VERLICHTING EN SIGNALISATIE
VERLICHTING EN SIGNALEN
2
Rijverlichting
Draai de ring 3 tot het symbool "AU
TO" tegenover de markering 2 staat.
De dagrijverlichting schakelt overdag
automatisch in (zonder dat u de scha
kelaar 1 hoeft te bedienen) bij het star
ten van de motor en gaat uit als de
motor stopt.
1 4 6 - K e n u w a u t o
zijlichten
Draai de ring 3 tot het symbool
tegenover de markering 2 staat; Dit
controlelampje op het instrumenten
paneel licht op.
Opmerking: afhankelijk van de auto
kunnen de stadslichten alleen hand
matig worden geactiveerd als de par
keerrem is aangetrokken of, afhanke
lijk van de auto, als de versnellings
pook in de stand P staat.
Anders wordt het bericht "Markerings
licht Niet beschikbaar" weergegeven
op het instrumentenpaneel om u te in
formeren dat het niet mogelijk is om de
zijverlichting te activeren.
Dimlichten
Handbediend
Draai de ring 3 tot het symbool tegen
over de markering 2 staat; Dit contro
lelampje op het in-strumentenpaneel
licht op.
Controleer, voordat u in
het donker wegrijdt, de
werking van de verlich
ting en stel indien nodig
de stand van de koplampen af op
de belasting van de auto. Zorg er
voor dat de lichten niet bedekt zijn
(vuil, modder, sneeuw, vervoer
van voorwerpen, enz.).
Automatische werking
Draai de ring 3 tot het symbool "AU
TO" tegenover de markering 2 staat:
met draaiende motor schakelen de
dimlichten automatisch in en uit naar
gelang van de helderheid buiten, zon
der dat u de schakelaar 1 hoeft te be
dienen.
Afhankelijk van de auto verschijnen de
dimlichten automatisch na enkele wis