 13 passagiersstoel 14 Gebruik deze niet om op of van de auto te Trek aan de handgreep 15 om dit te openen klimmen of om er aan te hangen. als de auto hiermee is uitgerust. Plaats geen natte voorwerpen of flessen met vloeistof in de bovenste opbergruimte van Dashboardkastje...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/8) Opbergruimte in schuifdeur 18 Opbergruimte 19 De voorwerpen die in de opbergruimtes Om het dashboardkastje 19 te openen, in de schuifdeuren worden opgeborgen, steekt u uw hand in plaats 20 en trekt u. mogen niet uitsteken, omdat de deuren dan niet kunnen schuiven.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/8) Opbergruimte 23 onder Om het zitkussen terug te plaatsen, volgt u Hoedenplank 24, opslagruimte 25, de stappen in omgekeerde volgorde: penhouder 26 en bekerhouder 27 passagiersstoel voorin – Trek het kussen omhoog om het achter- (afhankelijk van de auto) (voor de auto’s met een voorbank met twee ste deel B van het kussen onder de rug- plaatsen)
Pagina 380
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (7/8) Tafeltje 24 De hoedenplank terugplaatsen: – steek het uiteinde 31 van de hoeden- Druk om de hoedenplank te verwijderen op plank in de sleuf 30; de knop 28 (beweging E) en til de hoeden- plank op (beweging F). –...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (8/8) Bergvakken 32 bij de Kledinghaken 33 voetsteunen van de tweede zitrij Afhankelijk van de auto kunnen deze haak- achterin jes op het dakpaneel achter de stoelen zijn (bij auto’s met 7 zitplaatsen) geplaatst. In deze opbergruimtes passen wegenkaar- Om veiligheidsredenen is het gebruik van de ten, doeken, enz.
ACCESSOIREAANSLUITING (1/2) Accessoireaansluitingen 1, 2, 3 Afhankelijk van de auto zijn deze bedoeld voor de aansluiting van accessoires die zijn goedgekeurd door onze technische dienst. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V). Als verschillende accessoire- aansluitingen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aan- gesloten accessoires niet meer zijn dan...
Pagina 383
ACCESSOIREAANSLUITING (2/2) Accessoireaansluitingen 4, 5, 6 Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V). Als verschillende accessoire- aansluitingen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aan- gesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
HOOFDSTEUNEN ACHTER (1/3) Versie met standaardchassis Voor het terugplaatsen De hoofdsteun in de onderste stand is een opbergstand en alleen toegestaan (5 zitplaatsen) Druk het lipje 1 in en steek de poten in de als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. geleiders, met de vertandingen naar voren.
HOOFDSTEUNEN ACHTER (2/3) Versie met lang chassis Terugplaatsen (5-zits of 7-zits) Monteer de poten in hun geleiders en druk de hoofdsteun omlaag tot hij vergrendelt om Gebruiksstand hem in de hoogste stand te zetten. Controleer de vergrendeling. Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze blokkeert.
Pagina 386
HOOFDSTEUNEN ACHTER (3/3) Versie met lang chassis De hoofdsteun in de onderste stand is een opbergstand en alleen toegestaan (vervolg) als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. Indien er een passagier op de stoel zit, mag Opbergstand 5 of 6 de hoofdsteun niet in de onderste stand ge- Druk op de knop 7 of 8 en laat de hoofd- bruikt worden.
ZITPLAATSEN ACHTER (1/3) : versie met standaardchassis Naar voren of achteren zetten De rugleuning neerklappen – trek aan de hendel 2 van de rugleuning die u wilt neerklappen en laat deze zo ver van de stoelen (stand vlakke vloer) mogelijk neer. Trek de hendel 1 omhoog om te ontgrende- Rugleuning A of B kan op de stoelbasis controleer of de stoel goed vergrendeld is.
ZITPLAATSEN ACHTER (2/3) : versie met standaardchassis Toegang tot de bagageruimte Controleer steeds nadat de In sommige situaties (bijvoorbeeld om toe- Beperking voor het gebruik achterstoelen zijn gebruikt of gang te krijgen tot de bagageruimte) kunt u de veiligheidsgordels achterin Het is absoluut verboden om te de stoel A of B kantelen: nog goed op hun plaats zitten...
Pagina 389
ZITPLAATSEN ACHTER (3/3) : versie met standaardchassis Bij het bewegen van de achter- stoelen: Controleer na het terugplaat- – zorg dat er niemand in de sen van de rugleuning of buurt van de bewegende delen deze goed is vergrendeld. Let op bij het gebruik van –...
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (1/18) Achterstoelen van de tweede Rugleuning verstellen (comfortpositie) Trek aan de riem 3 om de rugleuning te ont- De zitplaatsen achter worden gevormd door grendelen en deze in de gewenste stand te afzonderlijke stoelen. klappen (drie mogelijke standen).
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (2/18) Neerklappen van de rugleuning van een Als de rugleuning geheel tegen de zitting stoel (tafelblad) is geklapt (beweging A) kan hij gebruikt worden als tafelblad. – zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk; In deze stand kunnen de stoelen een ge- –...
Pagina 392
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (3/18) Rugleuning weer omhoog zetten (tafelstand) – Trek aan de riem 3 of druk op de hand- greep 4 om de rugleuning te ontgrende- len; – pak de rugleuning vast en zet deze Controleer na het terugkan- omhoog (beweging B);...
Pagina 393
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (4/18) Stoel opklappen – haal de handgreep 6 zo ver mogelijk (neergeklapte stand) omhoog om de stoel te ontgrendelen of trek aan de rode riem 7 aan de achter- – Zet de voorstoelen naar voren; kant van de stoel als u op de derde zitrij –...
Pagina 394
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (5/18) Beperking voor het gebruik Het is niet toegestaan met een neergeklapte stoel te rijden als een passagier op een andere stoel in dezelfde rij zit. De sticker 8 op de achte r kant van de stoelen herinnert u hieraan.
Pagina 395
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (6/18) Terugplaatsen van de bank – Trek de rode riem 7 zo ver mogelijk omhoog en laat de stoel neer totdat deze Controleer, om elk risico van op de vloer vastklikt (beweging D); verwondingen te voorkomen, of niemand zich in de buurt van –...
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (7/18) Achterstoelen van de derde rij – Til de stoel omhoog en zet in de verticale Stoel op de tweede zitrij in oorspronkelijke stand (beweging C); stand terugzetten: Toegang tot de achterstoelen van de –...
Pagina 397
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (8/18) Beperking voor het gebruik Voordat u een stoel van de tweede zitrij naar voren verplaatst, moet de stoel in Controleer, om elk risico van de tafelstand staan. verwondingen te voorkomen, De sticker 9 op de achterkant van de of niemand zich in de buurt van stoelen herinnert u hieraan.
Pagina 398
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (9/18) Naar voren of achteren zetten van de Rugleuning verstellen stoelen (comfortpositie) Tijdens het bewegen van de Haal de handgreep 10 omhoog of trek vanaf Trek aan de riem 12 om de rugleuning te stoelen van de derde rij achter: de achterkant van de stoel aan de zwarte ontgrendelen en deze in de gewenste stand...
Pagina 399
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (10/18) Neerklappen van de rugleuning van een Als de rugleuning geheel tegen de zitting stoel (tafelblad) is geklapt (beweging E) kan hij gebruikt worden als tafelblad. – zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk In deze stand kunnen de stoelen een ge- –...
Pagina 400
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (11/18) Rugleuning weer omhoog zetten (tafelstand) – Trek aan de riem 12 of druk op de hand- greep 13 om de rugleuning te ontgrende- len; – pak de rugleuning vast en zet deze Controleer na het terugkan- omhoog (beweging F);...
Pagina 401
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (12/18) Stoel opklappen – Trek aan de rode riem 14 vanaf de ach- (neergeklapte stand) terkant van de stoel om deze te ontgren- delen; Tijdens het bewegen van de – Druk de stoelen van de twee zitrij zoveel stoelen van de derde rij achter: mogelijk naar voren;...
Pagina 402
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (13/18) Terugplaatsen van de bank Tijdens het bewegen van de – Trek de rode riem 14 zo ver mogelijk uit stoelen van de derde rij achter: en laat de stoel neer (beweging H) totdat –...
Pagina 403
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (14/18) Beperking voor het gebruik Wanneer er een passagier op een stoel van de derde rij zit, is het niet toegestaan om te rijden met de rugleuning van een stoel van de tweede rij neergeklapt. De sticker 15 op de achterkant van de stoelen herinnert u hieraan.
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (15/18) Achterstoelen op de tweede en – Druk op het gebied 18 rond de connector Verwijderen van de stoel: en trek tegelijkertijd aan de connector om derde zitrij – Trek aan de ontgrendelingsschake- deze los te koppelen;...
Pagina 405
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (16/18) De stoelen installeren – Bevestig de haken 25 aan het anker- punt 26 gemarkeerd met een pijl 27 door Controleer voordat u een stoel monteert de rugleuning van de stoel voorzichtig op of deze op de juiste positie in het voertuig te tillen;...
Pagina 406
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (17/18) De stoelen installeren – Sluit de connector 17 aan en vergrendel (vervolg) het rode lipje 19; Aansluiten van de connector 17: – Plaats de kabel 21 terug in de uitsparing in het tapijt 28; –...
Pagina 407
ZITPLAATSEN ACHTERIN : versie met lang chassis (18/18) De stoelen installeren (vervolg) De stoelen in de gebruiksstand plaatsen: Na het weer aanbrengen van de con- – Trek aan de rode riem 29 zo ver als mo- nector 17 en het sluiten van de klep 20, gelijk is;...
Pagina 408
HOEDENPLANK De afdekplaat bestaat uit twee harde delen. – Opbergstand B. Er zijn twee standen mogelijk: Om de hoedenplank op te slaan, schuift u deze in de geleider 3 achter de rugleuning – de hoge stand A; van de achterbank. In dit geval kunt u het gedeelte 2 op het ge- deelte 1 vouwen door het op te tillen zoals aangegeven door de pijl.
BAGAGE-AFDEKPLAAT (1/2) Oprollen van het soepele deel Trek voorzichtig aan de hendel 3 om de pinnen 4 los te maken uit hun ankerpunten 6 van de bagage-afdekking aan weerszijden van de bagageruimte en rol Op de hiermee uitgeruste voertuigen kan vervolgens de bagageafdekplaat 5 op.
BAGAGE-AFDEKPLAAT (2/2) Verwijderen van de bagage- Terugplaatsen van de bagage- Opbergen van de bagage- afdekplaat afdekplaat afdekking Draai met behulp van de 3 handgreep het Plaats de linkerkant van de bagageafdek- U kunt de bagageafdekplaat 5 direct op de flexibele gedeelte van de bagageafdek- plaat 5, druk de rechteraanslag 7 naar links vloer.
SCHEIDINGSNET (1/4) Aanbrengen van het Voor de auto’s die hiermee zijn uitgerust, – stel de band 5 van het net zo af, dat het is het scheidingsnet handig bij vervoer van goed strak staat. scheidingsnet achter de dieren of bagage, om deze af te scheiden achterstoelen van het passagiersgedeelte.
SCHEIDINGSNET (2/4) Aanbrengen van het – haal de afdekkingen 2 omhoog om bij de verankeringspunten 1 te komen; scheidingsnet achter de voorstoelen – steek de bovenste staaf 4 van het net in de verankeringspunten 1; (standaardchassis) – verwijder de afdekkingen 8 om bij de ver- Aan beide kanten in de auto: ankeringspunten 9 te komen;...
Pagina 413
SCHEIDINGSNET (3/4) Aanbrengen van het – bevestig de twee haken 13 van de net- banden 12 aan de ankerpunten 14; scheidingsnet achter de achterstoelen – stel de riem van het net 12 zo af dat dit strak staat; (lang chassis) –...
Pagina 414
SCHEIDINGSNET (4/4) Aanbrengen van het – verwijder de afdekkingen 18 om bij de verankeringspunten 19 te komen; scheidingsnet achter de – bevestig de twee haken 21 van de net- voorstoelen banden 20 aan de ankerpunten 22; (lang chassis) – stel de riem van het net 20 zo af dat dit strak staat;...
BAGAGERUIMTE, INDELING EN BEVESTIGINGEN Bevestigingshaken Bekerhouder 5 (afhankelijk van de auto) Bevestigingspunten 1. Opbergruimte 6 Tassenhaak 2 (afhankelijk van de auto) Maximum gewicht per haak: 5 kg. Opbergruimte A Let op dat er geen harde, Maak het klepje 3 los. zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (1/4) Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuning van de achterbank bij de nor- male belading (voorbeeld A); – de rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neerge- klapt als u grote voorwerpen moet vervoe- ren (voorbeeld B);...
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (2/4) Zorg voor uw eigen veiligheid ervoor, dat alle portieren van uw auto goed gesloten zijn voordat u wegrijdt. Transport van goederen in de Bijzonderheid gesloten Wanneer u met de klapdeur laadruimte bestelwagen rechtsachter open rijdt, zet dan altijd de vervoerde lading goed Afhankelijk van de auto kunnen de draai- Draaiende ringen 3:...
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (3/4) “Open Sesame”-versie Uitsparing 8 en imperiaal 7 Om dit te doen, draait u de partitie 4. Volg de procedure bij het draaien van de partitie (afhankelijk van de auto) Gebruik, afhankelijk van de breedte en ➥...
Pagina 419
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (4/4) Maximaal laadgewicht van imperiaal 7: Opbergstand 30 kg, gelijkmatig verdeeld. Trek met de dakdrager in de werkstand de Maximale laadlengte: hendel 6 omlaag om de dakdrager te ont- grendelen. Grijp de dakdragerstang 5 en –...
VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak Maximale kogeldruk op trekhaak, max. aanhangermassa geremd en on- geremd: ➥ 6.7. Keuze en monteren van een trekhaak Maximale massa van de trekhaak: – 7.3 kg bij een auto met een trekhaak- voorbereiding; Afmeting A (maximum) –...
DAKDRAGERS (1/3) Modulaire dakdragers Voordat u een last op de modulaire dakdra- gers vervoert, moeten deze in de werkstand worden gezet: Zorg ervoor dat de stangen niet het dak van het voertuig raken, om krassen te – maak de hendels 1 los (beweging A); vermijden.
DAKDRAGERS (2/3) Verschuiven van de stang Zoek de juiste stand en vergrendel de stang in de dwarspositie (afb. E). Wanneer u de dragers niet in dwarsge- De dakdrager 2 kan worden verschoven plaatst gebruikt, plaatst u de dragers in Controleer of de twee dakdragers goed ver- naar een kleinere of grotere afstand van de de lengterichting om het brandstofver- grendeld zijn.
Pagina 423
DAKDRAGERS (3/3) Raadpleeg uw merkdealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan uw auto. Montage moet gebeuren volgens de montagevoorschriften van de fabrikant. Het is raadzaam deze voorschriften bij uw instructieboekje te bewaren. Dakdragers in lengterichting Indien de auto ermee is uitgerust kunt u bagage of extra uitrusting (fietsdrager, ski- drager ...) vervoeren: –...
DAKVERANKERINGSPUNTEN Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Voordat u de achterklep opent, controleert u de objecten en/of accessoires (fietsenrek, dakkoffer enzovoort) die zijn bevestigd op de dakdragers: deze moeten juist zijn ge- Raadpleeg uw merkdealer voor het plaatst en vastgemaakt en mogen er niet kiezen van de uitrusting die aangepast voor zorgen dat de achterklep niet helemaal is aan uw auto.
Pagina 425
Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Peilen.
MOTORKAP (1/2) Motorkap openen Om de motorkap te openen, opent u een portier en trek u aan de 1-hendel aan de lin- Om de motorkap te ontgrendelen, tilt u deze kerkant van het dashboard. iets op en drukt u het lipje 2 in de richting van de pijl A om de haak vrij te maken.
MOTORKAP (2/2) Motorkap sluiten Controleer voordat u de motorkap sluit of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Om de motorkap te sluiten, pakt u het Het aandrijfsysteem van de midden van de motorkap en laat u deze van elektrische auto gebruikt onge- 25 cm hoogte dichtvallen.
PEILEN (1/2) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig de peilen van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische Het aandrijfsysteem van de dienst goedgekeurde producten die zorgen elektrische auto gebruikt onge-...
PEILEN (2/2) Vullen Na werkzaamheden aan het hydraulische circuit moet de remvloeistof worden ver- vangen door een deskundige. Gebruik hier- voor uitsluitend door onze technische dienst goedgekeurde remvloeistof uit een verze- gelde verpakking. Peil 2 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken, maar het mag nooit beneden het merkteken “MINI”...
12 V-HULPACCU (1/2) Onderhoud/vervanging De capaciteit van uw 12 V-hulpaccu 1 kan verminderen, vooral als u uw auto gebruikt: – bij een lage buitentemperatuur; – na langdurig gebruik van stroomverbrui- kers bij afgezette motor. Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 V gelijkspanning.
Pagina 431
12 V-HULPACCU (2/2) Pechhulp Om uw auto niet te beschadigen, is het verboden om de 12 V-hulpaccu op te laden met behulp van: – een lader van een externe accu; – een accu van een andere auto. Doe beroep op een merkdealer. Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu.
BANDENSPANNINGEN (1/2) Auto met een controlesysteem voor ban- denspanning Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het waarschuwingslampje op het instru- mentenpaneel ➥ 2.23. Sticker A B: bandenmaat van de auto. C: geplande rijsnelheid of, afhankelijk van Open het bestuurdersportier om het te lezen.
Pagina 433
BANDENSPANNINGEN (2/2) De veiligheid van de banden en de mon- Auto’s gebruikt bij maximale tagevoorschriften van de ketting: Voor in- belasting (maximaal toegela- formatie over het onderhoud en, afhankelijk ten totaalmassa) en met een van de uitvoering van de auto, het gebruik aanhangwagen van sneeuwkettingen ➥...
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer Houd bij het rijden op pas geasfalteerde mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- wegen afstand van de andere auto’s om be- Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- schadiging van lak en ruiten door opspat- met door onze technische diensten geselec-...
Pagina 435
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen De auto wassen in felle zon of als het vriest. Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder Ontvetten of reinigen met ze eerst met water los te weken. behulp van een hoge- drukreiniger of sproeipro- De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan ducten die niet door onze...
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Reinigen van stickers, matte lak decoratiefolie, enz. Zet de schakelaar van de ruitenwisser weer in de ruststand. ➥ 1.183, ➥ 1.187. Controleer Voor dit type lak moeten bepaalde voor- Wat u moet doen de bevestiging van de uitrusting aan de bui- zorgsmaatregelen worden genomen.
Pagina 437
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting (bijv. matten) verwijdert om het interieur te reinigen, moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terugplaatst (leg de bestuur-...
Pagina 439
Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band, reservewiel ..............Pompset voor de banden .
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2) In geval van een lekke band Als u de auto stilzet in de berm Afhankelijk van de auto hebt u de beschik- van de weg, moet u de andere king over een reservewiel of een bandenop- weggebruikers waarschuwen pompset.
Pagina 441
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2) – Bevestig de hendel 3 door deze indien nodig iets naar links te schuiven om de haak te vinden 5. – Draai de moer vast met de sleutel 1 om het geheel te plaatsen en te vergrende- len.
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 443
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4) Opmerking: terwijl de fles leegloopt (on- geveer 30 seconden), geeft de mano- meter 2 kort een spanning tot 6 bar aan, daarna daalt de spanning; – Corrigeer de spanning: voor meer span- ning, ga door met oppompen met de set.
Pagina 444
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4) Als de band correct is opgepompt, verwij- Laat nooit gereedschap in de dert u de set: maak de pompaansluiting los auto rondslingeren. Dit is ge- van de fles 3 om spatten te voorkomen, en vaarlijk als u plotseling moet bewaar de fles in een plastic verpakking om remmen.
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4) Voorzorgsmaatregel bij het gebruik van de set de set mag niet langer dan 15 minuten aan- eengesloten gebruikt worden. De fles moet na het eerste gebruik worden vervangen, ook al zit er nog vloeistof in. Na een reparatie met behulp van de set, mag u niet meer dan 200 km rijden.
GEREEDSCHAP (1/2) Wieldop gereedschap5 Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen. Wielboutgeleider 6 Voor het loszetten van het laatste stuk of het vastzetten van het eerste stuk van de wiel- bouten. Sleepoog 7 ➥ 5.40 Wielmoersleutel 8 Hiermee draait u de wielbouten en het sleepoog 7 los en zet u deze weer vast.
GEREEDSCHAP (2/2) Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen. Zorg dat alle gereed- schap na gebruik correct in de steun en de houder wordt geplaatst, bevestig de riem 9 en zorg dat de toegangsklep van de gereedschapsset goed is vergren- Bergplek A in de deld.
WIELDOP - WIEL Wieldop met onzichtbare Wieldop 3 Centrale wieldop met zichtbare wielbouten wielbouten Maak de wieldop los met behulp van de (Sierdop 4) wieldopsleutel 1 (opgeborgen in de gereed- Steek het haakje van de wieldopsleutel 1 schapsset) door het haakje in de opening (opgeborgen bij het gereedschap) in de De bouten zijn rechtstreeks toegankelijk.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Begin de krik met de hand te draaien door de steunplaat van de krik 1 in de iets inge- Verwijder de wieldop (indien van toepas- sprongen groef onder de auto, tussen de sing).
Pagina 450
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Auto met een controlesysteem voor ban- Draai de wielbouten geheel los en neem het denspanning wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai Bij een te lage bandenspanning (lekken, te het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
BANDEN (1/3) Bandenspanning Veiligheid van de banden - wielen De banden vormen de enige verbinding Houd u aan de bandenspanningen (inclusief tussen de auto en het wegdek, het is daarom het reservewiel), controleer de bandenspan- van het grootste belang dat zij in goede staat ningen ten minste eenmaal per maand en verkeren.
BANDEN (2/3) Vervangen van de banden Auto met een controlesysteem voor ban- Controleer de spanning bij koude banden, denspanning houd geen rekening met een hogere waarde bij warm weer of na een snel gereden rit. Bij een te lage bandenspanning (lekken, te Indien u de bandenspanning niet bij koude lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
BANDEN (3/3) De banden in de winter Winterbanden Voor een optimale grip van uw auto raden Sneeuwkettingen wij u aan deze banden op alle vier wielen te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond de voorwielen worden gelegd. Let op: deze banden hebben soms een pijl met de draairichting en een indicatie van de Als een te grote bandenmaat is gemonteerd, maximumsnelheid die lager kan liggen dan...
KOPLAMPEN: lampje vervangen (1/2) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 V gelijkspanning. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder span- ning staan. Let op de waarschuwingen op de stickers in de auto. Elke ingreep of wijziging aan het elek- trische 400 V-systeem van het voertuig (componenten, kabels, connectoren,...
KOPLAMPEN: lampje vervangen (2/2) LED mistlichten voor 8 Raadpleeg een merkdealer. Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een ver- keerde aansluiting kan de elek- trische installatie worden be- LED koplampen Rijverlichting, LED markeringslichten schadigd (bedrading, organen en in het voor 3 bijzonder de dynamo).
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (1/4) Richtingaanwijzers, Maak van buitenaf de lichten vrij door ze 4 Remlicht naar achteren te trekken. Lamptype 4: P21W of, afhankelijk van achteruitrijlichten, mistlichten de auto, PR21W. en remlichten Demonteer de lamphouders 3 door de klem- metjes 2 te ontgrendelen.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (2/4) LED Markeringslichten 8 Derde LED remlicht 9 LED kentekenverlichting 10 (afhankelijk van de auto) Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5.19...
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (3/4) Kentekenverlichting LED zijknipperlichten 13 Draai de schroef 11 los. Raadpleeg een merkdealer. Maak het kapje van het lamphuis los 12 zodat u bij het lampje kunt komen. Lamptype: W5W. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen.
Pagina 459
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (4/4) Richtingaanwijzers 14 Lamptype: WY5W. Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg- Aangezien de buitenspiegelkap moet orde te werk. worden verwijderd, kunt u de lamp best laten vervangen door een erkende dealer. Zorg ervoor dat: –...
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/7) Plafondverlichting voor 1 Bij het monteren – Klem de lichtkap 2op de lamphouder 3; – Maak de lichtkap los 2 (met bijvoor- beeld een platte schroevendraaier) in de – klik de interieurverlichting erin 1totdat het stand A; geheel vastklikt;...
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/7) Kaartleeslampjes voorin 6 Bij het monteren (afhankelijk van de auto) – Klem de lichtkap 7 op de lamphouder 8; – Maak de lichtkap los 7 (met bijvoor- – klik het leeslampjesblok erin 6 totdat het beeld een platte schroevendraaier) in de geheel vastklikt;...
Pagina 462
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (3/7) Voorste LED leeslampjes 11 Achterste LED leeslampjes 12 en 13 Ga naar een merkdealer. Ga naar een merkdealer. 5.24...
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (4/7) Leeslampje achter 14 Bij het monteren (afhankelijk van de auto) – Klem de lichtkap 15op de lamphou- der 16; – Maak de lichtkap los 15 (met bijvoor- beeld een platte schroevendraaier) in de – klik het leeslampjesblok erin 14totdat het stand C;...
Pagina 464
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (5/7) Verlichting dashboardkastje 19 Maak de betreffende lamp vrij. (afhankelijk van de auto) Lamptype: W5W. Maak het binnenlicht los 19 met behulp van een platte schroevendraaier door op het lipje 20 te drukken om het binnenlicht naar de binnenkant van de kastje te kantelen.
Pagina 465
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (6/7) Verlichting bagageruimte 21 Maak de kap 23 los om bij de lamp 24 te kunnen komen. Maak het binnenlicht 21 los met behulp van Lamptype 24: W5W. een platte schroevendraaier door op het lipje 22 te drukken om het binnenlicht naar de binnenkant van de bagageruimte te kan- telen.
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (7/7) Halogeenlamp van achterlicht 25 LED achterlicht 26 Maak de verspreider van de plafondverlich- Ga naar een merkdealer. ting met een platte schroevendraaier los. Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te halen. Lamptype: W6W Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn plaats.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2) Vervangen van het batterijtje N.B.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in de Open de afstandsbediening via gleuf 1 met sleutel aan. behulp van een platte schroevendraaier en Controleer bij het monteren, of het deksel vervang de batterij 2 en let daarbij op het goed vastzit en de schroef goed vastgezet type batterij en de juiste polariteit (+ en -) die...
Pagina 468
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.55. Voorzorgen met betrekking Gooi lege batterijen niet weg, maar lever tot batterijen: ze in bij een inzamelpunt voor lege bat- –...
HANDSFREE KAART: batterij (1/2) De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een merkdealer, de levensduur is ongeveer twee jaar. Let op dat er geen inkt op het batterijtje zit: risico van slecht elektrisch contact. Als deze vervangen moeten Vervangen van het batterijtje Ga bij het monteren te werk in omgekeerde worden, moet u hetzelfde of volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij-...
Pagina 470
HANDSFREE KAART: batterij (2/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.55. Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen.
RADIOVOORBEREIDING – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor- schriften van de uitrusting op. Inbouwplaats voor de radio 1 Luidsprekers in de – De benodigde steunen en verbin- voorportieren 2 dingskabels die de merkdealer u kan Maak het afdekplaatje los. De aansluitingen: leveren, verschillen per type auto en ( + antenne) en ( –...
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Ga naar een merkdealer. Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon- tact niet overschrijdt ➥...
ZEKERINGEN (1/3) Zorg dat u altijd een doos met reserve- lampen en -zekeringen in de auto heeft, deze is verkrijgbaar bij een merkdealer. Zekeringenkastjes Tangetje 3 Trek de zekering los met behulp van het tan- Controleer de staat van de zekeringen als getje 3 aan de achterkant van de klep.
ZEKERINGEN (2/3) Bestemming van de zekeringen (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) Symbool Bestemming Ruitensproeier Á Koplampen ¼ Alarmknipperlichten (waarschuwingssignaal) Ì Geluidssignaal Ý Aansluiting trekhaak × Remlichten, UCH Raadpleeg de sticker met de verklaring Achterruitsproeier, achterlichten van de zekeringen in de opbergruimte.
Pagina 475
ZEKERINGEN (3/3) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt onge- veer 400 V gelijkspanning. Dit systeem kan tijdens en na het uitzetten van het contact onder span- ning staan. Let op de waarschuwingen op de stickers in de auto. Elke ingreep of wijziging aan het elek- trische 400 V-systeem van het voertuig (componenten, kabels, connectoren, tractiebatterij) is strikt verboden.
RUITENWISSERBLADEN: vervanging (1/2) Ruitenwisserbladen voorruit 2 Bij het monteren vervangen Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats- Zet de ruitenwissers in de onderhouds- ten, klemt u deze in de houder in de arm 3 standB voordat u ze vervangt. tot u een klik hoort. Controleer of het blad goed is vergrendeld.
RUITENWISSERBLADEN: vervanging (2/2) – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren. De wisser- motor kan hierdoor te warm worden. – Let op de staat van de ruitenwisser- bladen. Zodra hun werking afneemt moet u ze vervangen, ongeveer eens Ruitenwisserblad achter 5 per jaar.
Pagina 478
SLEPEN: pech (1/2) Voordat u gaat slepen, ook op een diepla- der, zet u de versnellingshendel in stand N. Ontgrendel de stuurkolom en zet de par- keerrem los. Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen inzake het slepen. Als u de sleepauto bestuurt, let dan op het toegestane sleepgewicht voor uw auto.
SLEPEN: pech (2/2) Zet het sleepoog 3 volledig vast: eerst met de hand tot dit blokkeert, daarna door het te vergrendelen met de wielmoersleutel of, afhankelijk van de auto, de hendel. Gebruik uitsluitend het sleepoog 3 en de wielmoersleutel of de hendel geleverd bij het gereedschap.
STORINGEN (1/7) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De tractiebatterij kan niet worden opgela- De buitentemperatuur is minder dan Laad uw auto weer op een gematigde plek op.
Pagina 481
STORINGEN (2/7) Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ont- Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto ver- grendelen of vergrendelen. grendelen/ontgrendelen en starten ➥ 1.55 en ➥ 2.2 of ➥...
Pagina 482
STORINGEN (3/7) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De afstandsbediening werkt niet voor het Batterij van de afstandsbediening leeg.
Pagina 483
STORINGEN (4/7) U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het starten ➥ 2.2 of ➥ 000. zijn niet vervuld. De handsfree-kaart werkt niet. Plaats de kaart in de hiervoor bestemde uitsparing op de middenconsole ➥...
Pagina 484
STORINGEN (5/7) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De motor wordt te warm. De koelvloei- Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in stoftemperatuurmeter staat in de geva- van een merkdealer. renzone en het waarschuwingslampje ®...
Pagina 485
STORINGEN (6/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen. ➥ 5.35. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
Pagina 486
STORINGEN (7/7) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Condens in de koplampen of achterlich- Condens is een normaal verschijnsel dat ten. door variaties in temperatuur en vochtig- heid kan worden veroorzaakt. In dat geval verdwijnen de sporen geleide- lijk aan als de lichten branden. Het waarschuwingslampje van het niet Een voorwerp tussen de vloer en de stoel Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voo-...
Pagina 487
Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatje ............... Technische informatie voor de hulpdiensten .
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa) moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (Maximaal toegelaten trein- bestellen van onderdelen altijd worden massa: auto met aanhanger). vermeld. 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras De aanwezigheid en de plaats van de in- 7 MMTA achteras.
TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR Code op het label A geeft hulpverle- Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- ners via een tablet of smartphone direct toe- baar is, zowel op de voorruit als de achter- gang tot de technische voertuiginformatie ruit.
IDENTIFICATIEPLAATJE EN GEGEVENS VAN DE MOTOR Motorkenmerk De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- Type motor. 5AGEN3 stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor.
AFMETINGEN (in meter) (2/2) “Normaal chassis” “Lang chassis” 0,962 2,716 3,100 0,810 0,848 4,488 4,910 Buitenspiegels ingeklapt 1,919 Buitenspiegels uitgeklapt 2,159 1,570 tot 1,585 1,590 tot 1,610 Break uitvoering 1,810 H (onbelast) Besteluitvoering 1,830 Draaicirkels tussen stoepranden 10,9 12,4 Draaicirkels tussen muren 11,2 13,1 Let op: als de auto dakdragers heeft, moet de hoogte worden verhoogd met 0,052 m (de dragers zijn niet demonteerbaar).
MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Besteluitvoering Break uitvoering Uitvoeringen Normaal chassis Lang chassis Normaal chassis Lang chassis Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Max. toegelaten massa (MMTA) Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje ➥...
ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.15...
Pagina 502
PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.16...
Pagina 503
PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.17...
Pagina 504
PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.18...
Pagina 505
PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.19...
Pagina 510
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/7) openen/sluiten make-up spiegels ................3.27 bagageruimte ............... 1.26 – 1.27 massa’s ................... 6.7 opkrikken van de auto maten..................6.5 – 6.6 verwisselen van een wiel ..........5.11 – 5.12 menu persoonlijke instellingen van de auto..1.149, 1.159 → 1.161 oplaadklep ................1.9 →...
Pagina 516
à999104138Sú ò ê ä DK RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com...