VERLICHTING EN SIGNALISATIE
Inschakelen/uitschakelen
2
Koplampen met adaptief grootlicht
inschakelen
Draai de ring 3 totdat het symbool
"AUTO" tegenover de markering
2 staat en druk vervolgens op de scha
kelaar 6 .
Het controlelampje
strumentenpaneel gaat branden als
het dimlicht is ingeschakeld.
Adaptief grootlicht uitschakelen:
Druk op de schakelaar 6 : het
waarschuwingslampje verdwijnt van
het instrumentenpaneel.
1 5 0 - K e n u w a u t o
me:
– extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
– als er iets achter de voorruit of
voor de camera zit;
– als een achterligger of tegenlig
ger weinig verlichting voert of af
gedekte lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de kop
lampen;
– reflecterende systemen;
– ...
Bijzonderheid
De verlichting van het adaptieve groot
licht is geschikt voor de geselecteerde
rijmodus (My Sense/ECO/Comfort/
Sport). De snelheidsdrempels voor in
op het in
schakelen en uitschakelen zijn ver
schillend:
– In de modus My Sense, ECO of
Comfort wordt het adaptieve grootlicht
ingeschakeld als de rijsnelheid hoger
is dan ongeveer 40 km/u en uitgescha
keld bij een snelheid lager dan onge
veer 20 km/u.
Het systeem kan onder be
paalde omstandigheden
niet goed werken, met na
De sterkte van het grootlicht past zich
aan de snelheid van de auto in deze
modi en tussen deze drempelwaarden
aan.
– In de modus Sport wordt het adap
tieve grootlicht ingeschakeld als de rij
snelheid hoger is dan ongeveer 40 km/
u en uitgeschakeld bij een snelheid la
ger dan ongeveer 30 km/u.
Lichten uitschakelen
De lichten gaan automatisch uit bij het
openen van het bestuurdersportier of
bij het vergrendelen van de auto of
één minuut nadat de motor is uitge
schakeld.
In dat geval schakelen, bij de volgende
keer starten van de motor, de lichten